87
De telefoon ging, en Audrey nam op zonder erbij na te denken.
‘Spreek ik met rechercheur Rhimes?’ Een vriendelijke vrouwenstem, de woorden langzaam en zorgvuldig.
Ze zuchtte geluidloos. ‘Ja,’ zei Audrey, hoewel ze sterk in de verleiding kwam om te zeggen: ‘Nee, rechercheur Rhimes is op vakantie.’
‘Rechercheur, met Ethel Dorsey.’
‘Ja, mevrouw Dorsey,’ zei ze met een vriendelijker stem. ‘Hoe gaat het met u?’
‘Het gaat zo goed als te verwachten was, nu mijn Tyrone er niet meer is en zo. Maar ik dank de Heer dat ik nog mijn drie geweldige zoons heb.’
‘Er is zoveel wat we niet kunnen begrijpen, mevrouw Dorsey,’ zei Audrey. ‘Maar de Schrift zegt dat die zaaien in tranen zullen oogsten met liederen van vreugde.’
‘Ik weet dat Hij onze tranen verzamelt en ze allemaal in zijn fles doet.’
‘Dat doet Hij. Dat doet Hij.’
‘God is goed.’
‘Altijd,’ zei Audrey automatisch.
‘Rechercheur, het spijt me dat ik u stoor, maar ik vroeg me af of u wat verder bent gekomen met de zaak van mijn Tyrone.’
‘Nee, het spijt me. Nog niets. Maar we blijven eraan werken.’ Ze schaamde zich voor de leugen.
‘Alstublieft, geeft u het niet op, rechercheur.’
‘Natuurlijk niet, mevrouw Dorsey.’ Ze had de afgelopen weken amper aan de zaak gedacht. Ze was blij dat mevrouw Dorsey naar een andere kerk ging, in een andere stad.
‘Ik weet dat u uw best doet.’
‘Ja.’
‘Moge de Heer u sterkte geven, rechercheur.’
‘U ook, mevrouw Dorsey. U ook.’
Toen ze ophing, was ze vervuld van verdriet. Ze schaamde zich diep. De telefoon ging bijna meteen opnieuw.
Het was Susan Calloway, de vrouw met de nuchtere stem van het staatslab in Grand Rapids. De vuurwapenspecialiste die aan de ibis-Database werkte. Ze klonk een beetje anders, en Audrey besefte dat ze opwinding hoorde, maar dan wel de gedempte, ingetogen opwinding die bij die vrouw paste.
‘Nou, ik denk dat we iets voor u hebben,’ zei de vrouw.
‘U hebt een overeenkomst gevonden.’
‘Het spijt me dat het zo lang heeft geduurd…’
‘O, helemaal niet…’
‘Maar de politie van Grand Rapids nam de tijd. Ik bedoel, ik vroeg hun alleen maar of ze de kogels uit Bewaring wilden halen en ze naar Fuller wilden rijden, een afstandje van zeventien blokken. Je zou denken dat ik om een mensenoffer vroeg of zoiets.’
Audrey grinnikte beleefd. ‘Maar u hebt een overeenkomst,’ drong ze aan.
De laborante klonk nu bijna uitbundig. ‘Natuurlijk, al was er wel het probleem dat het niemands zaak meer is. Het was zes jaar geleden, en beide rechercheurs zijn weg, heb ik gehoord. Er is altijd een excuus.’
‘Vertel mij wat.’ Audrey lachte.
‘Hoe dan ook, de kogels die ze hierheen brachten, kwamen overeen met de kogels in uw zaak. Het zijn Rainiers met een koperen mantel, dus de munitie is verschillend. Maar de groefsporen zijn identiek.’
‘Dus het is een positieve overeenkomst.’
‘Ja, dat is het.’
‘Het wapen…?’
‘Dat kan ik niet met absolute zekerheid zeggen. Maar ik zou zeggen dat het best eens een Smith & Wesson 9mm zou kunnen zijn. Maar dat kunt u niet als bewijs gebruiken.’ De vrouw las het rapportnummer van de politie van Grand Rapids voor.
‘Dus in Grand Rapids moeten ze alle informatie hebben die ik nodig heb,’ zei Audrey.
‘Nou, ik weet niet veel meer dan wat ik u al heb verteld. Beide rechercheurs hebben het korps verlaten, zoals ik al zei.’
‘Evengoed zou het me helpen als ik hun namen had.’
‘Nou, als dat alles is, kan ik ze u wel geven. In elk geval de naam van de rechercheur die het materiaal in bewaring gaf. Die staat hier in een vakje.’ De laborante zweeg, en Audrey wilde net op de naam aandringen, toen de vrouw weer sprak, en Audrey had het meteen ijskoud.
‘Hier staat dat het materiaal in bewaring is gegeven door een rechercheur Edward J. Rinaldi,’ zei de laborante. ‘Maar ze zeggen dat hij niet meer bij het korps werkt, dus waarschijnlijk hebt u daar niet veel aan. Dat is jammer.’