105
De centrale monitorpost voor Fenwicke Estates ontving ook beelden uit drie andere omheinde enclaves in en rond Fenwick: Safe Harbor, Whitewood Farms en Catamount Acres. Het was een laag, raamloos gebouw in een anoniem stadsdeel met kleine winkelcentra en fastfoodrestaurants. Het had ook een pakhuis kunnen zijn. Het werd omringd door een draadgazen omheining en had geen ander bord dan het huisnummer. Audrey wist dat ze om veiligheidsredenen anoniem wilden blijven. Aan de achterkant stonden twee grote dieselgeneratoren voor als de stroom uitviel.
Bij twijfel altijd een huiszoekingsbevel meenemen, was het motto. Je kon er niet op rekenen dat mensen meewerkten, zelfs niet in een noodgeval, en daarom had ze een huiszoekingsbevel aangevraagd en naar de centrale monitorpost laten faxen, ter attentie van de bedrijfsleider. Op het politiebureau hadden ze al die informatie in het archief.
De assistent-bedrijfsleider, Bryan Mundy, zat in een rolstoel en bleek zo behulpzaam te zijn als het maar kon. Hij was ook erg spraakzaam, en dat was ergerlijk. Ze knikte en glimlachte vriendelijk en hoopte in stilte dat hij zou opschieten. Ze deed of ze geïnteresseerd was, maar niet al te geïnteresseerd.
Toen hij haar door een labyrint van hokjes leidde, waar vooral vrouwen met koptelefoons achter computers zaten, manoeuvreerde hij behendig met zijn stoel. Hij pochte dat ze ook het brandalarm voor nogal wat bedrijven en woningen in de omgeving volgden. Hij vertelde dat ze via beveiligde internetprotocollen in verbinding stonden met de vele camera’s en wachthuisjes. En dat ze de beelden van alle camera’s live via een webbrowser konden zien. Toen hij door een ander gedeelte reed, waar andere mensen, vooral mannen, naar videobeelden op computermonitors keken, vertelde hij trots en tot in bijzonderheden over het digitale watermerk op de videobestanden. Dat watermerk waarborgde de echtheid, en ze gebruikten iets wat een MD5-algoritme heette om er zeker van te zijn dat de beelden niet waren veranderd.
Audrey begreep het niet, maar onthield dat Bryan Mundy een goede getuige zou zijn als het tot een proces kwam.
Hij vertelde haar dat hij ook over een baan bij de politie had gedacht, maar dat hij in de particuliere sector meer kon verdienen.
‘Gebeurtenissen tot dertig dagen geleden zijn hier opgeslagen,’ zei hij toen ze in een ander gedeelte kwamen, met allemaal grote rekken vol computerservers en opslagmedia. ‘U hebt geluk. Alles wat nog ouder is, gaat naar de beveiligde opslag.’
Ze gaf hem de datum waarvan ze beelden wilde zien, en hij sloot een zwart kastje aan, waarbinnen zich een aantal harde schijven met back-ups van digitale videobeelden bevond. Hij vond voor haar het videobestand met beelden van tussen twaalf en zes uur op de dag dat de hond van de familie Conover was gedood. Ze had de datum en tijd bij de geüniformeerde afdeling opgevraagd. Hij liet haar zien hoe ze kon nagaan met welke camera de beelden waren opgenomen, maar ze zei dat ze niet wist naar welke camera ze zocht. Elke camera langs de grens van Fenwicke Estates waarvan de sensor in die uren beweging had gesignaleerd.
Iedereen, dacht ze, die Fenwicke Estates in- of uitgeglipt was in de tijd rondom het afslachten van Conovers hond.
‘Veel belangstelling voor deze schijf, hè?’ zei Bryan Mundy. ‘Volgens het register is de beveiligingsdirecteur van de Stratton Corporation hier een tijdje geleden geweest om er videocaps van te maken.’
‘Kunt u ook zien welke videobeelden hij heeft gekopieerd?’
Mundy schudde zijn hoofd en peuterde met een oranje houten tandenstoker in zijn kiezen. ‘Hij zei dat hij voor Nicholas Conover werkte, de president-directeur van Stratton. Wilde weten of we ook videobeelden van het huis van Conover hadden, maar die hebben we niet. Conovers huis staat blijkbaar een heel eind van de omheining vandaan.’
Ze deed er niet lang over om een lange, stuntelige figuur in een flapperende jas te vinden. Die figuur droeg een bril met een zwaar montuur en liep, gadegeslagen door camera 17, naar de omheining toe.
‘Die beelden wilde hij ook hebben, die beveiligingsdirecteur.’
Ja. Daardoor dachten Conover en hij dat het Stadler was die de hond had afgeslacht.
Maar aan de manier waarop Stadler zijn hals rekte en tuurde, aan zijn hele lichaamstaal, kon ze zien dat hij iemand volgde. Hij keek niet achter zich, was niet bang dat hij gevolgd werd. Het was duidelijk dat hij zelf iemand volgde.
Ze wist wie hij volgde. Dokter Landis’ vermoedens waren verschrikkelijk plausibel.
‘Kunt u dit langzaam terugspoelen?’ vroeg ze.
‘Hij kan eigenlijk niet terugspoelen,’ zei hij, en hij smakte met zijn lippen om de tandenstoker.
‘Hoe kan ik dan eerdere beelden bekijken?’
‘Zo,’ zei hij. Hij wees en dubbelklikte met de muis.
‘Laten we, eh, vijftien minuten teruggaan en vanaf dat punt de beelden bekijken.’
‘Weet u welke camera’s u wilt?’
‘Nee, jammer genoeg niet. Al die camera’s in de vijftien minuten voordat die kerel verschijnt.’
Hij stelde het voor haar in en leunde achterover, terwijl zij de beelden bekeek. Zijn nieuwsgierigheid won het van zijn beleefdheid; hij zat daar te kijken alsof hij niets beters te doen had.
Gelukkig waren er niet veel beelden die ze moest bekijken, want de camera’s gingen alleen aan als er iets bewoog.
Zeven minuten voordat Andrew Stadler over het hek van Fenwicke Estates klom, haastig alsof hij iemand achtervolgde, vond ze een andere figuur. Die was kleiner, droeg een leren jasje en bewoog zich lenig en doelbewust.
De woorden van dokter Landis: Stadler slikte soms zijn medicijnen niet. Zijn vrouw kon niet met de man getrouwd blijven, zoals te begrijpen was, en ze gaf haar dochter op en haalde haar een paar jaar later van haar vader vandaan – een psychische wond waarvan het kind misschien zou zijn hersteld als het geen erfelijke aanleg had gehad.
De figuur in het leren jasje naderde het hek en keek in de camera, bijna poserend. Glimlachend.
Het gezicht van de figuur was nu duidelijk te zien.
Cassie Stadler.
Helen Stadler, had dokter Landis tegen Audrey gezegd.
Ergens in haar tienerjaren had ze haar naam in Cassie veranderd. Ze vond dat een interessantere naam. Misschien hield ze van de associatie met Cassandra, de Griekse heldin die profetische gaven had, al wilde niemand naar haar luisteren.
Zij was degene geweest die herhaaldelijk bij Nicholas Conover had ingebroken om dreigende en onheilspellende graffiti te spuiten. Uit de tijdsaanduiding op de videobeelden werd nu duidelijk dat Cassie ook de hond van de Conovers had gedood.
Niet haar vader, die haar naar Conovers huis was gevolgd, zoals hij haar waarschijnlijk al vele malen eerder had gevolgd.
Omdat hij wist dat zijn dochter gestoord was.
Andrew Stadler wist dat Cassie die stoornis had. Hij had er opgewonden over gepraat met dokter Landis en zichzelf de schuld gegeven.
Met bevende vingers pakte ze haar mobiele telefoon en belde dokter Landis. Ze kreeg zijn antwoordapparaat en sprak na de pieptoon.
‘Dokter Landis, met rechercheur Rhimes. Het is dringend en ik wil u graag meteen spreken.’
Dokter Landis nam de telefoon op.
‘U hebt me verteld dat Helen Stadler geobsedeerd werd door het feit dat ze nooit familie had gehad,’ zei Audrey zonder haar naam te noemen. ‘Ze kon nooit bij een familie horen. Families sloten haar buiten.’
‘Ja, ja,’ onderbrak de psychiater haar. ‘Wat is daarmee?’
‘Dokter Landis, u had het over een gezin dat tegenover de Stadlers woonde, in de straat waar Cass – Helen – als kind altijd speelde. Een klein meisje dat ze als haar beste vriendin beschouwde – ze was daar altijd, totdat die mensen zich aan haar ergerden en haar wegstuurden?’
‘Ja.’ Dokter Landis’ stem klonk ernstig.
‘Andrew Stadler is jaren geleden ondervraagd in verband met een tragische brand bij hem in de straat. Bij die brand kwam een heel gezin, de Stroups, om het leven. Blijkbaar deed hij klusjes voor hen. Was dat…?’
‘Ja. Andrew zei dat zijn dochter zijn technische talent van hem had geërfd, en hij had haar geleerd allerlei dingen te repareren. Toen die mensen tegen haar hadden gezegd dat ze niet meer moest komen, sloop ze op een nacht hun huis binnen, zette het gas open en streek op weg naar buiten een lucifer af.’
‘Lieve help. Ze is nooit vervolgd.’
‘Ik was er vrij zeker van dat het alleen maar een fantasie van Andrew was, een manifestatie van zijn paranoïde fixatie op zijn dochter. Trouwens, wie zou een meisje van twaalf verdenken? De autoriteiten dachten dat Andrew het was geweest, maar blijkbaar had hij een waterdicht alibi. Weet u, er is ook zoiets gebeurd op de Carnegie Mellon University, toen Helen daar eerstejaars was. Andrew heeft me verteld dat zijn dochter tot een dispuut behoorde en dat ze daardoor geobsedeerd werd. Ze zag het als een soort familie. Veel later, zei hij, hoorde hij over de vreselijke gasexplosie in het dispuuthuis, waardoor achttien studentes om het leven kwamen. Dat gebeurde in de nacht waarin Helen onverwachts van Pittsburgh naar huis kwam rijden. Ze was helemaal over haar toeren omdat een van haar dispuutgenotes iets had gezegd waardoor ze zich afgewezen voelde.’
‘Ik… ik moet gaan, dokter,’ zei ze, en ze maakte een eind aan het gesprek.
Bryan Mundy was in zijn rolstoel naar haar toe gereden en zwaaide naar haar. ‘Over toeval gesproken,’ zei hij. ‘We hadden het net over het huis van de Conovers, en wat gebeurt er? We hebben net een alarmsignaal uit dat huis gekregen, tien of vijftien minuten geleden.’
‘Een alarmsignaal?’
‘Geen inbraak of zoiets. De gasdetector. Waarschijnlijk een gaslek. Maar we hebben gebeld en ze zei dat ze het onder controle had.’
‘Ze?’
‘Mevrouw Conover.’
‘Er is geen mevrouw Conover,’ zei Audrey. Haar hart bonkte.
Mundy haalde zijn schouders op. ‘Zo maakte ze zich bekend,’ zei hij, maar Audrey rende al naar de deur.