|
52
‘We hebben het allemaal gedaan.’ Clementines woorden bleven in de lucht hangen terwijl zij en Sam elkaar boven de berg kleren van Holly met zwoegende adem aankeken.
Clementine hoorde de regen tegen Holly’s raam kletteren en vroeg zich af of hun kleine huis nog veel langer bestand was tegen dit weer. Misschien zouden de muren uiteindelijk verpulveren en instorten.
‘Ik weet dat we het allemaal hebben gedaan,’ zei Sam. ‘Wij alle vier. Dat we ons gedroegen als een stel idioten. Als tieners. We hebben ons walgelijk gedragen. Ik moet bijna kotsen als ik eraan denk.’
Door de extreme heftigheid waarmee hij dat zei, schoot Clementine in de verdediging. Ze waren gewoon aan het barbecueën geweest, ze hadden gelachen, geflirt, gek gedaan. Niets bijzonders. Als de meisjes achter die lichtjes aan waren blijven rennen, was er niets gebeurd. Ze zouden op die dag hebben teruggekeken met een lach, niet met schaamte.
‘Het was stomme pech,’ zei ze. ‘Heel stomme pech.’
‘Dat was het niet!’ barstte Sam uit. ‘Het was nalatigheid! Onze nalatigheid. Ik had op de meisjes moeten letten. Ik had moeten weten dat ik niet op jou kon rekenen.’
‘Wát?’ Clementine had het malle, bijna opgewonden gevoel dat haar woede om het onrecht als een gloeiende vlam door haar lichaam omhoogschoot, waardoor ze het idee kreeg dat ze kon opstijgen. Eindelijk, na al die weken, kwam het tot een ruzie.
‘Die ene keer,’ zei hij kil. ‘De enige keer dat ik mijn aandacht er even niet bij had.’
‘Ja, misschien dacht ik wel dat ik even achterover kon leunen,’ zei Clementine. Haar stem trilde van woede. ‘Omdat de betere ouder aanwezig was, omdat meneer Fucking Perfect dienst had!’
Sam liet een verbitterd lachje horen. ‘Ja hoor, het was allemaal mijn schuld.’
‘O, in godsnaam, hang nou niet de martelaar uit,’ zei Clementine. ‘We waren er allebei bij, we waren allebei even verantwoordelijk. Dit is waanzin.’
Ze keken elkaar met onverholen afkeer aan. Hun verschillende manier van doen als ouder was altijd al een strijdpuntje geweest, een haarscheurtje in een verder goed huwelijk, maar nu was dat scheurtje een kloof geworden.
‘Ik geloof dat ik er klaar mee ben,’ zei Sam.
‘Het is een zinloos gesprek,’ beaamde Clementine.
‘Nee,’ zei Sam. ‘Ik geloof dat ik klaar ben met ons.’
‘Klaar met ons,’ herhaalde Clementine langzaam. Was dit wat slachtoffers van een pistoolschot bedoelden als ze zeiden dat ze eerst geen pijn voelden? ‘Je bent klaar met ons.’
‘Ik geloof dat we over een scheiding moeten gaan denken,’ zei Sam. ‘Misschien. Ik weet het niet. Denk je niet?’