|
72
‘Sorry voor dat etentje laatst bij pap en mam,’ zei Clementine terwijl ze Erika een kop koffie aanreikte. Ze zaten bij Clementine in de huiskamer, met zijn originele haard (die het niet deed), gebrandschilderde ronde ramen en vloer van brede planken. Toen Sam en zij deze kamer voor het eerst zagen, hadden ze achter de rug van de makelaar een glinsterende blik van voldoening gewisseld. Deze kamer had karakter en was precies ‘zoals zij’. (Met andere woorden, het tegenovergestelde van het ‘moderne, steriele en zielloze’ waar Erika en Oliver op vielen; Clementine begon zich af te vragen of haar hele persoonlijkheid niet gekunsteld was, niets meer dan een reactie op Erika’s persoonlijkheid. Jij bent zus, dan ben ik zo.)
Op dit moment had de woonkamer iets donkers en vochtigs. Ze snoof. ‘Ruik jij ook dat vocht? Overal komt schimmel opzetten. Walgelijk. Als die regen niet snel ophoudt, weet ik niet wat we moeten doen.’
Erika hield de kop koffie in haar beide handen vast, alsof ze zich eraan wilde warmen.
‘Heb je het koud?’ Clementine kwam half overeind. ‘Ik kan wel...’
‘Niet nodig,’ zei Erika kortaf.
Clementine liet zich weer op haar stoel zakken. ‘Weet je nog dat toen we dit huis kochten, er in het bouwrapport stond dat er een probleem was met optrekkend vocht en dat jij zei dat we er nog maar eens goed over moesten nadenken, en dat ik alleen maar iets had van: wat kan mij dat optrekkende vocht schelen? Nou, je had gelijk. Het is echt erg. We moeten er iets aan laten doen. Ik heb een offerte van...’
Ze zweeg. Ze kreeg zo genoeg van zichzelf dat ze het zelfs niet meer kon opbrengen haar zin af te maken. Het was allemaal een doorzichtige poging om het goed te maken. Jij hebt het leven van mijn kind gered, terwijl ik altijd alleen maar over jou heb geklaagd, jij hebt allemaal goede eigenschappen, ik alleen maar slechte, maar als ik schuld beken, krijg ik dan misschien strafvermindering voor al die zelfkastijding?
‘Het etentje bij je ouders was leuk,’ zei Erika. ‘Ik heb genoten.’
‘O, fijn,’ zei Clementine. Nu voelde ze zich schuldig. Ze wilde niet dat Erika dacht dat ze bedoelde dat ze dat heldenetentje niet verdiende. ‘Ik bedoel alleen omdat dat glas brak en Sam ineens de deur uit stormde...’
Ze maakte weer haar zin niet af, dronk haar koffie en wachtte tot Erika zou vertellen wat haar hier had gebracht. Eerder op de dag had ze gebeld met de vraag of ze langs kon komen. Het was op een ongelukkig moment. Sam had de meisjes meegenomen naar de bioscoop, zodat Clementine kon oefenen – de auditie was al over tien dagen en ze begon inmiddels af te tellen – maar natuurlijk had Clementine ja gezegd. Ze ging ervan uit dat het iets te maken had met de volgende stap in het eiceldonatieproces.
Erika knikte naar Clementines cello in de hoek. ‘Heeft je cello geen last van al die regen?’
Ze had die enigszins afwerende blik die altijd verscheen als ze naar Clementines cello keek, alsof het een beroemde vriendin was bij wie ze zich de mindere voelde.
‘Ik heb wel veel meer last van mijn wolf dan anders,’ zei Clementine.
‘Je wolf?’ vroeg Erika niet-begrijpend.
Het verbaasde Clementine. Ze wist zeker dat ze het eerder met Erika over de wolfstoon had gehad, en Erika onthield dat soort dingen meestal, vooral als het iets negatiefs was. Ze hield van slecht nieuws.
‘Veel cello’s hebben daar last van, het is een probleem in toonhoogte, dat is waarschijnlijk de eenvoudigste manier om het uit te leggen. Het is een afschuwelijk geluid, net een luchtdrukboor of een speelgoedgeweer. Ik heb ooit eens geprobeerd om zo’n wolf te verwijderen, maar toen kreeg ik het gevoel dat dat ten koste ging van de resonantie en de klank, dus daar ben ik toen mee opgehouden. Ik kan er wel mee omgaan, maar dan moet ik de cello zachtjes tussen mijn knieën drukken, en soms kan ik de stokvoering zo regelen dat de wolf tijdens de afstreek...’
‘O ja, ik weet het weer, dat heb je geloof ik al eens verteld,’ zei Erika. Ze veranderde abrupt van onderwerp. ‘Trouwens, nu ik eraan denk, ik heb laatst een van Ruby’s schoenen bij ons gevonden.’
Erika haalde Ruby’s kwijtgeraakte sportschoen uit haar tas en zette hem op de salontafel, waardoor de lichtjes aanflitsten. Ze leken extra fel in de donkere kamer.
‘Niet te geloven!’ Clementine greep het schoentje en bekeek het onderzoekend. ‘We hebben die verrekte schoen overal gezocht! Lag hij bij jou? Ik kan me niet herinneren dat ze die aanhad toen...’
‘Ja, maar waar ik het vandaag met je over wilde hebben,’ zei Erika, ‘is de eiceldonatie.’
‘Goed,’ zei Clementine gedwee. Ze legde de schoen op schoot. ‘Nou, zoals je weet heb ik een afspraak met de...’
‘We zijn van gedachten veranderd,’ zei Erika.
‘O!’ Clementines gedachten sloegen op hol. Dit was het laatste wat ze had verwacht. ‘Hoezo? Want ik doe het echt heel graag...’
‘Om persoonlijke redenen,’ zei Erika.
‘Persoonlijke redenen?’ Zoiets zei je tegen een werkgever.
‘Ja, dus het spijt me van de tijd die je voor ons hebt gespendeerd aan de bloedproeven en zo,’ zei Erika. ‘Vooral omdat je binnenkort die auditie hebt.’
‘Erika,’ zei Clementine. ‘Wat is er aan de hand?’
Erika’s gezicht was niet te doorgronden.
‘Niets,’ zei ze. ‘We willen er alleen niet mee doorgaan.’
‘Is het vanwege...’ Clementine werd misselijk. ‘Die dag op de barbecue. Toen heb ik met Sam gepraat, eerst wist ik niet precies wat ik vond van je eh... je verzoek, en ik ben alleen bang dat je misschien iets hebt gehoord en verkeerd hebt uitgelegd...’
‘Ik heb niets gehoord,’ zei Erika.
‘Jawel,’ zei Clementine.
‘Oké, dan wel, maar het doet er niet toe, daar gaat het niet om.’ Ze keek naar Clementine, en haar ogen leken weerloos en kwetsbaar in haar strakke gezicht, maar Clementine had geen idee hoe ze moest uitleggen wat ze voelde.
‘Het spijt me,’ zei Clementine. ‘Het spijt me echt.’
Erika trok een schouder op, zo minimaal dat het bijna niet te zien was.
‘Nu wil ik het doen,’ zei Clementine. ‘Niet alleen vanwege Ruby. Ik begrijp het nu. Het voelt goed.’
Was het een leugen, vroeg ze zich af.
Misschien was het waar. Ze was opgetogen over de mogelijkheid dat ze diep vanbinnen toch een dochter van haar moeder was, vriendelijk en genereus.
‘Ik wil het echt doen,’ zei Clementine.
‘Het was niet mijn beslissing,’ zei Erika. ‘Oliver is degene die andere opties wil overwegen.’
‘O. Waarom?’
‘Om persoonlijke redenen,’ zei Erika weer.
Had Erika aan Oliver verteld wat ze Clementine had horen zeggen? Het idee dat die aardige, respectabele Oliver die altijd even beleefd was tegen Clementine, wiens blik oplichtte als hij haar kinderen zag, zou hebben gehoord wat ze had gezegd, bracht haar bijna tot tranen. Dat geluid dat Oliver had gemaakt toen hij Ruby had gereanimeerd: hij had gejankt van opluchting, als een dier.
Ze zette haar kop koffie op de tafel, gleed van de bank af en viel op haar knieën voor Erika neer. De sportschoen viel op de grond. ‘Erika, laat mij het alsjeblieft doen. Toe.’
‘Hou daarmee op,’ zei Erika. Ze keek geschokt. ‘Sta op. Je doet me aan mijn moeder denken. Dit is precies wat zij ook zou doen. Die schoen ligt nu trouwens onder de bank. Straks ben je hem weer kwijt.’
Ze klonk nors, maar er zat wel weer leven in haar. Ze had weer kleur op haar wangen.
Clementine vond de schoen en ging weer op de bank zitten. Ze pakte haar kopje, nam een slok en keek over de rand naar Erika.
‘Idiot,’ zei Erika.
‘Dummkopf,’ mompelde Clementine in haar koffiekop.
‘Arschlich,’ schold Erika. ‘Nee. Dat is het niet. Arschlóch.’
‘Goeie,’ zei Clementine. ‘Grote Vollidiot.’
Erika glimlachte. ‘Die was ik vergeten,’ zei ze. ‘En verpiss dich.’
‘Je bent zelf een zeikerd,’ zei Clementine.
‘Ik dacht dat het “fuck off” betekende,’ zei Erika.
‘Dat zou jij moeten weten,’ zei Clementine. ‘Jij had het hoogste cijfer.’
‘Inderdaad,’ beaamde Erika.
Clementine knipperde tranen weg van vreugde of verdriet, ze wist niet precies waarvan. Het was vreemd, want ze had altijd het gevoel dat ze zich voor Erika verborg, dat ze meer ‘zichzelf’ was bij haar ‘echte’ vriendinnen, bij wie de vriendschap op een normale, ongecompliceerde, volwassen manier verliep (e-mails, telefoontjes, drankjes, etentjes, praatjes en grapjes die iedereen begreep), maar op dit moment was het alsof geen van die vriendinnen die rauwe, lelijke, kinderachtige kant van haar kende als Erika.
‘Maar goed, de waarheid is dat ik er ambivalent in sta,’ zei Erika. Ze kantelde haar hoofd naar achteren en goot haar koffie in één keer naar binnen. Het was een van haar eigenaardigheden. Ze dronk koffie alsof het een shotje was.
‘Hoe bedoel je?’
‘Ik heb zoals je weet en zoals me door iedereen wordt voorgehouden nooit echt graag kinderen gewild. Daarom heeft Oliver hierin het laatste woord. Ik ben ambivalent.’ Het was alsof ze het woord ‘ambivalent’ pas had gehoord en dat nu zo vaak mogelijk wilde toepassen. Ze hield zich als een politicus aan haar boodschap vast. Ze wees vermanend naar Clementine. ‘Mijn ambivalentie blijft trouwens wel tussen ons.’
‘Ja, natuurlijk. Maar als je echt geen kind wilt, moet je dat tegen hem zeggen! Je moet het niet alleen voor hem doen. Het is jouw keuze!’
‘Ja, en ik heb ook voor mijn huwelijk gekozen,’ zei Erika. ‘Dat is mijn keuze: mijn huwelijk.’ Ze stond op. ‘Het is Olivers droom om een kind te hebben, en die droom gaat hij niet opgeven door mij.’ Ze pakte haar tas. ‘O, en trouwens!’ Ineens klonk ze opgewekt. ‘Ik zat onlangs een doos met gedenkwaardigheden door te snuffelen en toen vond ik deze ketting. Volgens mij is die van jou.’
Ze haalde een extreem lelijke schelpenketting uit haar tas en hield hem omhoog.
‘Die is niet van mij,’ zei Clementine. ‘Ik had altijd een hekel aan die kettingen.’
‘Ik weet vrijwel zeker... nou ja, misschien had ik het mis.’ Erika wilde de ketting weer in de tas stoppen. ‘Maar misschien vinden de meisjes hem mooi.’
Ze wierp Clementine een vreemde, doordringende blik toe, alsof dit echt belangrijk was. Wat was ze toch een vreemde vrouw. ‘O ja. Bedankt.’ Clementine pakte de ketting aan. Ze zou hem niet aan de meisjes geven. Hij zag er niet bepaald schoon uit en hij zou als prikkeldraad voelen als je hem droeg.
Erika keek opgelucht, alsof ze haar handen had schoongeveegd. ‘Ik hoop dat het goed gaat met oefenen. Nog maar tien dagen voor de auditie, toch?’
‘Ja,’ zei Clementine.
‘Hoe gaat het?’
‘Niet zo goed. Ik kan me moeilijk concentreren. Alles wat er is gebeurd... Sam en ik... tja... nou ja, je weet wel.’
‘Dan wordt het tijd om er nu helemaal voor te gaan,’ zei Erika monter. ‘Dit is jouw droom, Dummkopf.’
En toen was ze weg, de regen in op haar degelijke schoenen. Geen kus of knuffel bij haar vertrek, want daar deden ze niet aan. De Duitse scheldwoorden waren hun versie van een knuffel.
Je bent ervanaf, dacht Clementine toen ze de koffiekopjes naar de keuken bracht. Niet elke dag een injectie. Ze dacht aan de video Dus je wilt misschien eiceldonor worden! die ze de vorige dag had gezien, en hoe haar eigen buik van afschuw verkrampte toen ze naar de aardige, genereuze vrouw keek die zichzelf vrolijk in haar buik injecteerde om haar lichaam meer eicellen te laten produceren.
Ze ging zitten met haar cello, pakte haar strijkstok en werkte zich door haar chromatische toonladders heen.
De afgelopen paar weken had ze een beeld in haar hoofd toegelaten: het beeld van een klein jongetje met Ruby’s amandelvormige ogen en Olivers inktzwarte haar.
Het beeld trilde als een reflectie op water en verdween dan weer.
In godsnaam, Clementine, hoe durf je. Haar hand klemde zich vaster om haar strijkstok. Het beeld sloeg niet eens ergens op, want Ruby had de ogen van Sams familie.
Daar was hij weer. Haar vriend de wolfstoon. Het was echt een afgrijselijk geluid. Ze voelde het tot in haar kiezen.
Sam zei altijd dat ze overgevoelig was voor geluiden omdat ze musicus was, maar dat geloofde ze niet; hij was er alleen verbijsterend ongevoelig voor. Er waren maar een paar geluiden die ze in haar kiezen voelde: haar wolfstoon, de hoge krijstoon van Holly als Ruby haar iets had aangedaan en het jankende haaienalarm op Macmasters Beach.
Ineens was ze terug in het verleden, de laatste keer dat ze dat haaienalarm had gehoord, tijdens een vakantie toen ze dertien was. Clementine en Erika waren samen in zee toen het alarm afging. Erika kon goed zwemmen, beter dan zij. Door dat alarm was Clementine in paniek geraakt (dat gelúíd) en op weg naar het strand was ze uitgegleden, waarop Erika haar arm had gegrepen. ‘Niet nodig,’ had Clementine gesnauwd terwijl ze haar afschudde, vervuld van die afschuwelijke woede waar ze al twee volle weken mee rondliep, maar daarna, nog geen seconde later, had ze gedacht dat ze iets raars en glibberigs langs haar been voelde en had ze instinctief haar armen naar Erika uitgestoken. ‘Niets aan de hand, alles veilig,’ had Erika kalm, vriendelijk en geruststellend gezegd terwijl ze haar overeind hielp. Clementine voelde Erika’s natte arm nog op de hare, ze zag het zoute water dat als diamantjes op haar witte huid lag en drie felrode puntjes als een armband op haar magere, benige pols. Bij Erika thuis waren de vlooien af en aan gekomen.
Clementine liet haar strijkstok vallen en probeerde zich haar leven voor te stellen zonder Erika: zonder de ergernis, die altijd weer werd gevolgd door schuldgevoel. Een melodie met maar twee noten: ergernis, schuldgevoel, ergernis, schuldgevoel. Ze pakte haar strijkstok op en speelde opzettelijk de wolfstoon, steeds opnieuw liet ze zich ergeren door het geluid, dat zich een weg baande door haar oor, tegen haar trommelvlies aan trilde, in haar hersenen kroop, in haar voorhoofd bonkte.
Ze hield ermee op.
‘Je moet een wolfstoon niet accepteren,’ had Ainsley tegen haar gezegd. ‘Laat ernaar kijken.’
Toen de wolfstoon was verwijderd, was dat aanvankelijk een opluchting. Het had even geduurd voordat ze besefte dat er met die wolf nog iets anders was verdwenen. Haar klank was niet meer zo vol. De noten rond de wolfstoon waren op de een of andere manier getemperd, minder geconcentreerd. Ze vroeg zich af of ze zich net zo voelde als mensen die voor het eerst antidepressiva slikten, die hun somberte verdreven, maar ook alle andere emoties dempten: ze werden vlakker, matter.
Uiteindelijk besloot ze dat haar wolfstoon de prijs was die ze moest betalen voor de klank die al eeuwenlang in de roodgouden welvingen van haar cello besloten lag.
Misschien was Erika haar wolfstoon. Misschien zou Clementines leven zonder die wolfstoon iets kleins maar essentieels hebben gemist: een bepaalde volheid, een bepaalde diepte.
Of misschien ook niet. Misschien zou haar leven zonder Erika wel fantastisch zijn geweest.
Clementine merkte dat ze trek had. Ze zette haar cello aan de kant, en onderweg naar de keuken pakte ze de afschuwelijke schelpenketting op en mikte hem in de vuilnisbak. Ze liep naar de ijskast, haalde er een bakje yoghurt uit, pakte een lepel uit de la en het eerste wat ze daar zag was de ijsschep met de ijsbeer die Sam laatst niet kon vinden. Waarschijnlijk had hij daar al die tijd vlak voor zijn neus gelegen.
Ze maakte het bakje yoghurt open en nam een hap. Het smaakte echt heerlijk. Romig, zoals hij werd aangeprezen in de reclame. Ze was gevoelig voor reclames, maar dit was echt heel lekkere yoghurt. Die deed haar denken aan het eerste wat je proefde als je een tijd aan de lijn had gedaan.
Ze had niet aan de lijn gedaan.
Er kwam een gevoel in haar op dat steeds groter werd. Nervositeit. Ze stak de lepel in de yoghurt en at te snel. Ze dacht aan de openingsmelodie van Stravinski’s Le sacre du printemps. De hoge klank van de fagot. De vreemde, schokkerige momenten die tot een extatisch hoogtepunt leidden. Dat stuk wilde ze horen. Dat stuk wilde ze spélen, want precies zo voelde ze zich op dit moment. Het gevoel van een opwaartse spiraal in haar borst. Zat er iets geks in die yoghurt? Was het domweg intense opluchting omdat ze zich bereid had verklaard haar eicellen te doneren en dat het nu niet hoefde: altruïsme zonder dat ze iets hoefde te doen, beter kon niet!
Kwam het gewoon doordat ze zich lang genoeg beroerd had gevoeld over wat er gebeurd was? Die middag kon ze nooit vergeten, maar ze kon het zichzelf wel vergeven. Ze kon het Sam vergeven. Als hij besloot dat hun huwelijk hierdoor voorbij was, zou ze om hem treuren alsof hij was overleden, maar verdomme, ze zou er wel overheen komen, ze zou overleven. Ze had dit altijd van zichzelf vermoed, dat er diep vanbinnen een kleine, keiharde kern zat, een koud, hard instinct tot zelfbehoud. Voor haar kinderen zou ze haar leven geven, maar verder voor niemand. Ze liet haar leven niet bepalen door één misstap, één verkeerde beoordeling, niet nu met Ruby alles goed was, niet zolang er een leven te leiden was.
Ze dacht aan wat Erika had gezegd: ‘Dit is jouw droom, Dummkopf.’
Die baan was van haar. Die baan kwam haar toe. Ze gooide het lege yoghurtbakje weg, likte haar vingers af en liep terug naar haar cello, deze keer niet om aan haar techniek te werken, maar om muziek te maken. Ergens onderweg was ze vergeten dat het om de muziek ging, om het pure, ongecompliceerde geluk dat muziek bracht.