|

83

De dag van de barbecue

Harry liep de trap op met zijn ene hand over de andere op de leuning, alsof hij in een touw klom. Het was onaanvaardbaar dat een man zelfs zijn eigen trap niet op kon komen zonder dat zijn benen zo’n pijn deden. Hij was ooit zo sterk als een paard geweest en hij had altijd gezond geleefd. Gezondheid vond hij belangrijk. Hij bleef altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Zodra de gezondheidsdienst dat rapport had uitgegeven over longkanker en sigaretten was Harry met roken gestopt. Diezelfde dag nog.

Hij wist alles van de voedingsdriehoek. Daar hield hij zich zo goed mogelijk aan. Hij nam voldoende beweging. Hij slikte multivitaminen zoals hem was aanbevolen door zijn huisarts, die eruitzag alsof hij nog op de middelbare school zat en misschien was dat ook wel zo, want die multivitaminen waren geldverspilling. Ze hadden totaal geen effect. Hij voelde zich elke dag een beetje slechter. De vitaminefabrikanten lachten als ze hun bankrekening zagen. Harry dacht erover een klachtenbrief te schrijven. Hij schreef gemiddeld twee à drie klachtenbrieven per week. Je moest ervoor zorgen dat het bedrijfsleven in Australië zijn verantwoordelijkheid nam. Toen hij nog in het bedrijfsleven zat, bestonden er normen. Mensen hechtten waarde aan kwaliteit. Het waardeloze vakmanschap van tegenwoordig was een schande.

Hij bleef halverwege de trap staan om op adem te komen.

Daarom moesten oude kerels hun huis uit naar die afschuwelijke bejaardenhuizen, omdat ze die verrekte trap in hun eigen huis niet meer op konden. Wat een grap. Hij ging nergens naartoe. Ze zouden hem in een kist het huis uit moeten dragen.

Hij hoorde nog steeds de muziek bij de buren. Zeer egoïstische, ongemanierde mensen. Hij zou als het nodig was de politie bellen. Hij belde de politie vaak als de zoon feestjes gaf terwijl zijn ouders op zo’n verrekte cruise in het zuiden van dat verrekte Frankrijk waren. Die zoon met van dat lange vette haar, net een aap. Weerzinwekkend type.

Maar die woonden er niet meer, toch? Dat wist hij. Natuurlijk wist hij dat. Ze waren een jaar of tien geleden verhuisd. Dat wist hij heel goed. Hij maakte elke ochtend een sudoku. Met zijn hoofd was niets mis. Hij werd alleen af en toe wat wazig.

Nu woonde daar die grote Arabische kerel, of wat voor nationaliteit hij ook had. Waarschijnlijk een terrorist. Je wist het tegenwoordig maar nooit. Harry had zijn mobiele nummer. Hij had al zijn gegevens zorgvuldig genoteerd, voor het geval hij die ooit aan de politie moest geven. Hij hield hem in de gaten. Die vrouw van hem had gezegd dat ze de muziek zachter zou zetten, maar Harry had het sterke vermoeden dat die nog harder stond. Wat kon je verwachten van een man met zo’n idiote armband? Zijn vrouw zag er niet slecht uit, maar stijl had ze niet. Ze kleedde zich hoerig. Dat meisje had wel het een en ander over stijl, over elegantie kunnen leren van Harry’s vrouw. Dat had Elizabeth haar goed kunnen bijbrengen.

Hun kind deed Harry aan Jamie denken. Iets aan de vorm van haar hoofd. En nog iets: een bepaalde kalmte, als een vogelaar, als iemand die de wereld onderzoekend bekeek, die probeerde alles te doorzien. Jamie was een denker geweest. Harry werd razend als hij dat kind zag. Hoe durfde ze zo op Jamie te lijken? Hoe durfde zij hier te zijn terwijl hij er niet was? Het maakte hem woedend. Soms als hij naar haar keek, werd het letterlijk rood voor zijn ogen. Als gloeiend vuur.

Hij klom verder de trap op. De ene hand na de andere aan de leuning. Harry liep vroeger hard. Dat deed hij al voordat het een trend werd. Dit lichaam rende vroeger. Hij kende zijn eigen slappe benen niet meer terug; het leken de benen van een ander. Waarom had nog niemand een medicijn uitgevonden om dit te voorkomen? Zo moeilijk kon dat niet zijn. Al die onderzoekers waren gewoon veel te jong en wisten niet wat hun te wachten stond. Ze wisten nergens van! Ze dachten dat ze altijd controle hielden over hun lichaam, en tegen de tijd dat ze erachter waren dat dat niet zo was, was het te laat, waren ze gepensioneerd en was hun geest verward, maar niet die van Harry, want hij maakte sudoku’s.

‘Niet rennen, niet rennen!’ riep Elizabeth altijd tegen Jamie als hij over het bospad rende. Ze was bang dat hij zou vallen, maar dat gebeurde nooit. Hij was behendig. Ze gingen altijd met een volle picknickmand op pad, en dan waren ze binnen een uur bij de waterval.

Nu was Harry aan dit huis gekluisterd, net als aan zijn lichaam. Hij wist zelfs niet of dat bospad waar Jamie altijd overheen rende nog bestond. Hij kon het wel uitzoeken, maar als bleek dat het onder een winkelcentrum was verdwenen, zou hij kwaad worden, en als het nog bestond, als andere kinderen eroverheen renden met moeders die ‘Niet rennen, niet rennen!’ riepen, zou hij nog kwader worden.

Hij was boven. Wat een gedoe om een trap op te komen. En wat nu? Wat kwam hij hier ook alweer doen?

Zijn geheugen liet het afweten. Soms kon hij niet op het juiste woord komen, maar hij wist nog dat Elizabeth dat soms ook had. ‘Waar is de hoe-heet-het?’ zei ze dan, en zij was nog zo jong, zo mooi, zo heerlijk jong, ze had geen idee hoe jong ze was, en hij had geen idee wat hij hier boven kwam doen.

Nog steeds hoorde hij die muziek bij de buren. Nog harder zelfs. Wie dachten ze wel dat ze waren? Quasiartistieke types. Elizabeth hield van klassieke muziek. Op school speelde ze viool. Ze had meer stijl in haar pink dan die goedkope slet in haar hele lijf. Ze had haar wel een en ander kunnen bijbrengen. Hoe durfden ze de muziek zo hard te zetten? Stelletje egoïsten.

Hij stelde zich voor dat hij de politie belde om te zeggen dat de buren die verrekte Mozart zo hard draaiden dat hij er doof van werd. Was Mozart niet die dove componist? Geen wonder dat hij van die beroerde muziek schreef. Elizabeth moest altijd lachen om zijn gemopper. Elizabeth had gevoel voor humor. Jamie ook. Ze lachten altijd allebei om hem. Toen zij er niet meer waren, lachte er nooit meer iemand om hem. Alles wat grappig was aan hem verdween met hen.

Het was de schuld van de buren dat hij niet meer wist waarvoor hij naar boven was gegaan. Hij was door hen afgeleid. Hij liep Jamies kamer in om kalm te worden en deed het licht aan.

Hij keek uit het raam. Bij de buren was buiten de feestverlichting aan. Het leek daar verdomme Disneyland wel.

Twee kleine meisjes renden er rond. Een van hen had vleugels op haar rug, als een elfje. De ander droeg een roze jasje dat er ouderwets uitzag. Elizabeth zou het een mooi jasje gevonden hebben.

Hij zag die verrekte hond heen en weer vliegen. Keffen en janken. Die dag had het beest in Harry’s tuin staan graven. Harry had hem een trap tegen zijn achterste gegeven, om te laten merken dat hem dat te ver ging. Het was geen harde trap, maar Elizabeth en Jamie zouden er niet om hebben gelachen. Ze zouden waarschijnlijk niets meer tegen hem gezegd hebben. Elizabeth en hij hadden Jamie een hond willen geven voor zijn negende verjaardag. Ze hadden het al op zijn achtste verjaardag moeten doen.

Hij keek uit het raam. Hun energierekening was waarschijnlijk torenhoog met al die verlichting.

Hij zag de buren van twee huizen verder. Oliver. Zijige naam, maar wel een aardige kerel. Je kon een verstandig gesprek met hem voeren. (Hoewel hij in zo’n strakke, zwarte glimbroek fietste. Dan leek hij wel een idioot.) De naam van zijn vrouw wist hij niet meer. Zo’n zorgelijk kijkende, magere vrouw.

Geen kinderen. Misschien wilden ze die niet. Misschien konden ze ze niet krijgen. Haar heupen leken niet breed genoeg om kinderen te krijgen. Maar ze konden ze tegenwoordig ook in buisjes kweken.

Elizabeth had graag een zusje willen hebben voor Jamie. Ze keek altijd naar kleine meisjes. Ze hield van die jurkjes. ‘Kijk eens wat een mooi jurkje dat meisje aanheeft,’ zei ze dan tegen hem, alsof Harry ook maar iets gaf om mooie meisjesjurkjes.

Die dag keek ze ook naar een klein meisje, een klein meisje met een reusachtige roze suikerspin in haar hand. Elizabeth zei ‘Kijk, die is bijna even groot als zij’, maar Harry had alleen wat gegromd omdat hij uit zijn hum was, hij wilde weg, het was zondagmiddag, het was nog een eind rijden naar huis en hij dacht aan zijn werk en de week die voor hem lag. De vakbond baarde hun zorgen. Harry hield er niet van als hij zich op zondagavond moest haasten. Hij wilde graag uitgerust aan de nieuwe werkweek beginnen.

Hij had niet dat hele eind willen rijden naar die kloteplaats met die sjofele kermis. Hij had niet ‘kloteplaats’ tegen Elizabeth moeten zeggen, want dat vond ze vreselijk, het kwetste haar echt, maar hij was in gedachten bij de vakbondsvertegenwoordiger, een lastige vent, en de discussie die hij moest voeren. (De vertegenwoordiger kwam op de begrafenis. Hij omhelsde Harry, en dat wilde Harry niet, maar hij wilde ook niet op de begrafenis van zijn vrouw zijn.)

Hij had die dag aardiger moeten zijn tegen Elizabeth en Jamie. Hij zou aardiger hebben gedaan als hij had geweten dat het hun laatste dag samen was. Hij zou niet ‘die kloteplaats’ hebben gezegd. Hij zou niet tegen Jamie hebben gezegd dat er met al die spelapparaten gesjoemeld was en dat hij nooit iets zou winnen. Hij zou niet hebben gegromd toen Elizabeth hem op dat kleine meisje met die suikerspin wees.

Maar aan de andere kant, misschien had hij juist harder moeten optreden. Doortastender moeten zijn. Hij had nee moeten zeggen toen ze voor de derde keer in die attractie wilden.

Hij had ook nee gezegd, maar Elizabeth negeerde dat. Ze greep Jamies hand en zei: ‘Eén keertje nog.’ En weg waren ze.

Als hij ze terug zou zien, zou hij tegen ze schreeuwen. Hij zou schreeuwen: ik zei toch nee! Ik was de man in huis! Dan zou hij hen allebei in zijn armen sluiten en nooit meer laten gaan.

Als hij hen terug zou zien. Elizabeth geloofde in een hiernamaals, en Harry hoopte dat ze gelijk had. Ze had meestal gelijk, alleen die ene dag niet.

De attractie heette De Spin. Er zaten acht lange armen aan, met aan het uiteinde een wagentje waar acht mensen in konden. De armen gingen op en neer, op en neer, en daarna draaide het hele geval in de rondte.

Elke keer dat ze voorbijvlogen, had hij een glimp opgevangen van hun rode, lachende gezicht, hun hoofd dat naar achteren kantelde. Hij was er misselijk van geworden.

De Spin was tien jaar eerder gebouwd door een Australische fabrikant met een Duitse naam: Flugzeug Amusement Rides. Flugzeug Amusement Rides had voor De Spin alleen de meest basale regels voor onderhoud en inspectie in acht genomen. Het bedrijf dat de kermis runde, was Sullivan and Sons. Ze zaten diep in de financiële problemen. Ze moesten personeel ontslaan. Een trouwe onderhoudsmanager, Primo Paspaz, moest weg. Primo had zijn eigen onderhoudsschema voor alle ritten in een rood schrift genoteerd. Dat rode schrift verdween toen hij zijn baan kwijtraakte. Toen hij in de rechtszaal moest getuigen, sloeg hij met zijn vuist op zijn knie. De tranen stonden in zijn ogen.

Een van de mechanieken van De Spin werkte niet goed, en een wagentje brak af.

Alle acht lachende, schreeuwende passagiers kwamen om. Vijf volwassenen en drie kinderen.

De rechtszaak sleepte jarenlang voort. Het vrat aan Harry. Hij had de dossiers nog: dikke mappen met een verhaal over onachtzaamheid, incompetentie en waanzin. Niemand nam ooit de verantwoordelijkheid. Alleen Primo Paspaz zei ‘Het spijt me’ tegen Harry. Hij zei: ‘Als ik er was blijven werken, zou het nooit zijn gebeurd.’

Mensen moesten hun verantwoordelijkheid nemen.

Harry liep van het raam vandaan en gaf Jamies globe een slinger, zodat alle plaatsen die Jamie nooit had kunnen zien langs zijn vinger vlogen.

Hij keek weer uit het raam naar de buren. Het kwam bij hem op dat hij ook bij die barbecue zou zijn als Elizabeth nog had geleefd, want ze was heel sociaal, en die Arabier nodigde Harry altijd uit, alsof hij echt wilde dat hij kwam. Het was vreemd. Even zag Harry heel duidelijk voor zich hoe deze avond dan zou verlopen: Elizabeth aan de tafel, genietend van de muziek, Harry die deed alsof hij het maar niks vond, en iedereen lachte, omdat Elizabeth van zijn gemopper altijd iets grappigs maakte.

Harry keek naar de twee meisjes die de tuin door renden. Het leek alsof ze elkaar achternazaten in een spelletje.

De kleinste klom op de rand van de fontein. Ze had een blauw tasje vast. Ze rende over de rand. De fontein was zo groot als een zwembad. ‘Voorzichtig, kind,’ zei Harry hardop. ‘Straks val je.’ Was er iemand die op haar lette?

Hij tuurde de achtertuin in. De volwassenen zaten allemaal rond de tafel, zonder ook maar naar de kinderen te kijken. Ze schaterden. Hij kon hun lach niet boven de muziek uit horen. Oliver zag hij niet, maar wel zijn vrouw, Erika, ja, zo heette ze, op het paadje voor de achterdeur. Zij kon het kleine meisje waarschijnlijk wel zien.

Hij keek weer naar de fontein, en zijn hart sloeg over.

Het kleine meisje was weg. Was ze van het muurtje geklommen? Toen zag hij het. Het roze jasje. Godallemachtig, ze lag voorover in het water. Ze was erin gevallen. Het was alsof het door zijn voorspelling was gebeurd.

Hij speurde naar een volwassene. Waar was die Erika? Zij moest het hebben gezien. Daar stond ze, ze stond in een rechte lijn voor de fontein.

Maar ze stond daar maar. Waar was die stomme vrouw mee bezig?

‘Ze is erin gevallen!’ Hij bonsde op de ruit.

Olivers vrouw verroerde zich niet. Ze stond daar maar. Als een standbeeld. Haar gezicht weggedraaid, alsof ze het niet wilde zien, alsof ze opzettelijk de andere kant op keek. In godsnaam, wat mankeerde haar? Wat mankeerde al die idioten? Mijn god, mijn god.

Harry’s gezicht was warm van woede. Het meisje was bezig te verdrinken vlak voor de ogen van die idiote, onverantwoordelijke mensen. Je zou ze wat doen.

Hij probeerde het raam omhoog te duwen zodat hij naar ze kon schreeuwen, maar het zat vast. Het was jarenlang niet geopend. Hij bonsde zo hard met zijn vuisten op de ruit dat het pijn deed. Hij schreeuwde harder dan hij in jaren had geschreeuwd: ‘Ze verdrinkt!’

Eindelijk keek de vrouw op. De vrouw van Oliver. Ze keken elkaar aan. Godzijdank, godzijdank. ‘Ze verdrinkt!’ schreeuwde Harry. Hij wees met zijn vinger naar de fontein. ‘Dat meisje verdrinkt!’

Hij zag dat ze haar gezicht naar de fontein draaide. Langzaam. Alsof er geen haast geboden was.

En nog steeds stond ze daar stokstijf. Die stomme, idiote vrouw verroerde geen vin. Ze bleef maar naar de fontein kijken. Het leek wel een nachtmerrie. Harry hoorde zichzelf huilen van frustratie. De tijd drong.

Hij liep bij het raam vandaan en rende de kamer uit. Het was de enige manier. Hij moest snel zijn. Hij moest opschieten. Hij moest naar de buren rennen en zelf dat meisje uit het water halen. Dat meisje in het roze jasje verdronk. Elizabeth zou het een schattig meisje hebben gevonden. Hij hoorde Elizabeth roepen: ‘Rennen, Harry, rennen!’

Hij rende de overloop op. Het was alsof hij zijn oude lichaam terug had. Er was geen pijn. Hij kreeg kracht door de urgentie van zijn missie. Hij rende lenig en soepel als een twintigjarige met perfecte, verende benen. Hij kon het. Hij was snel. Hij was lenig. Hij zou haar redden.

Op de tweede tree struikelde hij. Hij greep naar de leuning, maar het was te laat, hij stortte naar beneden, net als zijn vrouw en zijn zoon.

Bijna echt gebeurd
cover.xhtml
Section001.xhtml
Section002.xhtml
Section003.xhtml
Section004.xhtml
Section005.xhtml
Section006.xhtml
Section007.xhtml
Section008.xhtml
Section009.xhtml
Section010.xhtml
Section011.xhtml
Section012.xhtml
Section013.xhtml
Section014.xhtml
Section015.xhtml
Section016.xhtml
Section017.xhtml
Section018.xhtml
Section019.xhtml
Section020.xhtml
Section021.xhtml
Section022.xhtml
Section023.xhtml
Section024.xhtml
Section025.xhtml
Section026.xhtml
Section027.xhtml
Section028.xhtml
Section029.xhtml
Section030.xhtml
Section031.xhtml
Section032.xhtml
Section033.xhtml
Section034.xhtml
Section035.xhtml
Section036.xhtml
Section037.xhtml
Section038.xhtml
Section039.xhtml
Section040.xhtml
Section041.xhtml
Section042.xhtml
Section043.xhtml
Section044.xhtml
Section045.xhtml
Section046.xhtml
Section047.xhtml
Section048.xhtml
Section049.xhtml
Section050.xhtml
Section051.xhtml
Section052.xhtml
Section053.xhtml
Section054.xhtml
Section055.xhtml
Section056.xhtml
Section057.xhtml
Section058.xhtml
Section059.xhtml
Section060.xhtml
Section061.xhtml
Section062.xhtml
Section063.xhtml
Section064.xhtml
Section065.xhtml
Section066.xhtml
Section067.xhtml
Section068.xhtml
Section069.xhtml
Section070.xhtml
Section071.xhtml
Section072.xhtml
Section073.xhtml
Section074.xhtml
Section075.xhtml
Section076.xhtml
Section077.xhtml
Section078.xhtml
Section079.xhtml
Section080.xhtml
Section081.xhtml
Section082.xhtml
Section083.xhtml
Section084.xhtml
Section085.xhtml
Section086.xhtml
Section087.xhtml
Section088.xhtml
Section089.xhtml
Section090.xhtml
Section091.xhtml
Section092.xhtml
Section093.xhtml
Section094.xhtml
Section095.xhtml
Section096.xhtml
Section097.xhtml