|

29

Vid zat aan de smeedijzeren tafel op zijn veranda voor het huis op een oude krant Dakota’s schoenen te poetsen, zodat ze er netjes uitzag op de informatieochtend van Saint Anastasia. Hij herinnerde zich dat hij altijd de schoenen van zijn oudste dochters poetste toen ze nog op school zaten. Drie paar zwarte schoenen, van groot naar klein. Nu liepen ze allemaal op stilettohakken te strompelen.

Er was iets wat hem vandaag neerslachtig maakte; hij wist niet precies wat het was, en het maakte hem boos. Misschien kwam het door het weer. Hij had in een interview op de radio gehoord dat gebrek aan zon een slechte invloed had op de geestesgesteldheid van de bevolking van Sydney. Het serotonineniveau daalde, wat tot depressieve klachten leidde. Een Engelsman belde en zei: ‘Wat een onzin! Dit stelt niets voor, jullie aussies zijn echte watjes! Kom maar eens naar Engeland, dan zien jullie wat regen is.’

Vid vond niet dat hij zo’n watje was dat hij zich door een beetje slecht weer van slag liet brengen.

Hij hoorde een auto en toen hij opkeek zag hij dat hun buurvrouw Erika in haar blauwe Statesman wegreed.

Hij vroeg zich af of zij Clementine onlangs nog had gezien.

Hij doopte de borstel in de zwarte schoensmeer en draaide hem rond.

Hij had tegen niemand gezegd dat hij Clementine de vorige avond had zien optreden, alsof het een geheim was, terwijl er geen reden was om het geheim te houden. Nou ja, misschien was het wel een beetje raar dat hij naar een optreden van haar was geweest, maar kom op, waarom was dat zo raar? Iedereen kon haar zien optreden.

‘Ja, toch, Barney?’ zei hij tegen de hond die aan zijn voeten zat, rechtop en alert, alsof hij hem bewaakte. ‘Dit is toch een vrij land?’

Barney keek hem even aan en draafde toen ineens weg, alsof hem duidelijk werd dat er niets te beginnen viel met Vid en dat hij net zo goed bij een paar andere gezinsleden kon gaan kijken of alles goed was.

Vid poetste zorgvuldig de zijkant van de schoen. Vrouwen konden geen schoenen poetsen. Ze hadden er geen geduld voor. Ze deden het nooit goed.

Kon Clementine schoenpoetsen? Hij wilde dat hij het haar kon vragen. Hij zou graag het antwoord horen. Clementine was nog steeds met hen bevriend, toch? Waarom zou ze hem niet terugbellen? Hij wilde alleen maar even hallo zeggen, even horen hoe het met haar ging. Hij had zelfs berichtjes ingesproken, en dat was iets wat hij niet gauw deed. Hij had liever dat mensen zagen dat ze een gesprek gemist hadden en hem dan meteen terugbelden. Ze had intussen toch wel zijn nummer in haar telefoon opgeslagen? Hij voelde zich gekwetst. Hij had nog nooit meegemaakt dat iemand niet op zijn telefoontjes reageerde. Zelfs zijn ex belde hem altijd terug.

Hij tilde de schoen op en bekeek hem nauwkeurig terwijl hij terugdacht aan de muziek. Het was schitterend geweest. Adembenemend.

Hij had het op het laatste moment besloten. Hij was op de Quay, waar hij met een goede vriend had afgesproken in de Opera Bar, maar de bejaarde moeder van zijn vriend was ziek geworden en hij had op het laatste moment af moeten zeggen. En toen was Vid het Opera House in geslenterd, waar hij een heel prettig, lang gesprek had gevoerd met een meisje achter het loket. Toen hij zei dat hij het concert wilde zien was dat geen probleem, er waren nog stoelen zat voor Also sprach Zarathustra. Vid had geen idee wat dat betekende, maar het meisje zei dat hij de muziek misschien zou herkennen uit de film A Space Odyssey, en ze had gelijk, natuurlijk had hij die herkend.

Hij had niet durven hopen dat Clementine zou spelen. Hij wist dat ze niet fulltime bij het orkest werkte. Ze viel in als het nodig was. Ze was reservespeler. Hij wist ook dat ze binnenkort auditie zou doen voor een fulltimebaan die ze heel graag wilde, en hij had van Erika gehoord dat die auditie nog niet had plaatsgevonden.

Dus hij wist dat er maar een heel kleine kans bestond dat ze zou spelen, maar aan de andere kant, hij had altijd geluk. Hij was een echte geluksvogel. Sommige mensen hadden dat, andere niet, maar hij had altijd geluk (behalve natuurlijk die keer bij de barbecue, maar dat was gewoon de uitzondering die de regel bevestigde). Gisteravond had hij geluk, want daar zat ze, op het podium, in een lange, zwarte jurk te praten met de muzikant naast haar, even rustig alsof ze op de bus zaten te wachten, met dat prachtige, glanzende instrument als een vermoeid klein kind tegen haar schouder.

Toen hij zijn plaats had gevonden, raakte hij in gesprek met de man naast hem, een Kroaat die Ezra heette. Hij was daar met zijn vrouw en ze waren allebei ‘abonnee’. (Vid was nu ook abonnee.) Vid vertelde hem dat hij nog nooit naar een concert was geweest, maar dat hij veel van klassieke muziek hield, en dat hij die celliste kende en daarom heel hard voor haar zou klappen, waarop Ezra zei dat het publiek normaal gesproken niet tussen de stukken door klapte, dus dat hij misschien beter kon wachten tot anderen het applaus inzetten, waarna Ezra’s vrouw, Ursula, zich naar hem toe boog en zei: ‘Klapt u maar gewoon wanneer u wilt.’ (Vid zou Ezra en Ursula zo snel mogelijk te eten vragen. Hij had Ezra’s nummer in zijn telefoon gezet. Fijne mensen. Heel fijne mensen.)

Hij had gedacht dat het net zo zou gaan als bij een show of een film, waarbij alle lichten uitgingen, maar die bleven aan; daardoor kon hij Clementine de hele tijd zien. Op een bepaald moment dacht hij zelfs dat ze hem recht aankeek, maar dat wist hij niet zeker.

Ze was duidelijk de beste van het hele orkest. Dat zag iedereen. Hij raakte gefixeerd door de manier waarop haar hand snel langs de hals van de cello sidderde, de manier waarop haar stok precies gelijk met de strijkstokken van de andere musici bewoog, de manier waarop ze haar hoofd kantelde, waardoor haar hals zichtbaar werd.

Hij werd als het ware gefixeerd door de hele ervaring.

(Ezra had gelijk, niemand klapte toen Vid dacht dat ze dat zouden doen. Ze hoestten! Elke keer dat het orkest ophield, volgde er een kleine symfonie van gehoest en keelgeschraap. Het deed Vid aan de kerk denken.)

Hij moest in de pauze weg, omdat Tiffany hem thuis verwachtte, maar volgens Ezra en Ursula was de eerste helft toch het mooiste gedeelte.

Toen hij vanuit de stad naar huis reed bleef hij de muziek voelen, alsof hij een hallucinerend middel had gebruikt. Er zat zoveel gevoel in zijn borst dat hij een paar keer moest zuchten tot het afnam.

Hij wilde haar bellen om te zeggen dat ze de beste speler op dat podium was geweest, verreweg de beste, maar toen herinnerde hij zich steeds haar gezicht de laatste keer dat hij haar in zijn tuin had gezien, en hij begreep dat ze niet aan die dag herinnerd wilde worden. Hij wilde er ook niet aan herinnerd worden, maar hij verlangde naar iets, niet speciaal naar haar, het was niet zo dat hij Clementine wilde, niet echt, niet seksueel, maar hij verlangde naar iets en hij had het gevoel dat zij de enige was die hem dat kon geven.

 

Een politiewagen reed de oprit bij het huis van Harry op toen Vid, Tiffany en Dakota naar de informatieochtend vertrokken.

‘Misschien moeten we stoppen,’ zei Tiffany. Zie het onder ogen. Ik heb mijn dochter The Hunger Games laten lezen, agent, ik heb niet in de gaten gehad dat mijn buurman overleden was. Ik heb me misschien verwerpelijk gedragen.

Vid drukte de koppeling in. ‘Wat? Nee hoor.’ De Lexus reed gehoorzaam snorrend de straat op. ‘Je hebt al met de politie gesproken. Je hebt hun alles verteld wat je weet. Er is niets meer over te zeggen. Ze zijn alleen hun verslag aan het afronden, weet je, geld van belastingbetalers aan het verspillen.’

‘Ik had Harry eten moeten brengen,’ zei Tiffany tobberig. ‘Dat zou een goede buur hebben gedaan. Waarom heb ik hem nooit een maaltijd gebracht?’

‘Denk je dat de politie dat aan je zal vragen? “Waarom hebt u hem geen maaltijden gebracht, slechte buurvrouw?” Je zou kunnen zeggen: “Nou, agent, ik zal u zeggen waarom! Omdat hij die maaltijd in mijn gezicht zou hebben geduwd, weet u! Als een slagroomtaart!”’

‘Je hoeft niet alleen aardig te zijn tegen aardige mensen,’ zei Tiffany met haar blik op de grote huizen waar ze langs reden, mooie, comfortabele, geïsoleerde huizen met goed onderhouden gazons onder torenhoge bladerdaken van bomen. Was zij zo’n bevoorrecht iemand geworden? Een beetje zelfgenoegzaam? Te druk om zich ergens om te bekommeren?

‘Natuurlijk moet je alleen maar aardig zijn tegen aardige mensen!’ Vid keek in het achteruitkijkspiegeltje naar Dakota. ‘Hoor je dat, Dakota? Verspil je tijd niet aan mensen die niet aardig zijn!’

Tiffany keek om naar Dakota, die rechtop en bleek in haar huidige schooluniform zat (ze zouden haar later bij haar school afzetten), tegen de zijkant van de auto gedrukt alsof ze ruimte wilde overlaten voor andere passagiers. Waarom heb je dat boek kapotgescheurd, Dakota?

‘Mam heeft Harry een keer een quiche gebracht,’ zei Dakota zonder haar moeder aan te kijken. ‘Dat weet ik nog. Het was een champignonquiche.’

‘Echt? Wacht, ja, dat is waar ook,’ zei Tiffany, opgewonden bij de herinnering. Dat was na een kerstborrel bij hen thuis geweest. ‘Hij zei dat hij champignons smerig vond.’

Vid grinnikte. ‘Wat zei ik je.’

‘Hij kon er niets aan doen dat hij niet van champignons hield!’ zei ze. ‘Ik had het nog een keer moeten proberen.’

‘Maar hij reageerde onbeschoft, toch?’ zei Vid.

Harry had onbeschoft gereageerd op de quiche. Hij had de deur zo hard dichtgeslagen dat ze achteruit had moeten springen om haar vingers te beschermen. Maar ze wist dat zijn vrouw en kind jaren geleden waren overleden. Hij was een trieste, eenzame oude man. Ze had meer haar best moeten doen.

‘Voel jij je er niet schuldig over?’ vroeg ze aan Vid. ‘Helemaal niet?’

Vid haalde zijn brede schouders op. Hij stuurde met zijn vingers, die amper de onderkant van het stuur raakten. ‘Ik vind het rot dat hij alleen is gestorven, maar weet je, wat gebeurd is, is gebeurd, en die man heeft op onze mooie Dakota gespuugd!’

‘Hij heeft niet óp me gespuugd,’ zei Dakota. ‘Hij spuugde alleen op de grond toen hij me zag. Hij spuugde naar me.’

‘Daardoor kan ik die man wel vermoorden,’ zei Vid. Zijn vingers klemden zich om het stuur.

‘Hij is al morsdood,’ zei Tiffany. Ze dacht aan de stank die haar had overvallen toen Oliver de deur opendeed. Ze had het meteen geweten. ‘Ik heb alleen...’

‘Je hebt berouw,’ zei Dakota onbewogen.

Tiffany draaide zich snel om. Het was weer zo’n opmerking die Dakota de hele tijd maakte om haar woordenschat uit te proberen, ideeën uit te proberen, om erachter te komen hoe de wereld precies in elkaar zat.

‘Ik heb inderdaad berouw,’ zei Tiffany, die de gelegenheid gretig aangreep om weer zo’n soort gesprek met Dakota te voeren zoals ze vroeger met haar had, waarbij ze steeds weer verbaasd en verrukt was over haar dochters spitsvondige, scherpe observaties, maar Dakota bleef alleen maar uit het raam staren met gespannen kaken, bijna alsof ze boos was, en even later gaf Tiffany het op en keek de andere kant op.

Vid praatte de rest van de autorit over een nieuw Japans restaurant waar een paar klanten van hem het over hadden gehad en waar ze de beste tempura van Sydney, misschien wel van de hele wereld, en van het universum, serveerden.

‘We zijn er!’ zei Vid toen ze een stel reusachtige ijzeren hekken naderden. ‘Kijk, je nieuwe school, Dakota!’

Tiffany draaide zich glimlachend om naar Dakota, maar die had haar ogen gesloten en bonkte met haar voorhoofd hard tegen het raam, alsof ze haar bewustzijn verloren was.

‘Dakota!’ zei Tiffany scherp.

‘Wat?’ Dakota deed haar ogen open.

‘Kijk!’ zei Tiffany. Ze gebaarde naar de omgeving. ‘Wat vind je ervan?’

‘Mooi,’ zei Dakota.

‘Mooi?’ herhaalde Tiffany. ‘Móói?’ Ze keek naar de welige groene velden. De imposante gebouwen. In de verte lag een enorme sportarena die eruitzag als het Colosseum. ‘Het lijkt verdomme Downton Abbey wel.’

Vid draaide het raam een klein stukje open. ‘Ruik je dat?’

‘Wat?’ Tiffany snoof. Kunstmest? Vochtige aarde?

‘De geur van geld.’ Hij wreef zijn vingertoppen langs elkaar. Hij had dezelfde voldane blik als wanneer hij de foyer van een luxehotel binnen liep. Voor hem was het louter vreugde. Hij had geld. Hij kon zich het beste van het beste permitteren. Dus kocht hij het beste en ontleende hij daar plezier aan. Zijn relatie met geld was volkomen ongecompliceerd.

Tiffany dacht aan haar eigen middelbare school: een vrolijke, met graffiti bekladde betonnen chaos in een westelijke buitenwijk. Rookten de meisjes hier saffies op het toilet? Misschien snoven ze wel een lijntje coke van de beste kwaliteit in marmeren badkamers.

Vid zette de auto in een parkeergarage, die snel vol raakte met glimmende luxewagens. Tiffany trok automatisch haar lip afkeurend op bij het zien van al die auto’s. Het was een gewoonte die ze had overgehouden uit haar jeugd, toen haar familieleden minachtend hun neus ophaalden voor rijke mensen, alsof die iets onsmakelijks en immoreels hadden. Ze deed het nog steeds, ook al was haar auto even luxueus, ook al had zijzelf deze auto gekocht met geld dat ze verdomme zelf had verdiend.

Het gevoel nam niet af toen de ouders en hun dochters een schitterende aula in werden geleid. De geur van dure parfums vulde de lucht terwijl vaders in pak en moeders in ongedwongen casual-chique lenteoutfitjes, die kennelijk al een dochter op school hadden, omdat ze elkaar allemaal kenden, gezellige rijkeluispraatjes uitwisselden: ‘Hoe was het in Japan?’ ‘Geweldig! Hoe was Aspen?’ ‘Tja, je weet dat de kinderen nog nooit in Athene waren geweest, dus...’

‘Oeps!’ Een vrouw van middelbare leeftijd met donkere krullen ging naast Tiffany zitten en wees naar de zijden rok van Stella McCartney die ze allebei droegen. Zij had er een wit vest op, precies zo een als Tiffany had gezocht in Dakota’s ladekast.

‘Ik heb de mijne in de uitverkoop gekocht.’ De vrouw boog zich naar haar toe en hield haar hand half voor haar mond. ‘Veertig procent korting.’

‘Ik vijftig procent,’ fluisterde Tiffany terug. Een aperte leugen. Ze had er het volle pond voor betaald, maar het leven was een competitie, en ze wist dat niet-werkende vrouwen van rijke mannen graag spraken over designkleding die ze voor weinig op de kop hadden getikt. Het was hun bijdrage aan de huishoudpot.

‘Verdomme!’ De vrouw lachte vriendelijk, waardoor Tiffany wilde dat ze de waarheid had gezegd. ‘Ik heet Lisa,’ zei ze. ‘Ben je hier voor het eerst op school?’

‘Mijn stiefdochters hebben erop gezeten,’ zei Tiffany. Ze bedacht dat haar stiefdochters nog liever zouden sterven dan haar stiefdochters genoemd te worden. Ze hadden, wat hun goed recht was, al jaren geleden besloten dat ze het beste hun loyaliteit aan hun moeder konden tonen door alles in het werk te stellen om te doen alsof Tiffany niet bestond. Ze schrokken altijd een beetje als ze iets tegen hen zei, alsof een bloempot had geprobeerd zich in het gesprek te mengen. Maar ze waren dol op Dakota, en dat was het belangrijkste.

‘Mijn oudste twee dochters zitten hier op school,’ zei Lisa. ‘Cara is onze benjamin.’ Lisa gebaarde naar een klein meisje dat naast haar met haar benen zat te schommelen en kauwgom kauwde. ‘O god, Cara, ik heb nog zo gezegd dat je die moest weggooien voordat we hier naar binnen gingen! Schaam je. En dat is mijn man, Andrew.’

De echtgenoot boog zich naar voren en wuifde even naar haar. Hij was eind vijftig, met een dikke bos grijs haar (hij was vast trots op zijn haardos, net als Vid op de zijne), en met zijn gedistingeerde uiterlijk straalde hij het zelfvertrouwen uit dat gepaard gaat met een succesvolle carrière als medicus of jurist.

Hij had opvallende lichtbruine ogen, met een donkere ring rond de iris. Tiffany’s hart sprong even op, alsof ze in een droom was gestruikeld.

‘Hallo, Andrew,’ zei Tiffany.

Bijna echt gebeurd
cover.xhtml
Section001.xhtml
Section002.xhtml
Section003.xhtml
Section004.xhtml
Section005.xhtml
Section006.xhtml
Section007.xhtml
Section008.xhtml
Section009.xhtml
Section010.xhtml
Section011.xhtml
Section012.xhtml
Section013.xhtml
Section014.xhtml
Section015.xhtml
Section016.xhtml
Section017.xhtml
Section018.xhtml
Section019.xhtml
Section020.xhtml
Section021.xhtml
Section022.xhtml
Section023.xhtml
Section024.xhtml
Section025.xhtml
Section026.xhtml
Section027.xhtml
Section028.xhtml
Section029.xhtml
Section030.xhtml
Section031.xhtml
Section032.xhtml
Section033.xhtml
Section034.xhtml
Section035.xhtml
Section036.xhtml
Section037.xhtml
Section038.xhtml
Section039.xhtml
Section040.xhtml
Section041.xhtml
Section042.xhtml
Section043.xhtml
Section044.xhtml
Section045.xhtml
Section046.xhtml
Section047.xhtml
Section048.xhtml
Section049.xhtml
Section050.xhtml
Section051.xhtml
Section052.xhtml
Section053.xhtml
Section054.xhtml
Section055.xhtml
Section056.xhtml
Section057.xhtml
Section058.xhtml
Section059.xhtml
Section060.xhtml
Section061.xhtml
Section062.xhtml
Section063.xhtml
Section064.xhtml
Section065.xhtml
Section066.xhtml
Section067.xhtml
Section068.xhtml
Section069.xhtml
Section070.xhtml
Section071.xhtml
Section072.xhtml
Section073.xhtml
Section074.xhtml
Section075.xhtml
Section076.xhtml
Section077.xhtml
Section078.xhtml
Section079.xhtml
Section080.xhtml
Section081.xhtml
Section082.xhtml
Section083.xhtml
Section084.xhtml
Section085.xhtml
Section086.xhtml
Section087.xhtml
Section088.xhtml
Section089.xhtml
Section090.xhtml
Section091.xhtml
Section092.xhtml
Section093.xhtml
Section094.xhtml
Section095.xhtml
Section096.xhtml
Section097.xhtml