|
23
‘Met Clementine.’
Het regende nu zo hard dat Erika amper hoorde dat ze Clementine aan de lijn had.
‘Kun je wat harder praten?’ vroeg ze.
‘Sorry. Met Clementine. Goedemorgen! Hoe gaat het?’
‘Ja, hoi, hoe gaat het?’ Erika bracht haar mobieltje naar haar andere oor en drukte het tegen haar schouder zodat ze door kon gaan met spullen uit haar huis naar de auto in de garage brengen.
‘Ik vroeg me af of we na je werk wat kunnen gaan drinken,’ zei Clementine. ‘Vandaag. Of een andere dag.’
‘Ik ga niet naar mijn werk,’ zei Erika. ‘Ik heb een vrije dag. Ik moet naar het huis van mijn moeder.’
Ze had haar secretaresse gebeld en haar opgedragen tegen iedereen die naar haar vroeg te zeggen dat ze een vrije dag had omdat haar moeder ziek was, wat technisch gesproken waar was.
Er viel een stilte. ‘O,’ zei Clementine, en haar toon veranderde, zoals altijd wanneer ze het over Erika’s moeder hadden. Ze klonk aarzelend en voorzichtig, alsof ze met een terminaal zieke sprak. ‘Mam zei dat ze je gisteravond heeft gebeld.’
‘Ja,’ zei Erika. Ze voelde heel even een felle woede bij het idee dat Clementine gezellig met haar moeder over haar, die arme, arme Erika, zat te praten, zoals ze waarschijnlijk al deden toen ze een kind was.
‘Hoe was jullie etentje?’ vroeg ze aan Clementine.
‘Geweldig,’ zei Clementine, wat betekende dat het niet zo was, omdat ze anders wel enthousiast zou hebben uitgeweid over hoe heerlijk het allemaal was geweest.
Vertel het me dan maar niet, Clementine. Het kan me niet schelen of jouw huwelijk stukloopt, of jouw perfecte leventje tegenwoordig niet meer zo perfect is. Dan zie je eens hoe de rest van ons leeft.
‘Dus je gaat naar je moeder,’ zei Clementine. ‘Om te helpen eh... schoonmaken.’
‘Zoveel als ik kan.’ Erika tilde de drieliterfles met ontsmettingsmiddel op en zette hem weer neer. Hij was te lastig dragen terwijl ze aan het bellen was. In plaats daarvan pakte ze de twee zwabbers en liep door de tussendeur naar de garage, waar ze het licht aandeed. Hun garage was smetteloos. Als een showroom voor hun smetteloze blauwe Statesman.
‘Heeft Oliver ook een vrije dag genomen?’ Clementine wist dat Oliver altijd met haar meeging. Erika herinnerde zich dat ze Clementine had verteld over de eerste keer dat Oliver haar in haar moeders huis had geholpen en hoe fantastisch hij was geweest, dat hij gewoon zonder te klagen de klus had geklaard, en dat ze van Clementine toen een zachte, betraande blik had gekregen, en om de een of andere reden had die zachte, betraande blik Erika kwaad gemaakt, omdat ze al wist hoe geweldig het was dat Oliver haar hielp, ze voelde zich wel degelijk dankbaar en bemind, maar Clementines reactie maakte dat ze zich schaamde, alsof ze het niet verdiende, alsof hij meer deed dan je van een echtgenoot kon verwachten.
‘Oliver is thuis, maar hij is ziek,’ zei Erika. Ze deed de kofferbak van de auto open en legde de zwabbers erin.
‘O. Nou, wil je dat ik met je meega?’ vroeg Clementine. ‘Ik heb wel tijd. Vanochtend speel ik op een bruiloft, maar daarna kan ik je helpen tot ik de kinderen van school moet halen.’
Erika sloot haar ogen. Ze hoorde zowel iets van hoop als angst in Clementines stem. Ze herinnerde zich dat Clementine als kind op een dag had ontdekt hoe Erika woonde: de lieve kleine Clementine, met haar porseleinblanke huid, helderblauwe ogen en haar opgeruimde, fijne leven, toen ze voor Erika’s voordeur had gestaan en haar ronde ogen nog ronder waren geworden.
‘Dan word je gebeten,’ zei Erika bars. ‘Er zijn vlooien.’ Clementines tere huid viel altijd als eerste ten prooi aan insecten. Ze zag er ook zo smakelijk uit.
‘Dan smeer ik me in met een insectenwerend middel,’ zei Clementine geestdriftig. Het leek bijna alsof ze graag mee wilde.
‘Nee,’ zei Erika. ‘Ik red het wel. Bedankt. Je kunt beter gaan oefenen voor je auditie.’
‘Ja,’ zei Clementine met iets wat op een zucht leek. ‘Je hebt denk ik wel gelijk.’
‘Wie trouwt er nu op een woensdagochtend?’ zei Erika, vooral om op een ander onderwerp over te gaan, maar ook omdat een deel van haar niet wilde horen wat ze voelde aankomen. ‘Moeten al die gasten dan vrij nemen van hun werk?’
‘Mensen die geld willen uitsparen,’ zei Clementine vaag. ‘En het is buiten, en ze hebben natuurlijk geen slechtweeralternatief. Maar goed, hoor eens, dit wilde ik eigenlijk niet aan de telefoon tegen je zeggen, maar...’
Daar had je het. Het offer. Het was slechts een kwestie van tijd geweest. Erika liep weer naar binnen en bestudeerde de enorme fles ontsmettingsmiddel.
‘Ik weet dat je er na de barbecue waarschijnlijk niet over wilde beginnen,’ zei Clementine. ‘Het spijt me dat het zo lang heeft geduurd voordat ik erop terugkom.’
Ze klonk ongerijmd formeel.
‘Maar ik wilde niet dat je dacht dat het alleen was omdat...’ Haar stem werd onvast. ‘En natuurlijk hebben Sam en ik niet redelijk kunnen nadenken...’
‘Clementine,’ zei Erika. ‘Je hoeft niet...’
‘Dus ik wil het doen,’ zei Clementine. ‘Mijn eicellen afstaan, bedoel ik. Ik wil je helpen een kind te krijgen. Ik wil het graag doen. Ik ben er klaar voor om je weet wel, de boel in gang te zetten.’ Ze schraapte ongemakkelijk haar keel, alsof de woorden ‘de boel in gang te zetten’ woorden waren in een vreemde taal die ze nog maar net leerde. ‘Het voelt goed.’
Erika zei niets. Ze slaagde erin de fles met ontsmettingsmiddel als een zware kleuter op haar heup te zetten. Ze strompelde terug naar de garage.
‘Ik wil dat je weet dat mijn besluit niets te maken heeft met wat er is gebeurd,’ zei Clementine. ‘Ik zou evengoed ja hebben gezegd.’
Erika kreunde toen ze het portier van haar auto opendeed en de fles op de stoel liet vallen.
‘O, Clementine,’ zei ze, en ze was zich bewust van de openhartige toon waarop ze ineens sprak, alsof ze tot dan toe niet waarachtig was geweest. Dit was haar echte stem. Hij echode in de garage. Dit was de stem waarmee ze met Oliver praatte, midden in de nacht wanneer ze elkaar de meest beschamende geheimen van hun beschamende kindertijd opbiechtten. ‘We weten allebei dat dat een leugen is.’