35
Toen Nick de volgende morgen naar zijn werk reed, had hij een rothumeur. Het nieuws dat een rechercheur die de moord onderzocht vragen stelde in het bedrijf, was hem op een gespannen, slapeloze nacht komen te staan. Hij had liggen woelen in het grote bed en was meermalen opgestaan, geobsedeerd door die noodlottige nacht.
Wat Er Die Nacht Gebeurde – in die termen dacht hij er nu over. De herinnering was versmald tot een aantal caleidoscopische beelden: Stadlers grijnzende gezicht, de pistoolschoten, het lichaam dat op de grond lag, Eddies gezicht, het wegdragen van het lichaam in zwarte afvalzakken.
Hij was door zijn slaaptabletten heen, en dat was maar goed ook, dacht hij, want hij was hard op weg verslaafd te raken. Hij probeerde aan zijn werk te denken; alles was beter dan die nacht. Maar dat betekende alleen maar dat hij aan de vergadering van de raad van bestuur van die ochtend dacht. Hij zag altijd al tegen bestuursvergaderingen op, maar deze keer wist hij dat hij van alles over zich heen zou krijgen.
Op weg naar zijn werk stond hij naast een glanzende zilverkleurige Mercedes s-klasse voor een rood verkeerslicht. Hij keek bewonderend opzij en zag Ken Coleman, de verkoopdirecteur van Stratton, achter het stuur zitten. Nick liet het raam aan de passagierskant zakken en tikte op zijn claxon tot hij Colemans aandacht had. Toen Coleman – eenenveertig, minstens dertig kilo te zwaar, slecht toupetje – zijn raam ook omlaag liet gaan, begon hij te stralen.
‘Hé, Nick! Wat zie jij er piekfijn uit.’
‘Bestuursvergadering. Nieuwe auto, Kenny?’
Colemans grijns werd nog breder. ‘Gisteren gekregen. Vind je hem mooi?’
‘Hij moet wel honderdduizend kosten.’
Coleman, altijd hyper, knikte snel, op en neer en op en neer als een pop met een slappe hals. ‘Meer dan dat. Alles erop en eraan. Bijvoorbeeld een AMG-sportpakket, en, hé, stuurverwarming!’ De hoogste verkoper van Stratton verdiende meer dan Nick. Nick vond dat niet erg; iemand moest het karakterbedervende werk doen dat zij deden.
Het licht sprong op groen, maar Nick kwam niet in beweging. ‘Gekocht of geleased?’ vroeg hij.
‘Geleased. Dat doe ik altijd, weet je.’
‘Goed. Want hij gaat terug naar de dealer.’
Coleman hield zijn bungelende hoofd schuin, een beweging als van een terriër, bijna komisch. ‘Wat?’
Achter hem claxonneerde iemand. Nick negeerde dat. ‘We hebben vijfduizend mensen ontslagen, Ken. Het halve bedrijf. Om kosten te besparen, om Stratton te redden. We hebben zowat de hele stad weggevaagd. En dus wil ik niet dat iemand uit mijn directieteam in een patserige Mercedes van honderdduizend dollar rondrijdt. Begrepen?’
Coleman keek hem ongelovig aan.
Nick ging verder: ‘Je gaat aan het eind van de dag naar de dealer terug en zegt dat je een Subaru wilt, of weet ik veel. Maar ik wil je niet meer achter dat verwarmde stuur zien zitten. Begrepen?’
Nick gaf gas en reed weg.
De vijf leden van de raad van bestuur van Stratton Corporation en hun gasten zaten in het voorvertrek van de bestuurskamer. Er werd koffie geschonken uit vacuümkannen, en niet de industriële koffie uit de personeelskantine. Dit was koffie van Sulawesi Peaberry-bonen, versgemalen door Town Grounds, waar je de beste koffie van Fenwick kon krijgen. Todd Muldaur had op de eerste bestuursvergadering na de overname over de koffie geklaagd en de spot gedreven met de automaat. Nick had gevonden dat Todd zich belachelijk gedroeg, maar hij had toch voor andere koffie gezorgd. En verder waren er koude flesjes Evian-water, schijfjes meloen, frambozen en aardbeien en luxe pasteitjes, aangevoerd uit een befaamde bakkerij in Ann Arbor.
Todd Muldaur, die weer een van zijn dure pakken droeg, was bijna klaar met het vertellen van een grap toen Nick binnenkwam. Hij sprak met Scott, Davis Eilers, de andere man van Fairfield Partners, en iemand die Nick nooit eerder had gezien. ‘Ik zei tegen hem, als je Fenwick goed wilt bekijken, moet je dat via je achteruitkijkspiegel doen,’ zei Todd. Eilers en de andere man lachten uitbundig. Scott, die Nick had zien binnenkomen, beperkte zich tot een beleefd glimlachje.
Davis Eilers was de andere Fairfield-vennoot die zich met Stratton bezighield, een man met veel operationele ervaring. Net als Todd en Scott had hij een tijd voor McKinsey gewerkt, alleen had hij football gespeeld voor Dartmouth, niet voor Yale. Daarna had hij de leiding van een aantal ondernemingen gehad, als een soort ingehuurde president-directeur.
Todd draaide zich om en zag Nick. ‘Daar is hij.’ Hij hield zijn kopje naar Nick omhoog. ‘Uitstekende koffie!’ zei hij uitbundig en met een knipoog. ‘Jammer dat je er gisteravond niet was. Druk met het vaderschap, hè?’
Nick gaf Todd een hand, en daarna Scott en Eilers. ‘Ja, daar kon ik niet onderuit. Het schooltoneelstuk van mijn dochter, weet je, en omdat…’
‘Hé, jij weet wat prioriteit heeft,’ zei Todd met veel te veel oprechtheid. ‘Daar heb ik respect voor.’
Nick wilde de kop hete Sulawesi Peaberry in het gezicht van die kerel smijten, maar hij keek alleen maar recht in Todds al te blauwe ogen en glimlachte waarderend.
‘Nick, ik wil je voorstellen aan ons nieuwe bestuurslid, Dan Finegold.’ Een lange, aantrekkelijke man, atletisch gebouwd. Een bos donkerbruin haar met een beginnend waas van zilvergrijs. Wat was dat toch met Fairfield Equity Partners? Het leek wel een reünie van een studentencorps.
Dan Finegolds handdruk was verpletterend.
‘Ga me niet vertellen dat je ook in het footballteam van Yale hebt gezeten,’ zei Nick hartelijk. Hij dacht: ons nieuwe bestuurslid? Waarom hoor ik dat nu pas?
‘Nou, eigenlijk gehonkbald, maar wel voor Yale,’ zei Todd, en hij klopte beide mannen op de schouder om ze bij elkaar te brengen. ‘Dan was een legendarische werper.’
‘Legendarisch? Kom nou,’ zei Finegold.
‘Hé, man, dat was je echt wel,’ zei Todd. Hij keek Nick aan. ‘Dan heeft twintig jaar ervaring in de kantoorinrichtingsbranche, met alle littekenweefsel van dien. Je kent vast wel OfficeSource – dat was zijn bedrijf. Toen Willard het kocht, haalde hij Dan naar Fairfield.’
‘Bevalt het je in Boston?’ vroeg Nick. Hij wist niets anders te bedenken. Hij kon niet zeggen wat hij werkelijk dacht: waarom ben jij hier, wie heeft je in de raad van bestuur benoemd, wat is er werkelijk aan de hand? Fairfield had het recht om bestuursleden te benoemen, maar het was niet bepaald beleefd van hen om ineens met een nieuw bestuurslid te komen aanzetten. Dat hadden ze nooit eerder gedaan. Het was geen gunstig precedent, of misschien was dat juist de bedoeling.
‘Geweldige stad. Vooral voor een liefhebber van lekker eten, zoals ik. Er zijn tegenwoordig veel baanbrekende restaurants in Boston.’
‘Dan is mede-eigenaar van een ambachtelijke brouwerij in de staat New York,’ zei Todd. ‘Daar maken ze het beste Belgische bier buiten België. Abdijbier, hè?’
‘Ja.’
‘Welkom in de raad van bestuur,’ zei Nick. ‘Je deskundigheid op het gebied van Belgisch bier komt vast wel van pas.’ Dat Belgische abdijbier kwam hem bekend voor, maar hij wist niet meer waarvan.
Todd pakte Nick bij zijn elleboog vast toen ze de bestuurskamer in liepen. Hij sprak met gedempte stem. ‘Jammer van Atlas McKenzie.’
‘Huh?’
‘Scott heeft het me gisteravond verteld.’
‘Waar heb je het over?’
Todd keek hem verbaasd aan. ‘De deal,’ mompelde hij. ‘Die niet doorgaat.’
‘Wat?’ Waar had hij het over? De Atlas McKenzie-deal was zo goed als rond. Dit was belachelijk!
‘Maak je geen zorgen. Het komt vanmorgen niet ter sprake. Maar evengoed een grote tegenvaller, hè?’ Met luidere stem zei hij: ‘Mevrouw Devries!’
Todd wendde zich af en liep naar Dorothy Devries toe, die net de bestuurskamer was binnengekomen. Todd nam haar kleine hand in zijn beide grote handen en wachtte tot ze hem haar wang toekeerde voordat hij er een kus op drukte.
Dorothy droeg een bordeauxrood Nancy Reagan-broekpak met witte biezen langs de lapellen. Haar witte haar was een perfecte cumuluswolk met een zweem van blauwe spoeling, waardoor het staalblauw van haar ogen beter tot zijn recht kwam. Fairfield Partners had Dorothy Stratton Devries een klein stukje van de onderneming en een zetel in de raad van bestuur laten houden. Dat was een voorwaarde van haar geweest waarmee Willard Osgood geen enkel probleem had. Het maakte een goede indruk dat de familie van de oprichter nog bij Stratton betrokken was. Op die manier liet je zien dat Fairfield respect had voor oude tradities. Natuurlijk had Dorothy geen macht. Ze zat er vooral voor de show bij. Fairfield bezat negentig procent van Stratton, beheerste de raad van bestuur, had volledige zeggenschap. Dorothy, die niet achterlijk was, begreep dat heus wel, maar ze begreep ook dat ze, in elk geval buiten de bestuurskamer, nog steeds enig moreel gezag bezat.
Haar vader, Harold Stratton, was monteur bij de Wabash Railroad, leerling-tinnegieter en schoorsteenreparateur geweest. Hij werkte als monteur bij Steelcase in Grand Rapids en begon toen zijn eigen bedrijf met geld dat hij van zijn rijke schoonvader had gekregen. Zijn grote innovatie was de ontwikkeling van een betere rollerophanging in metalen archiefkasten geweest – progressieve rollagers in een hangmappenla. Zijn enige zoon was als kind gestorven, zodat alleen Dorothy overbleef, maar in die tijd hadden vrouwen niet de leiding van ondernemingen, en dus droeg hij het bedrijf uiteindelijk over aan Dorothy’s man, Milton Devries. De latere jaren van haar leven had ze doorgebracht in haar grote, donkere villa in East Fenwick, vanwaar ze een moreel gezag uitoefende zoals alleen een societykoningin in een klein plaatsje dat kon. Ze zat in alle besturen in de stad en was voorzitter van de meeste. Hoewel ze op Nick gesteld was en hem president-directeur had gemaakt, keek ze toch op hem neer omdat hij uit een lagere maatschappelijke klasse kwam. Per slot van rekening had Nicks vader in de fabriek gewerkt. Het deed er niet toe dat Dorothy maar één generatie verwijderd was van iemand met smeervet op zijn vingers.
Nick, nog niet bekomen van Todds terloopse onthulling, zag dat Scott op zijn gebruikelijke plaats aan de ovale mahoniehouten vergadertafel ging zitten. Toen Nick naar hem toe ging en zijn hand op zijn schouder legde, hoorde hij Todd zeggen: ‘Dorothy, mag ik Dan Finegold aan je voorstellen?’
‘Hé,’ fluisterde Nick, die nu recht achter Scott stond. ‘Wat hoor ik over Atlas McKenzie?’
Scott draaide zich met moeite naar hem om en keek hem met grote ogen aan. ‘Ja, ik kreeg gisteravond onder het eten een telefoontje op mijn gsm… Todd was daar ook, weet je…’ Zijn stem stierf weg. Nick bleef zwijgen. Scott ging verder: ‘Ze zijn in zee gegaan met Steelcase, je weet wel, die joint venture van Steelcase met Gale & Wentworth…’
‘En ze belden jou?’
‘Ik denk dat ik onder een sneltoets van Hardwick zat, na al die onderhandelingen op het eind…’
‘Als je slecht nieuws krijgt, vertel je het eerst aan mij. Begrepen?’ Nick zag dat Scotts bleke gezicht meteen rood aanliep. ‘Ik… Natuurlijk, Nick, alleen was Todd erbij, weet je, en…’
‘We praten er later over,’ zei Nick. Hij kneep Scott zo hard in zijn schouder dat het niet meer vriendschappelijk was.
Hij hoorde Dorothy Devries’ broze lach aan de andere kant van de kamer en ging aan het hoofd van de tafel zitten.
De bestuurskamer van Stratton was het conservatiefste vertrek in het hele hoofdkantoor – de immense mahoniehouten tafel met plaats voor vijftien personen, al waren er sinds de overname geen vijftien bestuursleden meer; de zwarte leren Stratton Symbiosis-stoelen van topklasse; de flatscreenmonitoren op elke plaats, die je met een druk op de knop omhoog en omlaag kon bewegen. De kamer zag eruit als bestuurskamers van grote ondernemingen over de hele wereld.
Nick schraapte zijn keel, keek de tafel rond en wist dat hij niet meer onder vrienden was. ‘Nou, zullen we dan maar beginnen met het verslag van de financieel directeur?’ zei hij.