68
Eddie woonde in een klein complex van flatgebouwen; het heette Pebble Creek. Het was een jaar of vijf geleden gebouwd en bestond uit vier gebouwen van vijf verdiepingen – gebeitst hout, rode baksteen, grote ramen – aan een groot plein van gras en grind. Elk appartement had zijn eigen balkon met wit hekwerk, waar de bewoners dingen als klapstoelen en bomen in grote potten hadden neergezet. Neo-Prairie, had Nick die stijl horen noemen. De naam Pebble Creek was niet helemaal duidelijk. Er was nergens een kreek te bekennen, maar er waren genoeg kiezelstenen bij het parkeerterrein. Er waren gezellig ogende kantoorgebouwen in dezelfde bouwtrant – de kindertandarts van de Conovers zat in zoiets – maar sommige mensen zouden Pebble Creek een beetje te kantoorachtig vinden om er te willen wonen. Eddie dacht daar anders over.
‘Treed binnen in mijn nederige stulp,’ zei Eddie toen hij Nick binnenliet. Hij droeg een zwarte spijkerbroek en een grijs overhemd dat rafelig was van te veel rondjes in de droogmachine. ‘Welkom in het neukdomein van Edward J. Rinaldi.’
Nick had Eddie nooit eerder thuis opgezocht, maar hij verbaasde zich niet over wat hij te zien kreeg. Veel glas, veel chroom. Blauwgrijze vloerbedekking. Zwartgelakt meubilair en dito drankkast, grote spiegels op de muur daarachter. De grootste dingen in de kamer waren twee grote platte Magnapan-luidsprekers in zilver; ze stonden als kamerschermen aan weerskanten van een zwarte bank. Alles paste min of meer bij elkaar. In de slaapkamer liet Eddie hem vol trots een gigantisch waterbed zien. Hij zei dat het zo vaak werd gebruikt dat hij de voering al drie keer had laten vervangen.
‘En?’ zei Eddie, toen hij met Nick naar het deel van zijn huiskamer liep dat hij ongetwijfeld zijn ‘entertainmentcentrum’ noemde, al had hij er misschien een kleurrijker naam voor.
‘Nou,’ zei Nick. ‘Ik weet dat de “j” als laatste letter aan het alfabet werd toegevoegd.’
‘Echt waar? Hoe konden ze zonder? Jajem. Jezus. Jeuk aan de pik. De grondslagen van de beschaving.’ Eddie maakte de drankkast open en draaide de dop van een fles whisky. ‘Om van J & B en Jameson’s nog maar te zwijgen. Wat wil je?’
‘Ik heb niets nodig,’ zei Nick.
‘Nee,’ zei Eddie. Hij ging in een stoel met zilvergrijze imitatiesuède zitten en legde zijn voeten op de glazen salontafel, naast twee boeken met de titels Zó wed je op paarden en Speel Poker als de Profs. ‘Misschien niet.’
‘Waarom zeg je dat?’ Nick zat op de andere bank van de hoek, die bekleed was met dezelfde imitatiesuède.
‘Omdat ik iets voor je heb, Nicky. Ik dacht dat je best naar me toe wilde komen om naar een paar e-mails te kijken die ons vriendje Scotty een paar weken geleden heeft gewist. Hij zal wel hebben gedacht dat als je iets uitwist het weg is, voorgoed verdwenen. Blijkbaar weet hij niet dat alle e-mail in een archief op de server wordt opgeslagen. Wie is Martin Lai?’
‘Martin Lai. Dat is onze regiomanager voor Asia Pacific, gevestigd in Hongkong. Belast met accounting. Je hebt vast nog nooit zo’n slaapverwekkende, dodelijk saaie vent ontmoet. Menselijke ether.’
‘Nou, kijk hier eens naar.’ Hij gaf Nick een paar papieren.
Aan: [email protected]
Van: [email protected]
Scott,
Kun je me bevestiging dat de overboeking van $10 miljoen vanmorgen van Stratton Asia Ventures LLC naar een naamloze nummerrekening in jouw opdracht is geschied? De SWIFT-code geeft aan dat het geld naar de Seng Fung Bank in Macau is gegaan. Hiermee zijn de activa van het fonds volledig verbruikt. Antwoord gauw, a.u.b.
Dank je,
Martin Lai,
Managing Director. Accounting Stratton Inc. Hongkong.
En dan Scotts onmiddellijke antwoord:
Aan: [email protected]
Van: [email protected]
Dat is in orde. Het maakt deel uit van het gebruikelijke proces van repatriëring van fondsen om fiscale betalingen te ontwijken. Bedankt voor je oplettendheid, maar het is in orde.
– Scott.
Toen Nick opkeek, zei hij: ‘Tien miljoen dollar? Waar is dat voor?’
‘Ik weet het niet, maar ik denk dat onze Scotty een beetje roekeloos wordt. Het lijkt erop dat hij hoog spel speelt, hè?’
‘Ja, daar lijkt het op.’
‘Dat zou niets voor jou zijn.’
‘Huh?’
‘Jij bent helemaal niet roekeloos, hè?’
‘Wat bedoel je daarmee?’
‘Wat jij doet, man, is veel stommer dan wat Scott McNally in zijn schild voert. Maak daar een eind aan voordat het een eind aan jou maakt, kerel, anders gaan we allebei achter de tralies. En denk maar niet dat je mij voor alles kunt laten opdraaien.’
‘Waar heb je het over?’
Eddie keek hem meedogenloos aan. ‘Wil je eens uitleggen hoe je het verdomme in je hoofd kunt halen om te rampetampen met Stadlers dochter?’
Nick was een ogenblik sprakeloos. ‘Bespioneer je mij, Eddie? Daardoor wist je waar ik die dag in de regen naartoe ging, hè? Je hebt niet het recht mijn e-mail of mijn telefoonlijnen af te tappen…’
‘Je moet het zo zien. We zijn samen op reis, Nick. We moeten dezelfde afslagen nemen. Je moet op de maximumsnelheden letten, en op alle verkeersborden. En hier staat een bord met “verboden toegang”. Begrijp je dat? Want het is erg belangrijk dat je dat begrijpt.’ Eddie keek hem indringend aan. ‘Besef je wel hoe ongelooflijk roekeloos je bent?’
‘Het gaat je geen bliksem aan, Eddie.’
Eddie rekte zich uit, bracht zijn armen omhoog en legde zijn handen achter zijn hoofd. Onder zijn oksels was zijn grijze shirt zwart van de zweetvlekken. ‘Kijk, daar vergis je je nu in, jongen. Het gaat mij een heleboel aan. Want als dit zo doorgaat, zitten we straks samen nummerborden te maken in de bak, en neem dit van mij aan: dat gaat niet gebeuren.’
‘Je gaat te ver. Blijf bij haar vandaan.’
‘Ik wou dat jij ook bij haar vandaan bleef. Als je tegen me zei dat je de plaatselijke padvinders in hun kont neukte, kon me dat geen moer schelen. Als je zei dat je een pillenlab in je kelder had, zou me dat aan m’n reet roesten. Maar dit gaat ons tweeën aan. Als je dat stuk neukwerk in je leven toelaat – om wat voor idiote redenen dan ook – breng je ons allebei in gevaar. Waar denk je verdomme dat ze op uit is?’
‘Ik weet niet waar je het over hebt.’
‘Nieuwsflits,’ zei Eddie met gedempte stem. ‘Je hebt haar ouweheer gemold.’
Het bloed trok uit Nicks gezicht weg. Hij zocht naar woorden, maar vond ze niet.
‘Jij snapt het echt niet, hè? De politie denkt dat jij er misschien iets mee te maken had. Laten we zeggen dat die rechercheurs met haar gaan praten en iets van hun verdenkingen laten blijken. Ze laten zich iets ontglippen om te kijken of zij iets weet. En dat meisje denkt dat als ze dicht bij je komt – ik zit nu even te speculeren – dat ze dan misschien iets kan ontdekken. Wie weet wat? Misschien gaat het haar er niet echt om dat ze in je broek komt. Misschien wil ze in je hoofd.’
‘Dat is onzin. Ik geloof het niet,’ zei Nick. Het was of zijn ingewanden zich tot een hard balletje samentrokken.
Die keer bij Town Grounds.
God, iemand die je gezin zoiets aandeed.
Ik zou hem willen vermoorden.
‘Geloof het nou maar,’ zei Eddie. ‘Hou nou maar rekening met die mogelijkheid.’ Hij dronk zijn glas leeg en ademde alcoholische lucht uit. ‘Misschien red je daarmee je hachje.’
‘Ik wil hier niet naar luisteren,’ zei Nick met een vuurrood gezicht. Hij stond op, liep naar de deur, maar bleef halverwege staan en draaide zich om. ‘Weet je, Eddie, jij verkeert nou niet bepaald in een positie om over roekeloosheid te preken.’
Eddie keek hem uitdagend aan, met een lelijke grijns op zijn gezicht.
Nick ging verder: ‘Volgens mij heb jij me nooit helemaal verteld waarom je bij de politie van Grand Rapids bent weggegaan.’ Eddies ogen vernauwden zich tot spleetjes. ‘Ik heb je al verteld over die onzinnige aanklacht.’
‘Je hebt me niet verteld dat ze je eruit gemieterd hebben omdat je diefstal had gepleegd.’
‘O, jezus. Dat lijkt me nou net iets wat die vrouwelijke smeris je heeft verteld. Ga je haar geloven of mij?’
Nick drukte zijn lippen op elkaar. ‘Ik weet het niet, Eddie. Zo langzamerhand begin ik haar te geloven.’
‘Ja,’ zei Eddie ijzig. ‘Dat zou net wat voor jou zijn.’
‘Je hebt niet gezegd dat het niet waar was.’
‘Of ik de hand heb gelicht met voorschriften? Ja. Maar dat is alles. Je moet niet alles geloven wat je hoort. Mensen ouwehoeren zoveel.’