|
49
De dag van de barbecue
‘... en zes en zeven en acht en negen en tien.’
Erika luisterde naar Oliver en wachtte op het signaal. Op het getal vijftien. Haar shirt kleefde aan haar huid. Haar spijkerbroek voelde ijskoud en nat aan op haar dijbenen.
Clementines gezicht leek op een doodshoofd. Het was alsof de huid er te strak overheen was getrokken. Ze leek een buitenaardse versie van zichzelf, starend naar Erika alsof ze haar om genade smeekte.
Ruby reageerde niet.
Het had geen effect, ook al deden ze precies wat ze moesten doen. Twee mond-op-mondbeademingen na vijftien tellen compressie, en door blijven gaan met de compressie, ze hadden de regels veranderd sinds ze een ehbo-cursus hadden gevolgd, je moest nu non-stop doorgaan met compressie. Ze wist dat dat goed was.
Samen met Oliver had ze in maart een opfriscursus ehbo gevolgd. Het was een gratis cursus, aangeboden door Olivers manager. De manager van Olivers nieuwe accountantskantoor was een gepassioneerd voorstander van eerste hulp. Hij onderbrak vergaderingen door naar iemand te wijzen met de woorden ‘Sanjeev krijgt een hartaanval’, en dan, als Sanjeev verplicht zogenaamd naar zijn hart greep, draaide de manager in zijn stoel rond om iemand aan te wijzen, vaak een nietsvermoedende stagiair, met de woorden: ‘Jij daar! Wat doe je! Ga Sanjeev redden!’ En dan telde hij af tot Sanjeev dood zou zijn en het te laat was.
Het was een prettige cursus geweest. Oliver en Erika waren de besten van de groep. Ze hadden allebei al eerder een ehbo-cursus gedaan. Natuurlijk. Ze hadden een bronzen medaille, een diploma reddingsduiken. Ze waren het soort mensen die in ehbo geloofden, en ongeacht het onderwerp, Oliver en Erika waren steeds de besten van de groep geweest. Ook als het niet om leven of dood ging, namen ze het net zo serieus alsof dat wel het geval was.
Erika zag hun leraar nu voor zich. Paul was een moeizaam ademende man met een rood hoofd, die eruitzag alsof hij zelf een hartaanval kon krijgen. ‘Uitstekend,’ zei hij met een goedkeurende knip van zijn vingers elke keer dat zij en Oliver een opdracht goed uitvoerden.
Vijftien tellen compressie en twee keer mond-op-mondbeademing. Ze deden het goed. Ze deden het precies goed. Ze deden het volgens de regels, Paul, dus waarom lag Ruby dan nog steeds zo, waarom reageerde ze niet, Paul, jij vreselijke, met je vingers knippende man met je rode hoofd?
‘... dertien en veertien en vijftien en een...’
‘Waar blijft die ambulance?’ zei Sam. ‘Ik hoor geen sirene. Waarom hoor ik geen sirene?’
Erika kneep Ruby’s neus weer dicht, boog haar hoofd en liet stilzwijgend een woedende kreet los in Ruby’s mond. doe wat ik zeg, ruby. ga ademen. Het was de stem van haar moeder, haar moeder op haar ergst: boosaardig en angstaanjagend wanneer ze Erika erop betrapte dat ze iets weg wilde gooien. ga onmiddellijk ademen, ruby. hoe durf je me te negeren, adem, nu, onmiddellijk.
Erika hief haar hoofd.
Ruby’s borst schokte. Water spoot uit haar mond. Oliver stootte een hoge, verraste kreet uit die klonk als hondengejank en hief zijn handen.
Uitstekend, hoorde Erika Paul zeggen terwijl hij met zijn vingers knipte, en Erika draaide Ruby’s hoofd opzij, net zoals ze had gedaan met de plastic pop die naar rubber smaakte, en Ruby braakte nog meer water uit, steeds opnieuw, terwijl Clementine snikte en kokhalsde alsof zij ook moest braken. Het lange, ijle gejank van een ambulancesirene doorboorde Erika’s gedachten alsof het er aldoor was geweest, en samen met Oliver legde ze Ruby in de zijligging, zoals ze hadden geleerd.
Lief kind, dacht Erika, en zachtjes ging ze met haar hand over Ruby’s hoofd om de natte haren uit haar ogen te halen terwijl het meisje water bleef braken. Lief kind.