|
2
‘Een vergadering gehad?’ vroeg de taxichauffeur die Erika terugreed naar de stad. Hij grinnikte vaderlijk naar haar in het achteruitkijkspiegeltje, alsof het hem vertederde: die vrouwen die tegenwoordig werkten, keurig gekleed, bijna als echte zakenlieden.
‘Ja,’ zei Erika. Ze schudde even flink met haar paraplu op de vloer van de auto. ‘Kijk maar liever op de weg.’
‘Jawel, dame!’ De chauffeur tikte met twee vingers tegen zijn voorhoofd in een spottend begroetingsgebaar.
‘Vanwege de regen,’ voerde Erika ter verdediging aan. Ze wees naar de druppels die keihard op de autoruiten roffelden. ‘Glad op de weg.’
‘Ik heb net een of andere ezel naar het vliegveld gebracht,’ zei de chauffeur. Hij zweeg even toen hij van baan wisselde, met een vlezige hand op het stuur en de andere arm nonchalant over de rug van de stoel naast hem, en intussen stelde Erika zich een heuse ezel voor op de achterbank van de taxi.
‘Die dacht dat al die regen wordt veroorzaakt door de klimaatverandering. Ik zei tegen hem: nee man, het heeft niets te maken met klimaatverandering. Dat komt door La Niña! Weet je iets van La Niña? El Niño en La Niña? Dat zijn natuurverschijnselen! Die komen al duizenden jaren voor.’
‘Juist,’ zei Erika. Was Oliver maar bij haar. Hij zou het gesprek van haar overnemen. Waarom wilden taxichauffeurs hun passagiers altijd per se iets bijbrengen?
‘Yep. La Niña,’ zei hij met wat op een Mexicaanse uitspraak moest lijken. Hij genoot er duidelijk van om ‘La Niña’ te zeggen. ‘We hebben wel mooi het record gebroken, toch? De langste onafgebroken regenperiode in Sydney sinds 1932. Een hoeraatje voor ons!’
‘Ja,’ zei Erika. ‘Een hoeraatje voor ons.’
Dat was in 1931 geweest, ze vergat nooit jaartallen, maar ze vond het niet nodig hem te corrigeren.
‘Ik geloof dat het 1931 was,’ zei ze. Ze kon er niets aan doen. Het was een karakterfoutje van haar. Dat wist ze.
‘Yep, klopt, 1931,’ zei de chauffeur, alsof hij dat net zelf ook had gezegd. ‘En daarvoor was het een periode van vierentwintig dagen, in 1893. Vierentwintig dagen aan één stuk door regen! Laten we hopen dat we dat record niet ook verbreken! Wat denkt u?’
‘Laten we hopen van niet,’ zei Erika. Ze ging met een vinger langs haar voorhoofd. Was het zweet of regenwater?
Toen ze in de regen voor de bibliotheek op de taxi had staan wachten, was ze gekalmeerd. Haar ademhaling was weer normaal, maar haar maag ging nog steeds tekeer en ze was doodmoe, uitgeput, alsof ze een marathon had gelopen.
Ze pakte haar telefoon en sms’te Clementine: Sorry, moest ineens weg, problemen op het werk, je deed het fantastisch, spreek je later. E x
Ze veranderde ‘fantastisch’ in ‘heel goed’. Fantastisch was overdreven. En ook niet correct. Ze drukte op ‘verzenden’.
Het was een beoordelingsfout geweest om kostbare werktijd uit te trekken om naar Clementines verhaal te komen luisteren. Ze was alleen gegaan om haar te steunen en omdat ze haar eigen gevoelens over het voorval een plaats wilde geven. Het was alsof haar herinnering aan die middag een strookje van een ouderwetse filmrol was waar iemand een paar frames uit had geknipt. Het waren niet eens hele frames. Het waren snippers. Dunne snippertjes tijd. Ze wilde alleen dat die snippertjes ingevuld werden zonder dat ze tegenover iemand hoefde toe te geven ‘ik herinner me niet alles meer’.
Er kwam een beeld bij haar op van haar eigen gezicht in haar badkamerspiegel, en haar handen die hevig trilden terwijl ze probeerde dat gele pilletje met haar duimnagel doormidden te breken. Ze vermoedde dat de hiaten in haar geheugen te maken hadden met dat pilletje dat ze die middag had geslikt. Maar die pil was haar voorgeschreven. Het was niet zo dat ze xtc naar binnen had gegooid voordat ze naar een barbecue ging.
Ze wist nog wel dat ze zich raar had gevoeld, een beetje afstandelijk, voordat ze naar de barbecue van de buren gingen, maar dat verklaarde nog steeds niet de hiaten in haar geheugen. Te veel gedronken? Ja. Te veel gedronken. Zie het maar onder ogen, Erika. Je had te veel op. Je was ‘dronken’. Erika kon niet echt geloven dat dat woord op haar van toepassing was, maar dat leek toch het geval te zijn. Ze was voor het eerst van haar leven onmiskenbaar dronken geweest. Dus misschien waren de gaten in haar geheugen het gevolg van alcohol. Net als bij Olivers vader en moeder. ‘Die zijn hele decennia van hun leven kwijt,’ had Oliver een keer gezegd in het bijzijn van zijn ouders, en die hadden allebei verrukt lachend hun glas geheven, ook al had Oliver niet eens geglimlacht.
‘En, waarmee verdient u de kost, als ik zo vrij mag zijn?’ vroeg de chauffeur.
‘Ik ben accountant,’ zei Erika.
‘Echt waar?’ Hij klonk veel te belangstellend. ‘Wat toevallig, want ik dacht juist aan...’
Erika’s telefoon ging, en ze schrok zoals altijd wanneer dat gebeurde. (‘Het is een telefoon, Erika,’ zei Oliver elke keer tegen haar. ‘Die gaan nu eenmaal.’) Ze zag dat het haar moeder was, de allerlaatste op aarde met wie ze op dit moment wilde praten, maar de chauffeur verschoof op zijn stoel en keek naar haar in plaats van op de weg, zijn lippen al bijna likkend bij het idee dat hij zo meteen gratis advies van haar kon krijgen. Taxichauffeurs wisten overal een beetje van. Hij zou haar willen vertellen over de fantastische mazen in de wet waarover hij van een van zijn klanten had gehoord. Erika was niet zo’n soort accountant. Voor ‘mazen in de wet’ had ze niet echt waardering. Misschien was haar moeder de minste van twee kwaden.
‘Hoi, mam.’
‘Hé, hallo! Ik verwachtte niet dat je zou opnemen!’ Haar moeder klonk zowel nerveus als uitdagend, wat allebei niet veel goeds beloofde.
‘Ik was er al helemaal op voorbereid dat ik een berichtje in moest spreken!’ zei Sylvia op beschuldigende toon.
‘Sorry dat ik opnam,’ zei Erika. Het speet haar oprecht.
‘Natuurlijk hoef je geen sorry te zeggen, ik moet me alleen even opnieuw instellen. Weet je wat, luister gewoon, dan doe ik net alsof ik het berichtje inspreek dat ik had voorbereid.’
‘Ga je gang,’ zei Erika. Ze keek naar de natgeregende straat, waar een vrouw met een paraplu worstelde die binnenstebuiten dreigde te klappen. Erika zag tot haar verbazing hoe de vrouw ineens haar geduld verloor en zonder haar pas in te houden de paraplu in een vuilnisbak propte en verder liep in de regen. Goed zo, dacht Erika, opgevrolijkt door dit tafereeltje. Wég met dat kreng.
Haar moeders stem klonk harder, alsof ze de telefoon anders vasthield. ‘Ik had hiermee willen beginnen: Erika, schat, wilde ik zeggen, Erika, schat, ik weet dat je nu niet kunt opnemen omdat je aan het werk bent, en wat jammer om op kantoor te moeten zitten op deze prachtige dag, niet dat het een prachtige dag is, maar normaal gesproken hebben we in deze tijd van het jaar schitterende dagen, en elke keer dat ik wakker word en naar de blauwe lucht kijk denk ik, o hemel, o, wat jammer, die arme, arme Erika, opgesloten op kantoor op deze prachtige dag! Dat denk ik dan, maar dat is de prijs die je betaalt voor succes in je werk! Was je maar boswachter geweest, of had je maar ander werk dat je buiten kon doen. Ik wilde eigenlijk geen boswachter zeggen, dat kwam nu ineens bij me op, en ik weet ook eigenlijk wel hoe dat kwam, namelijk doordat Sally’s zoon net van school is en boswachter wordt, en toen ze me dat vertelde dacht ik bij mezelf: wat een geweldige baan, wat een slim idee, in plaats van opgesloten te moeten zitten in een hokje zoals jij.’
‘Ik zit niet opgesloten in een hokje,’ zei Erika met een zucht. Haar kantoor had uitzicht op de haven en haar secretaresse kocht elke maandagochtend verse bloemen. Ze was dol op haar kantoor. Ze was dol op haar werk.
‘Het was Sally’s idee, weet je. Dat haar zoon boswachter wordt. Zo slim van haar. Ze is niet conservatief, die Sally, ze denkt out of the box.’
‘Sally?’ zei Erika.
‘Sally! Mijn nieuwe kapster!’ zei haar moeder ongeduldig, alsof ze Sally al jaren kende in plaats van een paar maanden. Alsof Sally een vriendin voor het leven zou worden. Ha. Sally zou hetzelfde lot wachten als al die andere geweldige onbekenden in het leven van haar moeder.
‘En wat zou je verder ingesproken hebben?’ vroeg Erika.
‘Even kijken... daarna zou ik, een beetje terloops, alsof het zomaar bij me opkwam, zeggen: o, trouwens, moet je horen, schat!’
Erika schoot in de lach. Haar moeder wist haar altijd weer mild te stemmen, zelfs op de ergste momenten. Net als Erika dacht dat ze klaar met haar was, dat ze er niet meer tegen kon, deed haar moeder zo charmant dat Erika weer van haar hield.
Haar moeder lachte ook, maar hoog en overspannen. ‘Ik wilde zeggen: hoor eens, schat, ik vroeg me af of jij en Oliver het leuk vinden om zondag bij mij te komen lunchen.’
‘Nee,’ zei Erika. ‘Nee.’
Ze ademde in als door een rietje. Haar lippen trilden. ‘Nee, bedankt. We komen de vijftiende. Dan komen we, mam. Niet op een andere dag. Dat is de afspraak.’
‘Maar lieverd, ik dacht dat je trots op me zou zijn omdat...’
‘Nee,’ zei Erika. ‘Ik wil wel iets anders met je afspreken. We kunnen zondag ergens gaan lunchen. In een gezellig restaurant. Of je komt naar ons toe. Oliver en ik hebben dan geen afspraken. We kunnen overal naartoe gaan, maar we komen niet naar jouw huis.’ Ze wachtte even en zei het toen nogmaals, luider en duidelijker, alsof ze het tegen iemand had die niet goed Engels sprak. ‘We komen niet naar jouw huis.’
Er viel een stilte.
‘Tot de vijftiende,’ zei Erika. ‘Het staat in de agenda. Van ons allebei. En vergeet niet dat we donderdagavond bij de ouders van Clementine eten! Dus dat is ook iets om naar uit te kijken.’ Nou, inderdaad, dat zou lachen worden.
‘Ik wilde een nieuw recept uitproberen. Ik heb een kookboek met glutenvrije recepten gekocht, had ik je dat verteld?’
Het kwam door de toon waarop ze nu sprak. Die berekenende, wrede vrolijkheid, alsof ze dacht dat er een kans was dat Erika zou meedoen aan het spelletje dat ze al die jaren speelden, waarin ze allebei deden alsof ze een gewone moeder en dochter waren die een gewoon gesprek voerden, terwijl ze heel goed wist dat Erika niet langer meespeelde, terwijl ze samen hadden afgesproken dat dat spel voorbij was, waarbij haar moeder had gehuild en zich had verontschuldigd en beloften had gedaan waarvan ze allebei wisten dat ze zich er nooit aan zou houden. Maar nu deed ze net alsof ze die beloften zelfs nooit had gedaan.
‘Mam. Doe me een lol.’
‘Wat nou?’ De vermoorde onschuld. Dat onnozele stemmetje, razend werd ze ervan.
‘Je hebt op oma’s graf belóófd dat je geen kookboeken meer zou kopen! Je kookt nooit! Je hebt geen glutenallergie!’ Waarom trilde haar stem van woede als ze nooit had verwacht dat haar moeder zich aan die melodramatische beloften zou houden?
‘Dat heb ik nooit beloofd!’ zei haar moeder. Ze liet het kinderstemmetje varen en had het lef om net zo kwaad te reageren als Erika. ‘En trouwens, de laatste tijd heb ik vreselijk veel last van een opgeblazen gevoel. En ik heb wel een glutenintolerantie. Neem me niet kwalijk dat ik me zorgen maak over mijn gezondheid.’
Niet op ingaan. Blijf weg van dat emotionele mijnenveld. Dit was de reden waarom ze duizenden dollars investeerde in therapie, voor precies deze situatie.
‘Goed, mam, leuk om je even te hebben gesproken,’ zei Erika snel, zonder haar moeder de kans te geven nog te reageren, alsof ze een telemarketeer was. ‘Maar ik ben aan het werk, dus ik moet ophangen. Ik spreek je later.’ Ze hing op voordat haar moeder iets kon zeggen en liet de telefoon op haar schoot vallen.
De chauffeur zat opvallend stil op de met kralen bestikte stoelhoes, alleen zijn handen bewogen onder aan het stuur, alsof hij haar niet had zitten afluisteren. Wat voor dochter weigert naar haar moeders huis te gaan? Wat voor dochter gaat zo tekeer omdat haar moeder een nieuw kookboek heeft gekocht?
Ze knipperde de tranen weg.
Haar telefoon ging weer, en ze schrok zo dat hij bijna van haar schoot gleed. Vast haar moeder weer om luidkeels haar ongenoegen kenbaar te maken.
Maar het was niet haar moeder. Het was Oliver.
‘Hoi,’ zei ze, en ze huilde bijna van opluchting toen ze zijn stem hoorde. ‘Ik kreeg zojuist een gezellig telefoontje van mam. Of we zondag bij haar komen lunchen.’
‘We zouden toch pas volgende maand gaan?’
‘Ja,’ zei Erika. ‘Ze wilde zien hoe ver ze kon gaan.’
‘Gaat het wel met je?’
‘Ja hoor.’ Ze streek met een vinger onder haar ogen. ‘Prima.’
‘Zeker weten?’
‘Ja. Bedankt.’
‘Zet haar meteen uit je hoofd,’ zei Oliver. ‘Zeg, ben je nog naar Clementines verhaal gaan luisteren in die bibliotheek of waar het ook was?’
Erika legde haar hoofd achterover en sloot haar ogen. Verdomme. Natuurlijk. Daarvoor belde hij. Clementine. Na het verhaal zou ze met Clementine een kop koffie gaan drinken. Oliver was niet bijzonder geïnteresseerd geweest in Erika’s motief om bij Clementines verhaal aanwezig te zijn. Hij begreep haar obsessieve verlangen om de hiaten in haar herinnering op te vullen niet. Hij vond het onbelangrijk, bijna dwaas. ‘Geloof mij maar, meer dan dit zul je je niet gaan herinneren,’ had hij gezegd. (Hij had strakke lippen en een harde blik toen hij ‘geloof mij maar’ zei. Het was slechts een kleine pijnscheut, die hij nooit helemaal kon onderdrukken en die hij waarschijnlijk zou ontkennen.) ‘Hiaten in je geheugen zijn een normaal verschijnsel als je te veel drinkt.’ Voor haar was het niet normaal. Maar Oliver had hierin de ideale gelegenheid gezien om met Clementine te gaan praten, haar uiteindelijk te confronteren.
Ze had ook hem beter op de voicemail kunnen zetten.
‘Ja,’ zei ze. ‘Maar ik ben halverwege weggegaan. Ik voelde me niet lekker.’
‘Dus je hebt niet met Clementine kunnen praten?’ vroeg Oliver. Ze hoorde dat hij zijn best deed om zijn frustratie te verbergen.
‘Vandaag niet,’ zei ze. ‘Maak je geen zorgen. Ik vind nog wel het juiste moment. Het food court zou daar trouwens geen geschikte plek voor zijn geweest.’
‘Ik reken alleen even terug. Die barbecue is inmiddels twee maanden geleden. Volgens mij is het niet kwetsend of ongevoelig of wat dan ook om die vraag te stellen. Bel haar gewoon op. Je hoeft elkaar niet te zien.’
‘Ik weet het. Het spijt me.’
‘Het hoeft je niet te spijten,’ zei Oliver. ‘Het is moeilijk. Het is niet jouw schuld.’
‘Het was mijn schuld dat we naar die barbecue zijn gegaan,’ zei ze. Oliver zou haar daar niet van vrijpleiten. Daar was hij te accuraat voor. Dat hadden ze gemeen: een passie voor accuratesse.
De chauffeur stond boven op de rem. ‘Verdomme, idioot! Stomme ezel!’ Erika legde haar hand plat op de rugleuning van de stoel voor haar om zich schrap te zetten, toen Oliver zei: ‘Dat heeft er niets mee te maken.’
‘Voor mij wel,’ zei ze. Haar telefoon bliepte om aan te geven dat er nog een gesprek binnenkwam. Dat zou haar moeder weer zijn. Dat het een paar minuten had geduurd voordat ze terugbelde, betekende dat ze voor tranen had gekozen in plaats van voor een scheldpartij. Tranen vroegen meer tijd.
‘Ik weet niet wat je daarover van me wilt horen, Erika,’ zei Oliver bezorgd. Hij dacht echt dat er een correcte reactie bestond. Een antwoord dat je achter in het boek kon vinden. Hij dacht dat er voor relaties geheime regels bestonden, die zij moest kennen, want zij was de vrouw, en dat ze die expres achterhield. ‘Maar... ga je wel met Clementine praten?’
‘Ik ga met Clementine praten,’ zei Erika. ‘Tot vanavond.’
Ze zette het geluid van haar telefoon uit en stopte hem in haar tas. De chauffeur zette de radio harder. Hij had het opgegeven om haar om boekhoudkundig advies te vragen, waarschijnlijk omdat hij dat, te oordelen naar haar privéleven, niet betrouwbaar achtte.
Erika dacht aan Clementine, die intussen wel met haar verhaal in de bibliotheek klaar zou zijn, waarschijnlijk gevolgd door een beleefd applaus van haar toehoorders. Er zouden geen ‘bravo’s’ zijn, geen staande ovaties, geen bloemen in de kleedkamer.
Arme Clementine, die het gevoel had dat ze zichzelf op deze manier zo ongeveer moest vernederen.
Oliver had gelijk: het besluit om naar de barbecue te gaan had er niets mee te maken. Dat was een voldongen feit. Ze legde haar hoofd weer tegen de leuning, sloot haar ogen en herinnerde zich een zilverkleurige auto die haar kant op reed, omringd door rondzwierende herfstbladeren.