84
Het moest ervan komen, want ze kwamen ongeveer tegelijk op kantoor aan.
Nick en Scott waren elkaar zorgvuldig uit de weg gegaan. Zelfs wanneer ze allebei op dezelfde bijeenkomst waren, hadden ze zich naar buiten toe hartelijk gedragen, maar praatten ze niet meer met elkaar, noch vooraf noch na afloop.
Maar nu konden ze elkaar moeilijk ontwijken. Nick stond bij de liften te wachten, en Scott kwam aanlopen.
Nick was de eerste die iets zei: ‘Goeiemorgen, Scott.’
‘Goeiemorgen, Nick.’
Een lange stilte.
Gelukkig kwam er iemand anders bij hen staan, een vrouw die op de debiteurenadministratie werkte. Ze begroette Scott, die haar baas was, en zei toen verlegen ‘hallo’ in Nicks richting.
Ze gingen met zijn drieën in stilte naar boven en keken naar de verspringende cijfers. De vrouw stapte op de tweede verdieping uit.
Nick keek Scott aan. ‘Dus je bent druk bezig geweest,’ zei hij. Het kwam er feller uit dan zijn bedoeling was.
Scott haalde zijn schouders op. ‘Zoals gebruikelijk.’
‘Is het ook gebruikelijk om nieuwe projecten zoals Dashboard af te kappen?’
Een korte stilte, en toen: ‘Ik heb dat zelf ter tafel gebracht.’
‘Ik wist niet dat productontwikkeling in jouw functieomschrijving zat.’
Scott keek een ogenblik onzeker, alsof hij overwoog de vraag te ontwijken, maar zei toen: ‘Alle uitgaven van die omvang gaan mij iets aan.’
De lift maakte een ping-geluid toen ze op de directieverdieping aankwamen.
‘Nou,’ zei Scott met zichtbare opluchting. ‘We spreken elkaar nog wel.’
Nick stak zijn hand naar het paneel van de lift uit en drukte op de alarmknop. De deuren wilden meteen niet meer open en er ging ook een alarm af dat ergens ver weg in de liftschacht te horen was.
‘Wat…’
‘Aan wiens kant sta je, Scott?’ vroeg Nick met wrede kalmte, en hij dreef Scott in de hoek van de lift. ‘Dacht je dat ik niet weet wat er aan de hand is?’
Nick verwachtte de gebruikelijke ontwijkende grappen. Scotts gezicht liep paars aan, zijn ogen puilden uit hun kassen, maar Nick zag woede op zijn gezicht, geen angst.
Hij is niet bang voor jou, had Cassie gezegd.
‘Er zijn geen kanten, Nick. Het is niet een kwestie van wij of zij.’
‘Ik wil dat je goed naar me luistert. Jij zet geen projecten stop, brengt dat niet eens “ter tafel”, verandert niet van leverancier en brengt in het algemeen geen enkele verandering aan zonder mij eerst te raadplegen. Is dat duidelijk?’
‘Zo simpel ligt het niet,’ antwoordde Scott rustig. Er kwam een tic in zijn linkeroog. ‘Ik neem de hele dag beslissingen…’
Het liftalarm bleef rinkelen.
Nick sprak nu bijna fluisterend. ‘Voor wie denk je dat je werkt? Elke beslissing die je neemt, elk bevel dat je geeft, alles wat niet binnen het terrein van jouw verantwoordelijkheid valt, wordt herroepen – door mij. Desnoods publiekelijk. Want weet je, Scott, je werkt voor mij, of je dat nu leuk vindt of niet. Je werkt niet voor Todd Muldaur, niet voor Willard Osgood, maar voor mij. Begrepen?’ Scott keek hem aan, zijn linkeroog waanzinnig knipperend. Ten slotte zei hij: ‘De echte vraag is: voor wie denk jij dat je werkt? We werken allebei voor onze belanghebbenden. Het ligt vrij simpel. Het is jouw probleem dat je dat nooit echt hebt begrepen. Je hebt het over de leiding van deze onderneming alsof die jouw eigendom is. Maar ik heb nieuws voor je. Jij bent geen eigenaar van dit bedrijf, en ik ook niet. Denk je dat je een beter mens bent dan ik omdat je tranen in je ogen had toen we mensen ontsloegen? Je hebt het over de “Stratton-familie”, maar weet je, Nick, het is geen familie. Het is een onderneming. Je kunt je van je beste kant laten zien aan de Wall Street-analisten, maar dat je er zo goed uitziet, maakt je nog geen superheld.’
‘Zo is het genoeg, Scott.’
‘Fairfield heeft je de autosleutels gegeven, Nick. Ze hebben je niet de auto gegeven.’
Nick haalde diep adem. ‘Er is maar één bestuurder.’
De tic in Scotts oog werd nu nog sneller. Nick zag een adertje pulseren op zijn slaap. ‘Voor het geval je het nog niet in de gaten had: er zijn hier dingen veranderd,’ zei Scott. ‘Je kunt me niet ontslaan.’ Hij probeerde bij de alarmknop te komen om de liftdeuren open te krijgen. Maar Nick draaide zich snel opzij om Scotts hand te blokkeren.
‘Je hebt gelijk,’ zei hij. ‘Ik kan je niet ontslaan. Maar laat één ding duidelijk zijn: zolang ik hier ben, voer jij geen besprekingen over de verkoop van deze onderneming.’
Scott keek hem aan; er gleed een vaag glimlachje over zijn gezicht. Enkele seconden gingen zo voorbij. Het enige geluid was het rinkelen van het liftalarm. ‘Goed,’ zei hij ijzig. ‘Jij bent de baas.’ Maar zijn toon herinnerde Nick aan iets wat Cassie had gezegd: Scott die net niet het woord ‘voorlopig’ uitsprak.