12

>Nick liep op blote voeten de trap af in het donkere, stille huis. Hij keek naar een van de nieuwe schermpjes onder aan de trap. Ook dat flikkerde: *** ALARM *** TERREINRAND.

Zijn hersenen voelden traag en stroperig aan. Het was een poging om helder te denken. Alleen het snelle kloppen van zijn hart, de door adrenaline aangedreven spanning, hield hem in beweging.

Hij bleef even staan en vroeg zich af welke kant hij op moest gaan.

Toen ging er licht aan in het huis en raakte hij meteen in paniek. Hij liep vlug op het licht af – zijn studeerkamer? – maar herinnerde zich toen dat de software die de camera’s aanstuurde geprogrammeerd was om pixelveranderingen te detecteren, dus veranderingen in licht of beweging. Als zich verandering in het licht voordeed, gingen niet alleen de camera’s aan, maar was de software ook verbonden met een relais dat automatisch een paar lampen in het huis liet aangaan. Op die manier werden potentiële indringers afgeschrikt: ze zouden denken dat iemand in het huis wakker was geworden, al was er niemand thuis.

Hij ging langzamer lopen, maar bleef in beweging en probeerde na te denken. De software van de bewegingssensor werkte met zones. Dat betekende dat wie of wat daarbuiten was zich aan de kant van het gazon bevond die het dichtst bij zijn studeerkamer lag. Eddies helper had het systeem zo ingesteld dat de beveiligingsfirma pas werd gewaarschuwd wanneer in het huis zelf werd ingebroken, want een groot dier dat over het gazon liep kon het buitenalarm al laten afgaan. Ze wilden niet dat er te vaak vals alarm was. Maar als er iets over het gazon liep, gingen de camera’s en de lichten wel aan.

Een hert. Waarschijnlijk was het maar een hert.

Maar hij moest zekerheid hebben.

Hij liep door de huiskamer en de gang naar zijn studeerkamer. De lichten waren aan.

Hij ging langzamer lopen toen hij in de studeerkamer kwam. De drab in zijn hoofd werd wat helderder. Er was daar natuurlijk niemand. Het enige geluid was het zwakke zoemen van zijn computer. Hij keek naar de tuindeuren en de duisternis daarachter. Daar was niets; buiten was niets. Vals alarm.

Het werd donker in de kamer. Hij schrok daarvan, maar herinnerde zich toen dat de lichten ook geprogrammeerd waren om na twee minuten uit te gaan. Hij liep door de studeerkamer naar de ruiten van de tuindeuren en keek naar buiten.

Hij zag niets.

Er was daar niets, alleen waterig maanlicht dat op de bomen en struiken glinsterde.

Hij keek weer naar het verlichte schermpje van zijn bureauklok. Tien over twee. De kinderen lagen boven te slapen. Marta was vermoedelijk terug van haar vrije avond en lag in haar slaapkamer in de vleugel naast de keuken te slapen. Hij keek nog eens door de ruiten.

Na enkele seconden draaide hij zich om. Hij wilde de studeerkamer uit lopen.

Plotseling baadde het gazon buiten in het licht. De schijnwerpers sprongen aan; Nick schrok ervan. Hij draaide zich met een ruk om, keek naar buiten en zag een figuur dichterbij komen vanuit een groepje bomen.

Hij ging dichter naar de ruiten toe en tuurde naar buiten. Het was een man in een soort regenjas, die flapperde als hij liep. Hij stak langzaam het gazon over, recht op Nick af.

Nick ging naar het paneeltje en zette het alarmsysteem uit. Toen pakte hij de kruk van de tuindeuren vast, dacht even na en liep naar zijn bureau. Hij pakte de sleutel uit de middelste la, stak hem in het slot van de onderste, trok die la open en haalde het pistool tevoorschijn.

Hij haalde het uit het oliedoek.

Het bloed steeg naar zijn hoofd; hij hoorde het in zijn oren.

Hoewel Eddie hem had verzekerd dat hij het ding nooit zou hoeven te gebruiken, had hij het geladen achtergelaten. Nick pakte het wapen nu vast, trok de schuif naar achteren om de eerste patroon in de kamer te krijgen, zoals Eddie hem had geleerd, en liet de schuif los.

Hij draaide zich langzaam om, het wapen bij zijn zij, en hield zijn vinger zorgvuldig van de trekker vandaan. Met zijn linkerhand drukte hij op de kruk om de tuindeur open te maken. Hij ging op zijn blote voeten naar buiten. Het pas ingezaaide gazon voelde koud aan.

‘Staan blijven,’ riep hij.

De man bleef dichterbij komen. Nick kon zijn grove zwarte bril nu zien, zijn uitpuilende ogen, zijn gemillimeterde grijze haar, zijn kromme gestalte. De man die Andrew Stadler heette, liep rechtdoor zonder zich ergens iets van aan te trekken.

Nick bracht het pistool omhoog en blafte: ‘Stop!’

Onder de flapperende regenjas droeg Stadler een witte broek en een wit overhemd. Hij mompelde in zichzelf en bleef naar Nick kijken terwijl hij steeds dichterbij kwam.

Hij is knettergek, jongen…

De man bleef komen. Zijn uitpuilende ogen staarden alsof hij het pistool niet eens zag, of als hij het zag, trok hij zich er niets van aan.

Eddies woorden. Een maniak. Die kerel was vaste klant op de gesloten afdeling van het County Medical.

‘Geen stap verder!’ schreeuwde Nick.

Het gemompel van de man was nu duidelijk te horen. De man stak zijn hand op en wees met zijn vinger naar Nick. Zijn gezicht was woedend, kwaadaardig. ‘Nooit veilig,’ zei de man schor. Hij glimlachte en zijn handen gingen snel naar de zakken op de zijkanten van zijn jas. Die glimlach was net een zenuwtrek; hij kwam en ging een paar keer achter elkaar, zonder enige logica.

Stadler was ondervraagd over de mogelijke moord op een heel gezin dat bij hem in de straat woonde.

‘Nog één stap en ik schiet!’ schreeuwde Nick. Hij bracht het wapen met beide handen omhoog. Hij mikte op het midden van het lichaam van de krankzinnige.

Je zult nooit veilig zijn,’ zei de man in het wit. Zijn hand verdween in zijn zak, en hij liep nu vlugger naar Nick toe, naar de deuropening.

Nick haalde de trekker over, en toen was het of alles tegelijk gebeurde. Er was een ploppend geluid te horen, hard maar lang niet zo hard als hij had verwacht. Het pistool schokte in zijn handen door de terugslag. Een lege patroonhuls vloog opzij. Nick rook kruit, zwavelig en scherp.

De maniak struikelde en zakte op zijn knieën. Er verscheen een donkere vlek op zijn witte overhemd, een krans van bloed. De kogel was in de bovenste helft van zijn borst binnengedrongen. Nick keek er met bonkend hart naar, het pistool nog in zijn beide handen geklemd, gericht op de man tot hij er zeker van was dat deze op de grond lag.

Plotseling sprong de man verrassend soepel overeind en schreeuwde met schorre stem: ‘Nee!’ Hij klonk gekwetst, bijna beledigd. Hij kwam moeizaam op Nick af en zei: ‘Nooit… veilig!’

De man was nu minder dan twee meter van hem vandaan, en Nick schoot weer. Ditmaal mikte hij hoger, wild van angst en vastbeslotenheid. Hij kon het wapen nu beter stabiel houden en voelde kruitspikkels in zijn gezicht. Hij zag de man schuin achterovervallen, zijn mond open, maar deze keer brak hij zijn val niet. Hij landde op zijn zij, zijn benen gespreid in een vreemde hoek, en bracht een dierlijke keelklank voort.

Nick verstijfde. Enkele seconden keek hij zwijgend naar de man.

Zijn oren galmden. Met het wapen in beide handen ging hij een stap opzij om het gezicht van de man te kunnen zien. De mond van de krankzinnige was wijdopen en het bloed sijpelde over zijn lippen en zijn kin. De zwarte bril was ergens gevallen. De ogen, veel kleiner zonder de vergroting door de brillenglazen, staarden recht voor zich uit.

De man ademde met een reutelend geluid en maakte geen geluid meer.

Nick bleef verdoofd staan, zinderend van de adrenaline. Hij was op dat moment nog banger dan een minuut eerder. Hij richtte het pistool bijna beschuldigend op de man en liep langzaam naar hem toe. Nick porde met zijn rechtervoet tegen de borst van de man.

De man rolde achterover, zijn mond open, een mond vol glinsterende zilveren vullingen. Het schelle metaalachtige gegalm in Nicks oren was niet zo hard meer, en alles was vreemd, akelig stil. Nick meende ergens een licht geritsel van bladeren te horen. Heel in de verte blafte even een hond.

De borst van de man bewoog niet; hij haalde geen adem. Nick boog zich over hem heen. Het pistool bungelde nu aan zijn linkerhand bij zijn zij. Hij legde zijn rechterwijsvinger op de keel van de man en voelde geen hartslag. Dat was geen verrassing; aan de starende ogen had hij al gezien dat de maniak dood was.

Hij is dood, dacht Nick. Ik heb hem gedood.

Ik heb een mens gedood.

Een diep afgrijzen maakte zich van hem meester. Ik heb hem gedood. Een andere stem in zijn hoofd begon te pleiten, verdedigend en angstig als een kleine jongen.

Ik moest wel. Ik had geen keus. Ik had verdomme geen keus.

Ik moest hem tegenhouden.

Misschien is hij alleen maar bewusteloos, dacht Nick wanhopig. Hij legde zijn vinger weer op de keel van de man, maar voelde geen hartslag. Hij pakte een van de ruwe, droge handen van de man vast, drukte hem tegen de binnenkant van zijn pols, voelde niets.

Hij liet de hand los, die vervolgens op de grond viel.

Hij porde weer met zijn tenen tegen de borst van de man, maar hij wist de waarheid.

De man was dood.

Deze krankzinnige, deze stalker, deze man die Nicks kinderen zou hebben afgeslacht zoals hij met zijn hond had gedaan, lag dood op het pas ingezaaide gazon, omringd door kleine sprietjes gras die spaarzaam uit de vochtige zwarte aarde omhoogstaken.

O jezus, dacht Nick. Ik heb zojuist een mens gedood.

Hij stond op, maar voelde dat zijn knieën bezweken. Hij zakte op de grond en voelde de tranen die over zijn wangen liepen. Tranen van opluchting? Van afgrijzen? Niet, beslist niet, van wanhoop of verdriet.

O, alsjeblieft, jezus, dacht hij. Wat moet ik nu doen?

Wat moet ik nu doen?

Een minuut, misschien twee minuten, bleef hij zitten, zijn knieën in de zachte grond. Het was of hij in een kerk was, al was hij daar in tientallen jaren niet geweest, en zat te bidden. Zo voelde het aan. Hij zat te bidden op het zachte, pas ingezaaide gazon, met zijn rug naar het in elkaar gezakte lichaam toe. Enkele ogenblikken vroeg hij zich af of hij zou flauwvallen en bewusteloos op de grond zou komen te liggen. Hij wachtte op een geluid, het geluid van iemand in het huis, iemand die wakker was geworden van de schoten en naar buiten kwam rennen om te zien wat er gebeurd was. De kinderen mochten dit niet zien.

Maar er kwam geen geluid. Er was niemand wakker geworden, zelfs Marta niet. Hij verzamelde zijn krachten, stond op, liet het wapen op de grond vallen en liep naar de studeerkamer terug alsof hij in trance was. De lichten gingen aan: weer de software van die bewegingssensoren.

Hij kon nauwelijks rechtop staan. Hij liet zich in zijn bureaustoel zakken, sloeg zijn armen over elkaar en liet zijn hoofd op zijn armen rusten. De gedachten vlogen door zijn hoofd, maar dat had geen zin; hij kon niet helder denken. Zijn hersenen voelden aan alsof ze door elkaar waren geklutst.

Hij was doodsbang.

Wat moet ik nu doen?

Wie kan me helpen? Wie moet ik bellen?

Hij pakte de hoorn van zijn bureautelefoon en drukte op de negen.

Negen-een-een. De politie.

Nee, dat kan ik niet doen. Nog niet. Hij hing op.

Hij moest nadenken. Wat zou hij tegen hen zeggen? Alles hing daarvan af. Was het zuiver zelfverdediging?

De politie, die zo’n hekel aan hem had, zou proberen hem te laten hangen. Als ze er eenmaal waren, zouden ze allerlei vragen stellen, en één verkeerd antwoord kon hem op jaren gevangenisstraf komen te staan. Nick wist dat hij, zeker nu hij zo moe en versuft was, door de politie achter de tralies kon worden gezet.

Hij had hulp nodig.

Hij pakte de telefoon weer en toetste het mobiele nummer in van de enige die zou weten wat hij nu moest doen.

Lieve God, dacht hij toen de telefoon overging.

Help me.

Eddies stem klonk afgemeten, gesmoord door de slaap. ‘Ja?’

‘Eddie, met Nick.’

‘Nick… Jezus, het is verdomme…’

‘Eddie, je moet naar mijn huis komen. Direct.’ Hij slikte. Een koele bries kwam door de deuropening de kamer in. Hij huiverde ervan.

‘Nu? Nick, ben je…’

‘Nu, Eddie. O, god. Nu meteen.’

‘Wat is er dan?’

‘De stalker,’ zei Nick. Hij had een droge mond en de woorden bleven in zijn keel steken.

‘Hij is er?’ Enkele seconden kon Nick geen antwoord geven. Eddie ging verder: ‘Jezus, Nick, wat is er? Allemachtig, ga me niet vertellen dat hij je kinderen te pakken heeft gekregen!’

‘Ik… Ik moet de politie bellen, maar… ik moet weten wat ik tegen ze moet zeggen, en…’

‘Wat is er nou gebeurd, Nick?’ blafte Eddie.

‘Ik heb hem gedood,’ hoorde Nick zichzelf zachtjes zeggen. Hij vroeg zich even af hoe hij het kon uitleggen, knipperde een paar keer met zijn ogen en was toen stil. Wat viel er ook te zeggen? Eddie zou het al wel begrijpen.

‘Shit, Nick…’

‘Als ik de politie bel, gaan ze…’

‘Nick, luister,’ onderbrak Eddie hem. ‘Pak de telefoon niet meer op. Ik ben er over tien minuten.’

De telefoon gleed uit Nicks hand alsof zijn vingers waren ingevet. Er welde een snik in hem op.

Alsjeblieft, God, dacht Nick. Maak dit ongedaan.

Bedrijfsongeval
Cover.xhtml
Backcover.xhtml
Halftitle.xhtml
Titlepage.xhtml
Copyright.xhtml
Dedication.xhtml
Part0001.xhtml
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Part0002.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Part0003.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Part0004.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Part0005.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Epilogue.xhtml
Acknowledgements.xhtml