|
4
Clementine reed met een licht gevoel van paniek van het parkeerterrein van de bibliotheek, met een hand aan het stuur en de andere zoekend naar de ruitverwarming, omdat haar voorruit ineens zo akelig beslagen was geraakt dat ze er op sommige plekken bijna niet doorheen kon kijken. Ze vertrok twintig minuten later dan ze van plan was geweest.
Nadat ze haar toespraak had beëindigd was het gebruikelijke aarzelende, gedempte applaus gevolgd, alsof het publiek niet zeker wist of het wel gepast was om te klappen, en toen ze probeerde de deur (zo dichtbij maar toch zo ver weg) te bereiken, was ze aangesproken door een kleine maar ondoordringbare groep mensen, die zich nu tegoed deden aan de gratis thee met gebak. Een vrouw had haar willen omhelzen en haar wang willen strelen. Een man, die zoals ze later zag een streepjescode in zijn nek had laten tatoeëren, had willen weten wat ze van de gemeenteraadsplannen voor de renovatie van het zwembad vond en leek haar niet te geloven toen ze zei dat ze niet uit deze buurt kwam en er dus echt niets over kon zeggen. Een dametje met wit haar had gewild dat ze een stukje worteltaart proefde dat ze haar in een roze servetje aanreikte.
Ze had de worteltaart gegeten. Hij was bijzonder lekker. En toen had ze kunnen gaan.
Ze kon weer door de voorruit kijken, het voelde als een klein geschenk. Ze sloeg vanaf het parkeerterrein links af, want dat was de kant die ze standaard koos als ze geen idee had waar ze naartoe moest.
‘Zeg het maar,’ zei ze tegen haar gps. ‘Je hebt één taak. Voer die dan ook uit.’
Ze had de gps nodig om haar snel de weg naar huis te wijzen, zodat ze daar haar cello kon ophalen voordat ze in allerijl naar haar vriendin Ainsley ging, waar ze haar muziekstukken ten gehore zou brengen voor Ainsley en haar man Hu. De auditie vond over twee weken plaats. ‘Dus je wilt die baan nog steeds?’ had haar moeder vorige week verbaasd en misschien zelfs oordelend gevraagd, maar Clementine hoorde tegenwoordig overal een oordeel in, dus misschien had ze zich dat maar verbeeld.
‘Ja, ik ga nog steeds auditie doen,’ zei ze kil, en haar moeder had verder niets meer gezegd.
Ze reed langzaam, wachtend op instructies, maar haar gps bleef zwijgen, kennelijk moest hij erover nadenken.
‘Ga je me nog vertellen waar ik heen moet?’ vroeg ze.
Blijkbaar niet. Ze kwam bij verkeerslichten en sloeg links af. Ze kon niet linksaf blijven gaan, anders zou ze in een kringetje rondrijden. Toch? Ooit zou ze naar huis zijn gegaan en dit aan Sam hebben verteld, die zou hebben gelachen en haar zou hebben geplaagd, met haar hebben meegeleefd en hebben aangeboden een nieuwe gps voor haar te kopen.
‘Ik haat je,’ zei Clementine tegen de zwijgende gps. ‘Ik haat en verafschuw je.’
De gps reageerde niet, en Clementine tuurde door het raam in de regen, op zoek naar een bord dat de richting aangaf. Ze voelde hoofdpijn opkomen door het hardnekkige fronsen.
Ze zou hier niet moeten zijn, helemaal aan de andere kant van Sydney in de regen in deze vlakke, grauwe, onbekende buitenwijk. Ze had thuis moeten zijn, moeten studeren. Dat zou ze gedaan moeten hebben.
Waar ze ook naartoe ging, wat ze ook deed, een deel van haar stelde zich in gedachten altijd een hypothetisch parallelleven voor, een leven waarin ze toen Erika opbelde met de boodschap ‘Vid heeft ons uitgenodigd om te komen barbecueën’, reageerde met: ‘Nee, bedankt.’ Twee simpele woorden. Voor Vid zou het niets uitgemaakt hebben. Hij kende hen amper.
Het kwam niet doordat Vid de vorige avond bij de voorstelling was geweest. Het waren haar gedachten die wrede trucjes met haar uithaalden, die in één klap dat grote hoofd tussen al die gezichten plaatsten.
In elk geval was ze er vandaag op voorbereid geweest dat Erika in het publiek zou zitten, hoewel haar maag evengoed opspeelde toen ze haar zag, stijf rechtop op de achterste rij, alsof ze bij een begrafenis was, met een heel flauw lachje toen ze Clementines blik ontmoette. Waarom kwam ze? Het was bizar. Dacht ze dat het net zoiets was als een optreden? En ook al dacht ze dat, dan nog was het niets voor Erika om vrijaf te nemen van haar werk om helemaal vanuit het noorden van Sydney te komen om Clementine een verhaal te horen vertellen dat ze al kende. En toen was ze ook nog halverwege opgestaan en vertrokken! Ze had ge-sms’t dat er problemen waren op haar werk, maar dat leek niet zo waarschijnlijk. Er was vast geen boekhoudprobleem dat niet twintig minuten kon wachten.
Het was een opluchting geweest toen ze vertrok. Het had iets verontrustends gehad om haar verhaal te moeten doen terwijl dat kleine, intense gezicht als een magneet haar aandacht trok. Op een bepaald moment was de irrelevante, afleidende gedachte bij haar opgekomen dat Erika’s blonde haar precies zo was geknipt als dat van Clementines moeder. Een rechttoe rechtaan, symmetrisch model op schouderlengte, met een lange, rechte pony tot vlak boven de wenkbrauwen. Erika verafgoodde Clementines moeder. Het was een opzettelijke of onbewuste imitatie, maar zeker geen toeval.
Ze zag een bord naar het centrum en wisselde snel van baan toen de gps wakker werd en de vrouwenstem met een overdreven Brits accent haar instrueerde rechts af te slaan.
‘Ja, daar was ik zelf ook al achter, maar toch bedankt,’ zei ze.
Het begon weer te regenen en ze zette de ruitenwissers aan.
Van een van de wissers was een stukje rubber losgeraakt en bij elke derde zwaai maakte dat een akelig hoog piepgeluid, als een deur in een horrorfilm die langzaam opengaat.
Pie-iep. Twee. Drie. Pie-iep. Twee. Drie. Het deed haar denken aan lomp walsende zombies.
Ze zou Erika vandaag bellen. Of morgenochtend. Erika had recht op een reactie. Er was genoeg tijd verstreken. Er was natuurlijk maar één antwoord, maar Clementine had het juiste moment afgewacht.
Nu niet aan denken. Denk alleen aan de auditie. Ze moest haar gedachten onderverdelen, zoals in die berichtjes op Facebook werd aangeraden. Mannen zouden daar goed in zijn; zij richtten zich voor honderd procent op dat waar ze mee bezig waren, hoewel Sam eigenlijk nooit een probleem had met multitasking. Hij kon risotto maken terwijl hij de vaatwasser uitruimde en intussen ook nog met de meisjes een game spelen om hun hersenen te trainen. Clementine was degene wier gedachten afdwaalden, die haar cello pakte en dan vergat dat ze iets in de oven had staan. Zij was degene die een keer was vergeten (vreselijk) om Holly op te halen van een verjaarspartijtje, iets wat Sam nooit zou overkomen. ‘Je moeder loopt constant in een waas rond,’ zei Sam altijd tegen de meisjes, maar hij zei het wel liefdevol, althans dat dacht ze. Misschien had ze zich die liefdevolle toon ingebeeld. Ze wist niet meer precies wat anderen echt van haar vonden. Haar moeder. Haar man. Haar vriendin. Alles was mogelijk.
Ze dacht weer aan die opmerking van haar moeder. ‘Dus je wilt die baan nog steeds?’ Ze had nog nooit zoveel uren geoefend voor een auditie, zelfs niet voordat de kinderen er waren. Al dat gejammer waar ze altijd in zwolg: ik ben een werkende moeder met twee kleine kinderen! Arme ik! Een dag heeft voor mij gewoon niet genoeg uren! In feite had een dag altijd genoeg uren als je gewoon korter sliep. Tegenwoordig ging ze om twaalf uur naar bed in plaats van om tien uur en stond ze om vijf uur op in plaats van om zeven uur.
De kortere nachten gaven haar een niet-onplezierig, licht gesedeerd gevoel. Ze stond onverschilliger tegenover alle aspecten van haar leven. Ze had geen tijd meer om te vóélen. Al die tijd die ze altijd verspilde aan voelen en het analyseren van haar gevoelens, alsof die van nationaal belang waren. Clementine is extreem nerveus voor haar naderende auditie! Clementine weet niet of ze goed genoeg is. Nou, god nog aan toe, stop de persen, laten we een onderzoek doen naar zenuwen voor een auditie, laten we serieus praten met vrienden uit de muziek, laten we constant geruststelling zoeken.
Hou ermee op. Dat eindeloze spotten met degene die ze vroeger was leverde ook niet echt wat op. Richt je aandacht op technische vraagstukken. Ze dacht diep na over een technisch probleem dat haar kon afleiden, bijvoorbeeld de vingerzetting voor het begin van het arpeggio van het stuk van Beethoven. Ze veranderde daarover steeds van gedachten. De moeilijkste optie zou tot een beter muzikaal resultaat kunnen leiden, maar het risico was dat ze een fout maakte als ze onder druk stond.
Was daar een verkeersopstopping? Ze mocht niet te laat komen. Haar vrienden maakten tijd vrij voor haar. Hun leverde het niets op. Puur altruïsme. Ze keek naar de file voor haar, en ineens zat ze weer bij Tiffany in de auto, in een zee van rode remlichten, met de veiligheidsgordel als een klem om haar nek.
Het verkeer reed door. Niets aan de hand. Ze hoorde dat ze haar adem uitblies en had niet beseft dat ze die had ingehouden.
Ze zou vanavond als ze met Sam uit eten ging aan hem vragen of zijn gedachten ook steeds weer vast kwamen te zitten in diezelfde zinloze groef van ‘stel dat’. Misschien zou dat een inleiding zijn tot een gesprek. Een ‘helend gesprek’. Dat was de term die haar moeder zou gebruiken.
Ze gingen vanavond ‘op date’. Ook zo’n moderne term die haar moeder ergens had opgepikt. ‘Wat jullie nodig hebben is een avondje op date!’ Zij en Sam kregen jeuk van de term ‘op date’, maar ze gingen wel uit eten, in een restaurant dat haar moeder had aangeraden. Pam zou oppassen en had zelfs een tafel gereserveerd.
‘Vergeving is het kenmerk van de sterke. Ik geloof dat Gandhi dat heeft gezegd,’ zei haar moeder tegen haar. De deur van haar moeders ijskast was overdekt met inspirerende citaten, opgekrabbeld op stukjes papier, die op hun plaats werden gehouden door koelkastmagneten. Op de koelkastmagneten zelf stonden ook citaten.
Misschien ging het vanavond wel goed. Misschien was het zelfs wel leuk. Ze probeerde het positief te benaderen. Een van hen moest dat doen. Haar auto zwenkte uit tot vlak bij de goot en een hoeveelheid water spoot omhoog tegen de zijkant van de auto. Ze vloekte veel heftiger dan de situatie rechtvaardigde.
Ze had het gevoel dat het al regende vanaf de dag van de barbecue, al wist ze dat dat niet waar was. Haar leven voor de barbecue leek overgoten door een gouden zon. Blauwe luchten. Zachte briesjes. Alsof het nooit had geregend.
‘Hierna links afslaan,’ zei de gps.
‘Wat? Hier?’ vroeg Clementine. ‘Weet je dat zeker? Of bedoel je de volgende? Ik denk dat je de volgende bedoelt.’
Ze reed door.
‘Keer om bij de eerste gelegenheid,’ zei de gps met een zweem van een zucht.
‘Sorry,’ zei Clementine kleintjes.