88
Mulligans – zonder apostrof – was een restaurant aan Bainbridge Road in Fenwick, Het was befaamd om zijn bolognesesaus, het onderwerp van een vergeeld ingelijst artikel in de Fenwick Free Press dat je aan de muur zag hangen zodra je binnenkwam. De kop was typerend voor de oubollige stijl van de krant: ‘Een pittig onderwerp.’ Naar dit restaurant ging Nick als student om drie uur ’s nachts, na de feesten van het derde en vierde jaar. Frank Mulligan was er allang niet meer. Het restaurant was nu eigendom van iemand die een paar jaar vóór Nick en Eddie op de middelbare school had gezeten, Johnny Frechette, die in Iowa drie jaar gevangen had gezeten voor drugssmokkel.
Nick was er in geen jaren geweest, en hij merkte dat het restaurant een wat muffe indruk maakte. De formicatafels hadden een vaag patroon van een tafellaken, maar dat was wit uitgesleten op de plekken waar mokken en borden overheen waren geschoven. Ze serveerden nu het ontbijt, en het rook naar koffie en ahornstroop en spek, dat alles vermengd tot één aroma: Eau du Diner.
Blijkbaar kende Eddie de serveersters hier. Waarschijnlijk kwam hij hier vaak ontbijten. Ze zaten in een hoek, een eind van het raam vandaan. Afgezien van een paar mensen die aan het buffet zaten te eten, was er niemand.
‘Je ziet er belabberd uit,’ zei Eddie.
‘Dank je,’ zei Nick geërgerd. ‘Jij ook.’
‘Nou, je zult dit niet graag horen.’
Nick hield zijn adem in. ‘Wat is er?’
‘Ze hebben het pistool geïdentificeerd.’
Het bloed trok uit Nicks gezicht weg. ‘Je zei dat je het had weggegooid.’
‘Dat had ik ook.’
‘Hoe kan het dan?’
Ze zwegen even, want een overgeparfumeerde serveerster kwam met een kan en liet koffie in hun dikke witte mokken klotsen.
‘Ze hebben tegenwoordig allemaal vernuftige ballistische shit,’ zei Eddie.
‘Ik begrijp niet wat je zegt.’ Nick nam een haastige slok zwarte koffie en brandde zijn tong. Misschien wilde hij niet begrijpen waar Eddie heen wilde.
‘Ze hebben de kogels met het pistool in verband gebracht.’
‘Ze hebben de kogels met wat?’ Nick merkte dat zijn stem een beetje te hard was, en hij dempte hem meteen. ‘Er is toch geen pistool? Je zei dat het weg was!’
‘Nou, blijkbaar hebben ze geen pistool meer nodig.’ Eddie trok twee kuipjes koffiemelk open en liet ze leeglopen in zijn mok. Hij roerde tot de koffie een onappetijtelijke grauwe kleur had. ‘Ze hebben alleen kogels nodig. Dat komt door die grote nieuwe computerdatabase, ik ben vergeten hoe hij heet. Ze moeten de kogels uit Stadlers lichaam in verband hebben gebracht met de kogels van de plaats delict waar ik het wapen jaren geleden heb opgepikt – hoe moet ik dat nou weten? Mijn bron trad niet in details.’
‘Wie is je bron?’
Eddie hield zijn hoofd opzij. ‘Vergeet het maar.’
‘Je weet dit zeker? Voor honderd procent zeker?’
‘Het is een feit. Accepteer het nou maar.’
‘Jezus, Eddie, je zei dat alles in orde was!’ Nicks stem sloeg over. ‘Je zei dat het pistool niet op jouw naam stond. Je… je zei dat je het op een plaats delict had opgeraapt en dat het niet te achterhalen was.’
Eddies anders zo zelfverzekerde houding had plaatsgemaakt voor een bleek, zweterig onbehagen. Dat was een erg slecht teken. ‘Dat dacht ik ook,’ zei Eddie. ‘Soms loopt de shit uit de hand, jongen.’
‘Ik kan dit niet geloven,’ zei Nick met schorre stem. ‘Ik kan dit verdomme niet geloven. Wat doen we nu?’
Eddie zette zijn koffiemok neer en keek Nick ijskoud aan. ‘We doen helemaal niets. We zeggen niets, geven niets toe, zeggen geen woord. Snap je dat?’
‘Maar als ze… als ze weten dat het pistool dat ik heb gebruikt het wapen was dat jij meenam van…’
‘Dan proberen ze de dingen met elkaar in verband te brengen, maar ze hebben geen zekerheid. Misschien kunnen ze bewijzen dat de munitie waarmee Stadler is gedood uit dat pistool afkomstig was, maar ze kunnen niet bewijzen dat ik het heb meegenomen. Ze hebben alleen maar aanwijzingen, geen bewijzen. Ze hebben niks gevonden toen ze je huis doorzochten – dat deden ze alleen maar om je bang te maken. Ze hebben geen getuigen, het forensisch onderzoek heeft maar weinig opgeleverd, en nu weten ze iets van het pistool, maar uiteindelijk hebben ze niets concreets. Dus nu kunnen ze je alleen maar onder druk zetten om te praten. Daarom vertel ik je erover. Ik wil dat je voorbereid bent. Ik wil niet dat ze er onverhoeds mee bij je komen aanzetten en dat je dan bezwijkt. Je moet keihard zijn.’ Eddie nam een slokje koffie zonder zijn blik van Nick weg te nemen.
‘Kunnen ze ons niet gewoon arresteren? Misschien hebben ze het niet nodig dat we praten.’
‘Nee. Als we geen van beiden iets zeggen, arresteren ze ons niet.’
‘Jij zou toch niets zeggen, hè?’ fluisterde Nick. ‘Jij zou toch niets zeggen?’
Eddie glimlachte vaag, en er ging een huivering door Nick heen. Eddie had iets van een sociopaat, iets doods in zijn ogen. ‘Nu begin je het te begrijpen,’ zei hij. ‘Weet je, Nick, uiteindelijk interesseren ze zich helemaal niet voor mij. Ik ben maar een beveiligingsmannetje, een kereltje van niks. Jij bent de president-directeur aan wie iedereen in de stad een hekel heeft. Ze hebben er geen belang bij om mijn miezerige gewei aan de muur te hangen. Jij bent de grote bok waarop ze jagen. Jij bent de twaalfender, ja?’
Nick knikte langzaam. De kamer draaide traag om hem heen. ‘Het gaat alleen maar mis als je gaat praten,’ zei Eddie. ‘Misschien wil je het op een akkoordje gooien met de politie. Misschien wil je je eigen deal met ze maken – gunstig voor jou, slecht voor mij. Dat zou een grote, grote fout zijn, Nick. Want ik zal ervan horen. Als je zelfs maar een eerste verkennend gesprek met die types hebt, hoor ik het binnen seconden, Nick. Reken daar maar op. Geloof me, ik sta voortdurend in contact met die lui. En mijn advocaat zit dan zo snel bij de officier van justitie dat je hele kop ervan duizelt, met een aanbod waar ze gretig gebruik van maken.’
‘Je… advocaat?’ zei Nick haperend.
‘Nick, je moet goed begrijpen waar ze mij op kunnen pakken. Dat heet “belemmering van de rechtsgang” en het stelt niet veel voor. Mensen zonder strafblad krijgen misschien zes maanden, als ze al de bak in gaan – maar ik niet. Niet als ik het hele verhaal vertel, als ik naar waarheid een getuigenverklaring afleg voor de jury van onderzoek en op het proces zelf. Want dan krijgen ze namelijk een moordenaar. En wat levert het mij op? Dat ik vrijkom. Zelfs geen voorwaardelijke straf. Zeker weten, Nick.’
‘Maar dat zou jij toch niet doen?’ zei Nick. Hij hoorde zijn eigen stem, en die leek van erg ver weg te komen. ‘Dat zou je toch nooit doen?’
‘Alleen als jij de spelregels verandert, jongen. Alleen als jij praat. Al moet ik zeggen dat ik dit meteen al had moeten doen. Ik weet niet waarom ik die nacht naar je toe kwam om je te helpen. Dat deed ik blijkbaar uit de goedheid van mijn hart. Een oude maat helpen die diep in de shit zat. Ik had moeten zeggen, sorry, mij niet gezien, amigo, en gewoon in bed moeten blijven. Kijk nu eens wat ik ermee opschiet dat ik zo’n aardige jongen was. Op zijn minst had ik je al lang geleden moeten verlinken. Ik had een deal kunnen maken. Ik weet niet waarom ik dat niet heb gedaan. Nou ja, gebeurd is gebeurd, maar laat dit kristalhelder zijn: ik ga hier niet de bak voor in. Als jij een deal probeert te maken, als je praat, ga ik op dat moment doen wat in mijn eigen belang is.’
Nick kon zijn ademhaling niet onder controle krijgen. ‘Ik ga niet praten,’ zei hij.
Eddie wierp hem een zijdelingse blik toe, en hij glimlachte alsof hij hiervan genoot. ‘Je hoeft alleen maar jezelf onder controle te houden, Nick, dan overkomt ons niets. Je moet je bek houden, niet in paniek raken, en we komen dit wel te boven.’
De serveerster kwam met haar glazen kan terug. ‘Nog meer koffie?’ zei ze.
Eddie en Nick zeiden eerst niets, en toen zei Nick langzaam, zonder haar aan te kijken: ‘Het is wel goed zo.’
‘Zo is het,’ zei Eddie. ‘Het is goed zo. We redden ons wel.’