|

31

Erika stond in de stromende regen buiten op de stoep van haar ouderlijk huis met een paraplu in de ene en een emmer met schoonmaakspullen in de andere hand. Ze stond doodstil, alleen haar ogen keken rond en schatten deskundig de vereiste hoeveelheid tijd, werk, ruzie, bidden, smeken en getouwtrek in.

Clementines moeder had niet overdreven toen ze aan de telefoon zei dat het ‘behoorlijk erg’ was. Toen Erika klein was, hadden haar moeders spullen zich nooit verder uitgestrekt dan tot de voordeur. Het huis zag er altijd somber en gesloten uit met zijn dichtgetrokken jaloezieën en die verdroogde, verwelkte tuin. Maar het was geen huis waar een voorbijganger nog eens naar om zou kijken. Al hun geheimen bleven binnen, achter de voordeur die nooit helemaal open kon. Hun grootste angst was dat er aangeklopt werd. Erika’s moeder reageerde dan onmiddellijk, alsof het om een aanval van een sluipschutter ging. Je moest op de grond kruipen zodat je niet te zien was voor spiedende blikken door een raam. Je moest stilletjes afwachten, met het hart in de keel, totdat die lawaaiige, botte figuur die het waagde om aan te kloppen eindelijk bij zinnen kwam en wegsloop zonder iets te zien of te weten van de weerzinwekkende waarheid over de leefwijze van Erika en haar moeder.

Pas de laatste paar jaar strekten haar moeders spullen zich uit tot voorbij de voordeur, zich even snel vermenigvuldigend als de cellen van een dodelijk virus.

Vandaag zag ze daar een pallet met bakstenen, een tafelventilator gezellig naast een even grote, vervallen kunstkerst­boom, een berg uitpuilende vuilniszakken, een legertje ongeopende kartonnen dozen, die natgeregend waren zodat het karton in zachte pulp was veranderd, een stapel ingelijste prenten die eruitzagen alsof ze uit een tienerkamer kwamen (niet van Erika) en tientallen damesbroeken en -truien, waarvan de pijpen en mouwen naar alle kanten lagen, alsof er onlangs een slachtpartij had plaatsgevonden.

Het probleem was dat haar moeder tegenwoordig te veel tijd en te veel geld had. Toen Erika opgroeide had haar moeder fulltime als verpleegkundige gewerkt en af en toe een cheque van Erika’s vader ontvangen, die hij vanaf zijn nieuwe huis in het Verenigd Koninkrijk stuurde, waar hij met zijn tweede leg was gaan wonen. Dus ze hadden wel geld gehad, maar er was nog wel een bovengrens aan de hoeveelheid nieuwe spullen die Sylvia kon opstapelen, al had ze daar geen paal en perk aan gesteld. Maar toen Erika’s grootmoeder was overleden en een aanzienlijke som geld aan Sylvia naliet, had haar verzamelwoede een nieuwe financiële injectie gekregen. Bedankt, grootmoeder.

En tegenwoordig kon je natuurlijk ook online shoppen. Haar moeder had geleerd om met een computer om te gaan en speelde het klaar om hem online en toegankelijk te houden. Omdat Erika had geregeld dat alle rekeningen automatisch werden afgeschreven, werd de stroom nooit afgesloten, zoals dat gebeurde toen Erika nog thuis woonde en de papieren rekeningen altijd ergens in een put leken te verdwijnen.

Als de voortuin er al zo uitzag, moest het binnen wel helemaal een keet zijn. Haar hartslag nam toe. Het was alsof ze als enige de verantwoordelijkheid had gekregen om iemand te redden door iets onmogelijks, iets onmetelijk zwaars op te tillen: een trein of een gebouw. Natuurlijk kon ze dat niet. Niet in haar eentje. Niet in die regen. En niet zonder Oliver: die ging systematisch en ongeëmotioneerd op zoek naar oplossingen en sprak met haar moeder op die redelijke laten-we-ons-hier-doorheen-werken-toon.

Oliver maakte niet zoals Erika elk voorwerp tot iets persoonlijks. Voor Erika was het alsof haar moeder met elk stukje rommel had gekozen voor het voorwerp in plaats van voor haar. Haar moeder hield meer van rommel dan van haar dochter. Dat moest wel, want ze vocht ervoor, ze schreeuwde erom, en ze was bereid om haar enige dochter eronder te bedelven, daarom stootte Erika bij elk voorwerp dat ze oppakte een woordeloze kreet van wanhoop uit: je hebt dit liever dan mij! Ze had moeten wachten tot Oliver beter was. Of ze had op zijn minst haar angstremmers moeten innemen – daarvoor had ze die pillen gekregen, om haar door juist dit soort momenten heen te helpen – maar sinds de dag van de barbecue had ze die niet meer genomen. Ze had zelfs niet meer naar het doosje gekeken. Ze kon niet nog meer van die verschrikkelijke hiaten in haar geheugen riskeren.

‘Erika! Wat fijn dat ik je zie! O! Sorry dat ik je zo laat schrikken!’

Het was de vrouw die inmiddels vijf jaar naast haar moeder woonde. Erika’s moeder had de vrouw eerst lang aanbeden, in elk geval lang voor haar doen, misschien een halfjaar, voordat ze zoals te verwachten was iets fout deed en van een ‘heel bijzondere vrouw’ ineens ‘dat mens’ was geworden.

‘Hallo,’ zei Erika. Ze wist de naam van de vrouw niet meer. Die wilde ze ook niet weten. Het zou haar verantwoordelijkheidsgevoel alleen maar groter maken.

‘Wat een vreselijk weer,’ zei de vrouw. ‘Het houdt maar niet op met die regen!’

Waarom vonden de mensen het nodig om als ze absoluut niets aan een gesprek bij te dragen hadden over de regen te beginnen?

‘Het houdt niet op,’ beaamde Erika. ‘Een ware zondvloed!’

‘Eh... ja. Maar ik ben blij dat ik je hier tref,’ zei de vrouw. Ze hield een doorzichtig kinderparapluutje boven haar hoofd. Voor de rest werd ze nat. Ze wierp een gepijnigde blik op de tuin van Erika’s moeder. ‘Ik eh... ik wilde alleen even zeggen dat wij ons huis te koop hebben gezet.’

‘O,’ zei Erika. Haar kaken klikten toen ze met haar kiezen begon te knarsen. Het zou zoveel gemakkelijker zijn als het om een van die lastige buren ging, zoals dat stel met dat bordje met jesus loves you op hun raam, dat regelmatig bij de gemeente klaagde over de toestand van Sylvia’s huis, of dat verwaande echtpaar aan de overkant, dat agressief met de politie dreigde. Maar deze vrouw was zo aardig en omzichtig. Michelle. Verdomme. Nu schoot haar naam haar ineens weer te binnen.

Michelle sloeg haar handen in een smekend gebaar in elkaar. ‘Dus, ik weet dat je moeder eh... problemen heeft, ik hoop echt dat je weet dat ik dat begrijp, ik heb zelf ook iemand in de familie met psychische problemen, o god, ik hoop dat dit niet kwetsend is, maar ik wil alleen...’

Erika haalde diep adem. ‘Laat maar,’ zei ze. ‘Ik begrijp het. Je bedoelt dat de toestand van mijn moeders huis de waarde van jullie huis omlaaghaalt.’

‘Met misschien honderdduizend dollar,’ zei Michelle. ‘Volgens de makelaar.’

Een conservatieve makelaar. Volgens Erika’s berekeningen zou het verlies veel hoger kunnen zijn. Niemand wil een huis kopen in een leuke buitenwijk naast een tuin vol troep.

‘Ik zorg dat het goed komt,’ zei Erika.

Je bent niet verantwoordelijk voor de woonomstandigheden van je ouders. Dat kregen kinderen van hoarders te horen, maar hoe kon ze zich niet verantwoordelijk voelen als ze de enige hoop van die arme vrouw was? De financiële situatie van een ander hing af van Erika’s actie, en financiële situaties nam ze serieus. Natuurlijk was ze verantwoordelijk. Ze zag een van de jaloezieën voor het raam bij haar moeder bewegen. Ze zat binnen te gluren en in zichzelf te mompelen.

‘Ik weet dat het moeilijk is,’ zei Michelle. ‘Ik weet dat het een ziekte is. Ik heb het in zo’n tv-programma gezien.’

O nee. Die tv-programma’s. Altijd weer die tv-programma’s. Iedereen was na een halfuur kijken een expert: het drama van de walgelijke troep, de slimme therapeut, de opruimactie, de blije hoarder die voor het eerst in jaren haar vloer terugzag... en klaar! Ze leefden allemaal nog lang en gelukkig, terwijl het opruimen van de troep alleen maar symptoombestrijding was, waarbij de ziekte bleef bestaan.

Jaren geleden had Erika nog gehoopt op genezing. Als ze haar moeder maar naar een therapeut kon krijgen. Er bestonden medicijnen voor. Of cognitieve gedragstherapie. Gesprekstherapie. Als Sylvia nu maar met iemand kon praten over de dag dat Erika’s vader was vertrokken en dat dat een latente stoornis bij haar had veroorzaakt. Sylvia was altijd koopziek geweest, een vrolijk, mooi, gek mens, een vrouw met karakter, een feestbeest, maar ze was aan de positieve kant van de gekte gebleven, totdat ze dat briefje met die twee woorden op de ijskast had gelezen: Sorry, Sylvia. Geen woord over Erika. Voor hem had ze nooit echt geteld. En toen was het begonnen. Op die dag was Sylvia gaan winkelen en beladen met tassen thuisgekomen. Tegen de kerst was het paarsgebloemde tapijt in de woonkamer verdwenen onder de eerste laag spullen, en Erika had het nooit meer teruggezien. Soms ving ze een glimp op van de omtrek van een bloemblaadje, en dan was het alsof ze op een eeuwenoud relikwie stuitte. En toch had ze ooit in een normaal huis gewoond.

Ze accepteerde inmiddels dat er geen genezing zou volgen. Er zou geen einde aan komen totdat Sylvia zou overlijden. Intussen zou Erika de symptomen blijven bestrijden.

‘Dan kan ik nu maar beter...’ Erika gebaarde met haar vloerwissers naar het huis.

‘Toen we hier pas woonden, kon ik het goed met je moeder vinden,’ zei Michelle. ‘Maar daarna was het alsof ik haar had gekwetst. Ik heb nooit precies geweten wat ik verkeerd heb gedaan.’

‘Je hebt niets verkeerd gedaan,’ zei Erika. ‘Dat ligt aan mijn moeder. Het hoort bij haar ziekte.’

‘Juist,’ zei Michelle. ‘Nou... bedankt.’ Ze glimlachte verontschuldigend en fladderde met haar vingers bij wijze van afscheid. Ze was veel te goed voor de wereld.

Zodra Erika op de veranda stond, ging de voordeur open.

‘Snel! Naar binnen!’ Haar moeder had een verwilderde blik, alsof ze belaagd werd. ‘Wat moest je met haar?’

Erika liep zijdelings naar binnen. Bij andere mensen draaide ze zich soms al automatisch half om als ze bij hen naar binnen ging, omdat ze dan vergat dat de deur bij de meeste mensen helemaal open kon.

Ze schuifelde langs de torenhoge stapels tijdschriften, boeken en kranten, de open kartonnen dozen die vol rommel zaten, de boekenplank vol serviesgoed, de niet-aangesloten wasmachine waarvan het deksel openstond, de alom aanwezige uitpuilende vuilniszakken, de snuisterijen, de vazen, de schoenen, de bezems. Het had altijd iets ironisch om die bezems te zien, omdat er nergens een stuk vloer vrij was om te kunnen vegen.

‘Wat doe je hier?’ zei haar moeder. ‘Ik dacht dat dit tegen de “regels” was.’ Ze vormde aanhalingstekens bij het woord ‘regels’. Het deed Erika aan Holly denken.

‘Mam, wat heb je aan?’ zei Erika zuchtend. Ze wist niet of ze moest lachen of huilen.

Haar moeder droeg iets wat eruitzag als een splinternieuwe blauwe, met lovertjes bestikte charlestonjurk die veel te ruim was voor haar tengere lichaam, en een band met veren laag op haar voorhoofd, zodat ze steeds omhoog moest kijken om te voorkomen dat hij in haar ogen gleed. Ze poseerde als een ster op de rode loper, met haar hand op een uitgestoken heup. ‘Is het niet mooi? Ik heb het online gekocht, je mag trots op me zijn, het was een speciale aanbieding! Ik ben uitgenodigd voor een feest. Een Great Gatsby-feest!’

‘Welk feest?’ Erika liep door de gang naar de woonkamer en keek intussen rond. Niet erger dan anders. Overal het normale brandgevaar, maar ze rook geen geur van verrotting of verval. Misschien kon ze zich vandaag op de voortuin concentreren. Misschien als de regen wat afnam.

‘Het is een feest van iemand die zestig wordt,’ zei haar moeder. ‘Ik heb er zo’n zin in! Hoe gaat het met je, schat? Je ziet er een beetje uitgeput uit. Ik wou dat je niet met die spullen aan kwam zetten alsof je hier aan het werk moet.’

‘Ik moet hier ook aan het werk,’ zei Erika.

‘Ach, wat een onzin. Ik praat liever met je om te horen waar je mee bezig bent. Als ik had geweten dat je kwam, had ik iets gebakken uit mijn nieuwe kookboek, waar ik het laatst over had toen jij zo begon te mopperen...’

‘Ja, maar wíé wordt er dan zestig?’ vroeg Erika. Het leek onwaarschijnlijk dat haar moeder op een feest uitgenodigd was. Sinds ze met haar werk in het verpleeghuis was opgehouden, waren haar vriendinnen, zelfs de meest vastberaden, geduldige types, weggebleven of had zij hun de rug toegekeerd. Vriendinnen verzamelde haar moeder niet.

Toen Erika de keuken in liep, zakte de moed haar in de schoenen. De voortuin zou moeten wachten. Vandaag moest de keuken aangepakt worden. Op de kookplaten lagen kartonnen borden. Halflege etensbakjes met groene schimmel. Ze zou eigenlijk pas over twee weken komen, en als het niet om de voortuin was gegaan, had ze dit niet gezien, maar nu ze het wel had gezien, kon ze er onmogelijk voor weglopen. Het was een gevaar voor de gezondheid. Het was een belediging voor de menselijke waardigheid. Ze zette haar emmers neer en trok een stel wegwerphandschoenen aan.

‘Felicity Hogan wordt zestig,’ zei haar moeder zuchtend, waarbij haar neusvleugels zich bij het woord ‘Felicity’ verwijdden, alsof Erika haar plezier in het feest vergalde door haar eraan te herinneren wie het feest gaf. ‘Hemel, wat doe jij nou, handschoenen, alsof je gaat opereren.’

‘Mam,’ zei Erika. ‘Felicity is vorig jaar zestig geworden. Nee, het jaar daarvoor, zelfs. Je bent niet naar dat feest geweest. Ik weet nog dat je zei dat je een Great Gatsby-feest ordinair vond.’

‘Wat?’ Haar moeders gezicht betrok, en ze duwde de hoofdband verder omhoog zodat haar haar eromheen rechtop stond en ze eruitzag als een verwaaide tennisser. ‘Jij vindt jezelf altijd heel slim en goed, maar je hebt het mis, Erika!’ De teleurstelling maakte haar toon snijdend. De scherpe randjes lagen altijd onder de zachte deken van haar moederliefde. ‘Ik zal de uitnodiging voor je halen! Waarom zou ik uitgenodigd worden voor een feest van twee jaar geleden, geef daar eens antwoord op, juffrouw wijsneus?’

Erika lachte verbitterd. ‘Maak je een grapje? Meen je dat? Want mam, jij gooit nooit iets weg!’

Haar moeder rukte de band van haar hoofd en liet hem vallen. Haar toon veranderde. ‘Ik weet dat ik een probleem heb, Erika, denk je dat ik dat niet weet? Ik ben niet dom. Denk je dat ik geen groter, mooier huis wil met genoeg opslagruimte en linnenkasten en zo, zodat ik overal bij kan? Als je vader niet was weggegaan, had ik de hele dag thuis kunnen blijven en alles netjes in orde kunnen houden, zoals Clementines moeder, die je zo aardig vindt, Pam, die o-wat-ben-ik-toch-een-perfecte-moeder met mijn rijke echtgenoot en mijn perfecte huis.’

‘Pam had een baan,’ zei Erika kortaf. Ze scheurde een vuilniszak van de rol af en begon er plastic etensbakjes in te stoppen. ‘Ze was maatschappelijk werkster, weet je nog?’

‘Parttime! En natuurlijk weet ik dat nog. Hoe zou ik dat kunnen vergeten? Jij was het maatschappelijke projectje dat ze erbij deed. Zij heeft ervoor gezorgd dat Clementine jouw vriendin werd. Waarschijnlijk heeft ze haar elke keer dat jij kwam spelen een gouden sticker gegeven.’

Het deed niet eens pijn. Dacht haar moeder dat dit een wereldschokkende onthulling was?

‘Klopt,’ zei Erika. ‘Pam wist dat mijn thuissituatie niet ideaal was.’

‘Je thuissituatie was niet “ideaal”. Wat een melodrama. Ik heb mijn best gedaan! Ik heb je te eten gegeven! Kleren voor je gekocht!’

‘We hebben een jaar lang geen warm water gehad,’ zei Erika. ‘Niet omdat we dat niet konden betalen, maar omdat je je te veel schaamde om iemand binnen te laten die de boiler kon repareren.’

‘Ik schaamde me niet!’ gilde haar moeder zo hard dat de pezen in haar nek opzwollen en haar gezicht vuurrood werd.

‘Dat had je dan wel moeten doen,’ zei Erika vlak. Op dit soort momenten werd ze akelig kalm; pas uren of zelfs dagen later, als ze alleen was in de auto of onder de douche, kon ze iets terugschreeuwen.

‘Ik geef toe dat ik soms een tikje wantrouwig was dat ze je bij me zouden weghalen,’ zei haar moeder. Ze keek zielig door haar oogharen naar Erika. ‘Ik dacht altijd dat Pam het in haar menslievende, linksgeoriënteerde hoofd zou halen om bij de sociale dienst te klagen dat ik mijn plinten niet poetste of weet ik veel wat.’

‘Plinten! Wanneer heb jij in dit huis voor het laatst plinten gezien?’ vroeg Erika.

Haar moeder lachte vrolijk, alsof ze het echt grappig vond. Haar lach klonk net zo aangenaam als van een meisje op een bal.

(‘Is ze misschien bipolair?’ vroeg Oliver toen hij de eerste keer meemaakte dat de stemming van zijn schoonmoeder ineens zomaar omsloeg, maar Erika zei dat ze vermoedde dat mensen met een bipolaire stoornis niets aan hun gedrag konden veranderen; haar moeder was natuurlijk wel gestoord, maar ze koos er helemaal zelf voor wanneer en hoe.)

‘We hadden ratten,’ zei Erika. ‘Het kon niemand wat schelen of de plinten schoon waren.’

‘Ratten?’ zei haar moeder. ‘Kom nou toch. We hebben nooit ratten gehad. Een muis, misschien. Een lief muisje.’

Ze hadden echt ratten gehad. Of in elk geval knaagdieren. En als die doodgingen, was de stank verschrikkelijk, ondraaglijk, maar ze lagen tussen al die troep in alle kamers. Ze moesten het gewoon uitzitten. De stank bereikte een hoogtepunt en nam daarna langzaam af. Maar verdwijnen deed hij nooit helemaal. Hij sijpelde door in Erika’s lichaam.

‘En Clementines vader was ook niet rijk,’ vertelde ze haar moeder. ‘Hij was een gewone vader met een gewone baan.’

‘Deed hij niet iets in de bouw?’ vroeg haar moeder op de charmante keuveltoon van iemand op een cocktailparty.

‘Hij werkte voor een ingenieursbedrijf,’ zei Erika. Ze wist niet echt wat voor werk Clementines vader had gedaan. Hij was nu met pensioen en hij had zich kennelijk verdiept in de Franse keuken en kookte heel goed.

Een keer toen Erika veertien was en haar moeder naar haar werk was, was Clementines vader bij hen langsgekomen en had hij een slot op haar slaapkamerdeur gemaakt, zodat ze haar kamer kon vrijwaren van de troep van haar moeder. Dat was zijn idee geweest. Hij had met geen woord gerept over de toestand in huis. Nadat hij de klus had geklaard, had hij zijn gereedschapskist gepakt, haar de waardevolle sleutel gegeven en even een hand op haar schouder gelegd. Zijn stilzwijgen was een openbaring geweest voor Erika, die niet alleen constant omringd was door fysieke voorwerpen, maar ook door woorden: een kolkende stortvloed van wrede, aardige, zachte, snerpende woorden.

Dat was Erika’s enige ervaring met vaders: de stevige, stille hand van andermans vader op haar schouder. Zo’n soort vader zou Oliver zijn. Hij zou zijn liefde laten blijken in eenvoudige, praktische daden, niet met woorden.

‘Nou, misschien was hij dan niet rijk, maar Pam was geen alleenstaande moeder, of wel soms? Zij kreeg steun! Ik kreeg geen steun. Ik was alleen. Je hebt geen idee. Wacht maar tot je zelf kinderen hebt!’

Erika bleef automatisch de vuilniszak met rommel vullen, maar ze nam een waakzame stilte in acht, als een beest dat gevaar rook. Jaren geleden, toen ze had verteld dat ze nooit kinderen wilde, had haar moeder op luchtige toon wreed gezegd: ‘Ja, ik zie jou ook bepaald niet als een moeder.’

Natuurlijk had ze haar niet verteld over haar pogingen om zwanger te worden. Die gedachte was nooit bij haar opgekomen.

‘O, maar wacht eens, jij zult geen kinderen krijgen, toch?’ Haar moeder wierp haar een triomfantelijke blik toe. ‘Je wilt geen kinderen omdat je het te druk hebt met je belangrijke carrière! Dus pech voor mij. Ik word geen grootmoeder!’ Het was of die gedachte net bij haar was opgekomen, en nu dat het geval was, zwolg ze in het verschrikkelijke onrecht dat haar werd aangedaan. ‘Daar moet ik dan maar tevreden mee zijn, zeker? Iedereen krijgt kleinkinderen, maar ik niet; mijn dochter is zo’n belangrijke carrièrevrouw met haar belangrijke baan in de stad en haar... hé!’ Haar moeder greep haar arm. ‘Wat doe je! Dat mag je niet weggooien!’

‘Wat?’ Erika keek naar de troep in haar gehandschoende hand: een bananenschil, een half opgegeten tonijnsalade, een doorweekt stuk keukenpapier.

Haar moeder trok een stukje papier vol vetvlekken uit haar hand. ‘Ja! Dat! Daar had ik iets belangrijks op geschreven! Het was de naam van een boek, geloof ik, of misschien van een dvd, ik luisterde naar de radio en ik dacht: dat moet ik noteren!’ Ze hield het tegen het licht en tuurde ernaar. ‘Kijk nou wat je hebt gedaan, ik kan het niet meer lezen!’

Erika zei niets.

Ze handhaafde een beleid van passief verzet. Ze had nooit iets teruggezegd. Niet sinds de dag dat ze betrokken geraakt was bij een belachelijk tien minuten durend getouwtrek om een tennisracket met kapotte snaren, waarbij haar moeder schreeuwde: ‘Maar ik ga het op eBay verkopen!’ Natuurlijk had ze die strijd uiteindelijk verloren. Het racket bleef en het werd nooit op eBay verkocht. Haar moeder wist niet hoe ze iets op eBay moest verkopen.

Haar moeder zwaaide het stukje papier voor haar neus heen en weer. ‘Jij loopt hier binnen, juffrouw betweter, en begint in mijn spullen te graaien met het idee dat je me daar een plezier mee doet, en het enige wat je doet, is alles nog erger maken! Het is maar goed dat jij geen kinderen wilt! Je zou hun speelgoed weggooien, of niet soms? Je zou hun dierbare spulletjes pakken en ze in de vuilnisbak gooien! Fijne moeder zou jij zijn!’

Erika draaide zich om. Ze tilde de volle vuilniszak aan de uiteinden op en liet hem met een klap op de vloer vallen. Ze legde een dubbele knoop in de uiteinden en liep ermee naar de achterdeur.

Ze dacht aan Clementines telefoontje: ‘Ik wil je helpen om een kind te krijgen.’ Op die vreemde toon. Het kwam doordat Clementine haar nu echt wilde helpen om een kind te krijgen. Daardoor klonk ze zo vreemd. Ze wilde het heel graag. Dit was haar kans om haar schuld direct af te kopen. Ze dacht eraan hoe Olivers gezicht hoopvol zou oplichten als ze het hem vertelde. Zou ze Clementines liefdadigheid moeten aannemen als die om de verkeerde reden werd gegeven? Het doel heiligt de middelen en zo?

Wilde ze eigenlijk nog wel een kind?

Ze pakte de vuilniszak over in haar linkerhand om de achterdeur open te doen, en op dat moment scheurde de zak open en viel alles eruit: een dikke, eindeloze, onstuitbare stroom.

Haar moeder sloeg zich op de knieën en liet haar aantrekkelijke lach schallen.

Bijna echt gebeurd
cover.xhtml
Section001.xhtml
Section002.xhtml
Section003.xhtml
Section004.xhtml
Section005.xhtml
Section006.xhtml
Section007.xhtml
Section008.xhtml
Section009.xhtml
Section010.xhtml
Section011.xhtml
Section012.xhtml
Section013.xhtml
Section014.xhtml
Section015.xhtml
Section016.xhtml
Section017.xhtml
Section018.xhtml
Section019.xhtml
Section020.xhtml
Section021.xhtml
Section022.xhtml
Section023.xhtml
Section024.xhtml
Section025.xhtml
Section026.xhtml
Section027.xhtml
Section028.xhtml
Section029.xhtml
Section030.xhtml
Section031.xhtml
Section032.xhtml
Section033.xhtml
Section034.xhtml
Section035.xhtml
Section036.xhtml
Section037.xhtml
Section038.xhtml
Section039.xhtml
Section040.xhtml
Section041.xhtml
Section042.xhtml
Section043.xhtml
Section044.xhtml
Section045.xhtml
Section046.xhtml
Section047.xhtml
Section048.xhtml
Section049.xhtml
Section050.xhtml
Section051.xhtml
Section052.xhtml
Section053.xhtml
Section054.xhtml
Section055.xhtml
Section056.xhtml
Section057.xhtml
Section058.xhtml
Section059.xhtml
Section060.xhtml
Section061.xhtml
Section062.xhtml
Section063.xhtml
Section064.xhtml
Section065.xhtml
Section066.xhtml
Section067.xhtml
Section068.xhtml
Section069.xhtml
Section070.xhtml
Section071.xhtml
Section072.xhtml
Section073.xhtml
Section074.xhtml
Section075.xhtml
Section076.xhtml
Section077.xhtml
Section078.xhtml
Section079.xhtml
Section080.xhtml
Section081.xhtml
Section082.xhtml
Section083.xhtml
Section084.xhtml
Section085.xhtml
Section086.xhtml
Section087.xhtml
Section088.xhtml
Section089.xhtml
Section090.xhtml
Section091.xhtml
Section092.xhtml
Section093.xhtml
Section094.xhtml
Section095.xhtml
Section096.xhtml
Section097.xhtml