|
74
Oliver besloot te gaan rennen in de regen.
Hij riskeerde de gladde paden en ook een terugval van zijn verkoudheid, maar op dit moment moest hij echt zijn hoofd leegmaken, nu hij wist dat zijn vrouw een ordinaire dievegge was en hij als gevolg daarvan nooit vader zou worden.
Hij schreef het ene onterecht aan het andere toe, maar hij was dan ook erg van streek. Woedend. Geschokt.
Hij maakte een dubbele knoop in zijn veters, stond op, deed een paar stretchoefeningen, opende de voordeur en sloot hem bijna meteen weer vanwege de harde regen, maar hij kon niet langer in zijn huis ronddolen terwijl zijn gedachten alle kanten op schoten.
Als hij ging rennen, zou zijn hoofd helder worden. Zijn zenuwstelsel zou een eiwit afgeven aan bepaalde delen in zijn hersenen die te maken hadden met besluitvorming.
Hij haalde diep adem en liep de deur uit. Vid en Tiffany hadden kennelijk bezoek. Er stonden auto’s op hun oprit en op straat. Het waren mensen met een extreem grote vriendenkring.
Terwijl Oliver de doodlopende straat uit rende, dacht hij na over zijn eigen, beduidend kleinere vriendenkring. Het zou misschien helpen als hij hier met iemand over kon praten, maar hij had niemand.
Hij had niet van die vrienden die hij kon bellen ‘om gezellig een biertje te drinken’. Hij was niet zo iemand die ‘gezellig een biertje drinken’ zei. Hij dronk niet eens bier. Hij had vrienden die in het plaatselijke natuurcafé een proteïneshake dronken na een fietstochtje van dertig kilometer, die daar hun trainingsschema bespraken voor de halve marathon. Hij was gesteld op zijn vrienden, maar hij had geen belangstelling voor hun privéproblemen, en dus kon hij ook die van hem niet bij hen kwijt. Hij kon zich niet over zijn proteïneshake buigen om te zeggen: mijn vrouw steelt al vanaf haar jeugd spulletjes van haar beste vriendin. Wat denk je? Moet ik me zorgen maken?
Hij zou Erika nooit op die manier verraden tegenover een andere man.
Een vertrouwelijk gesprek met een vrouw was misschien beter. Als hij een zus zou hebben, of een moeder. Technisch gesproken had hij wel een moeder. Alleen niet het juiste soort moeder. Zij zou het stelen van Erika hilarisch of vreselijk triest vinden, afhankelijk van de stemming waar ze op dat moment in was.
Er reed een auto langs, die naar hem toeterde om hem aan te moedigen of belachelijk te maken – moeilijk te interpreteren.
Als Erika was gaan hoarden, had hij daarmee om kunnen gaan. Hij had zich zelfs geestelijk voorbereid op die kleine kans, ondanks haar voortdurende, obsessieve opruimwoede. Hij had zich voorbereid op een depressie (die vaak voorkwam bij ivf-behandeling), op borstkanker, op een hersentumor, op dood door een ongeval en zelfs op een kantoorliefde (hij vertrouwde haar, maar haar managing partner was kennelijk een rokkenjager), maar nooit hierop. Nooit op diefstal. Ze waren altijd eerlijk. Ze hielden hun financiële zaken angstvallig op orde. Erika en hij zouden een belastingonderzoek verwelkomen. Kom maar, zouden ze tegen de inspectie zeggen. Kom maar op.
Zijn brillenglazen hadden een ruitenwisser nodig. Hij rende door terwijl hij zijn bril afzette en droog probeerde te maken met de zoom van zijn T-shirt. Zinloos.
Ze had Clementines spulletjes gepikt, als een zakkenroller in een boek van Dickens. Hij stond voor een raadsel. Ze zei dat ze ermee zou ophouden en dat ze alles geleidelijk terug zou geven, maar in Olivers wereld hield nooit iemand op. Zijn ouders hadden gezegd dat ze zouden ophouden met drinken. Erika’s moeder had gezegd dat ze zou ophouden met hoarden. Ze geloofden het op dat moment echt. Dat wist hij wel. Maar ze konden niet stoppen. Het was alsof je hun vroeg hun adem in te houden. Dat konden ze slechts volhouden tot ze naar lucht hapten.
Een volgende auto stoof langs hem, een jonge jongen stak zijn bovenlichaam uit het raam en riep: ‘Loser!’
Echt een gevaarlijke activiteit hier, sporten. Je kon geschept worden door een auto. Ongemanierd gedrag ook.
Hij nam de bocht naar Livingston. Weer een pijnscheut in die linkerknie.
Op dit moment was Erika bij Clementine om te zeggen dat ze haar toch niet als eiceldonor wilden. Ze hadden het besproken en waren overeengekomen dat het fatsoenlijker was om het haar persoonlijk te zeggen. Ze had er tijd in gestoken met bloedtests en het invullen van papieren. Ze verspilden niet graag andermans tijd.
Het was Olivers beslissing. Door het onaardige commentaar van Clementine dat Erika had gehoord. Dat ze walgde van het idee. Loeder, dacht hij toen hij in een plas trapte en er water opspatte. Clementine was geen loeder. Hij was dol op haar, maar wat ze had gezegd, was vreselijk onaardig en onnodig.
Hij dacht aan Erika’s gezichtje (ze had een lief snoetje) en hoe ze moest hebben gekeken toen ze op die overloop die verschrikkelijke woorden hoorde. Hij balde zijn vuisten. Ineens kreeg hij een opwelling om Sam een opdoffer te geven, want Clementine kon hij natuurlijk niet slaan.
Het moment ging voorbij, zoals dat gaat met oerdriften. Hij had in zijn hele leven nog nooit iemand geslagen.
Maar ook als Clementine niet had gezegd wat ze had gezegd, dan was Erika’s relatie met haar duidelijk te... bizar? Complex? Verstoord? ... om hiermee door te gaan.
‘Uitgesloten,’ had hij tegen Erika gezegd. ‘Ze kan geen donor voor ons zijn. Dat gaat niet gebeuren. Het is voorbij. Het is over.’
Hij wist niet of ze opgelucht was of ontredderd.
Hij was heel hard geweest, maar nu hij aan het rennen was en zijn kleren steeds natter en zwaarder werden (je zou verwachten dat er een bepaald punt van verzadiging was waarop ze niet nog natter konden worden, maar dat was er blijkbaar niet), had hij spijt van zijn besluit. Misschien had hij het te overhaast genomen.
Het voelde als weer een verlies. Elke keer dacht hij dat hij er goed aan deed om geen hoop te koesteren. Elke keer hield hij zich voor: ik heb geen verwachtingen. Maar elke keer dat het misging, deed het zoveel pijn dat hij begreep dat het toch hoop was geweest die hem onbewust had verleid. Het werd er ook niet gemakkelijker op. Het werd erger. Het had een cumulatief effect. Verlies na verlies. Net als de pijn aan zijn linkerknie.
En wat nu? Een anonieme donor? Die waren moeilijk te vinden, tenzij je naar het buitenland ging. Mensen deden dat. Zij konden dat ook doen. Hij kon het doen. Hij kon doen wat nodig was om een kind van hemzelf te krijgen. Hij wist alleen niet zeker of Erika het kon. Hij had het verschrikkelijke vermoeden dat als hij zei ‘Laten we het idee van een kind opgeven’, haar eerste reactie er een van opluchting zou zijn.
Zijn hartslag was heel hoog. Hij hoorde zichzelf hijgen. Normaal hoorde hij dat niet. Die kou op zijn borst had zijn conditie verslechterd. Hij probeerde het ritme van zijn adem af te stemmen op zijn voetstappen.
Toen hij uit de tegenovergestelde richting een blauwe auto aan zag komen, besefte hij dat het Erika was, die naar huis reed na haar bezoek aan Clementine.
Hij bleef met zijn handen in zijn zij staan om op adem te komen en te wachten tot ze dichterbij was. Hij kon haar gezicht nog niet zien, maar hij wist precies hoe ze reed, gebogen over het stuur als een oud dametje, met twee diepe rimpels tussen haar wenkbrauwen; ze reed niet graag in de regen.
Haar frons was het eerste wat hem aan haar was opgevallen in de tijd dat ze nog collega’s waren, lang voor die loting voor de squashwedstrijd. Hij wist niet waarom hij die zo aantrekkelijk vond, misschien omdat die te kennen gaf dat ze het leven serieus nam, net als hij, dat ze betrokken was en geconcentreerd, dat ze niet alleen maar aan de oppervlakte bleef en lol maakte. Hij had het haar nooit verteld. Vrouwen willen dat hun ogen opvallen, niet de frons tussen hun wenkbrauwen.
Ze was dus niet lang bij Clementine gebleven nadat ze het nieuws had verteld.
De auto stopte aan de overkant. Ze draaide het raampje open en boog zich met een bezorgde blik over de passagiersstoel.
‘Je moet niet gaan rennen in dit weer!’ riep ze. ‘Straks val je! Je hebt je antibioticakuur nog niet eens afgemaakt.’
Hij liep naar de auto, opende het portier en ging naast haar zitten. Het was warm in de auto. Ze had de kachel flink hoog gezet.
Het water droop van hem af en vormde een plasje om hem heen in de leren stoel. Het voelde zompig. Het deed hem denken aan de avond dat ze Ruby uit de fontein hadden gehaald, toen ze samen hadden gewerkt zonder dat ze iets hadden hoeven zeggen, alleen maar hadden gehandeld. Ze waren een goed team.
Erika zat hem nog steeds gebogen over het stuur zwijgend op te nemen, met een diepe frons.
Hij legde zijn hand tegen haar wang.
‘Sorry,’ zei hij, en hij haalde zijn hand weg. ‘Ik ben drijfnat.’
Maar ze pakte zijn hand terug en vlijde haar warme gezicht tegen de koude palm.