8
Scott McNally woonde in een redelijk groot maar onopvallend huis in de wijk Forest Hills van Fenwick. Daar woonden veel managers van Stratton. Het was een huis dat bij een succesvolle accountant paste, wit en in koloniale stijl, met groene luiken, een dubbele garage, een recreatiekamer, een afgewerkt souterrain. Het was ook onopvallend ingericht. Alles – de eetkamer, de banken en stoelen en kleden – leek in één keer in dezelfde niet al te dure meubelzaak te zijn gekocht. Blijkbaar ontbrak het Eden, Scotts jongere vrouw, aan Laura’s belangstelling voor design.
Nick en Laura hadden één keer over Scotts huis gepraat. Hij bewonderde het in Scott dat hij, ondanks al het geld dat hij in zijn McKinsey-tijd had vergaard, nooit met zijn rijkdom probeerde te pronken, zoals veel financiële types deden. Geld was voor Scott niet iets wat je uitgaf. Het was zoiets als frequent-flyer miles die je nooit gebruikte. Toch had Nick niet kunnen zeggen wat zo vreemd was aan Scotts huis, totdat Laura hem erop wees dat het er op de een of andere manier als iets tijdelijks uitzag, als een appartement dat bedrijven tijdelijk aan medewerkers ter beschikking stelden.
Zodra ze daar aankwamen, gingen de kinderen ervandoor, Julia naar de kamer van een van Scotts twaalfjarige tweelingdochters en Lucas naar de recreatiekamer om daar in zijn eentje tv te kijken. Scott stond achter de grote, manshoge, roestvrijstalen houtskoolgrill, blijkbaar het enige tamelijk dure voorwerp dat hij bezat. Hij droeg een zwart barbecueschort met een geel gevarenteken en de tekst GEVAAR: KOKENDE MAN op de voorkant, en een bijpassende honkbalpet, ook met GEVAAR: KOKENDE MAN.
‘Hoe gaat het?’ vroeg Nick toen ze daar in de rook stonden.
‘Ik klaag niet,’ zei Scott. ‘Wie zou er luisteren?’
‘Denk je dat die grill groot genoeg is?’
‘Een kookoppervlak van ruim een halve vierkante meter, groot genoeg om vierenzestig hamburgers tegelijk te bakken. Want je kunt nooit weten.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Dat was de laatste keer dat ik Eden bij Home Depot liet winkelen.’
‘Hoe gaat het met Eden?’
‘Hetzelfde, alleen nog meer. Ze is een echte fitnessfreak geworden. Als het aan haar lag, zouden we nu smullen van de tofoe, spirulina en gedroogd gerstesap. Ze volgt momenteel een Pilates-cursus voor gevorderden; dat is haar nieuwste obsessie. Ik snap niet goed hoe dat werkt. Kun je steeds meer gevorderd raken? Kun je Pilates studeren en op het eind een titel krijgen?’
‘Nou, ze ziet er geweldig uit.’
‘Als je haar maar geen snoepje noemt. Ze wordt liever een sojaboon genoemd.’ Scott ging na of alle knoppen waren opengedraaid. ‘Weet je, ik schaam me altijd een beetje als jij hier komt. Het is net of de kasteelheer een bezoek brengt aan de boeren in hun nederige stulpjes. Eigenlijk zouden we een everzwijn moeten roosteren. Of een hert.’ Hij keek Nick aan. ‘Wat wil je drinken? Een kan honingwijn, mijn vorst?’
‘Doe maar een biertje.’
Scott draaide zich om en schreeuwde naar zijn dikke negenjarige zoon, die in zijn eentje op de achterveranda zat en enorme bellen blies met een vreemd ding, een lange stok waar een doek aan hing. ‘Spencer! Spencer, wil je even komen?’
‘Aww!’ jengelde Spencer.
‘Nu meteen!’ riep Scott. Hij dempte zijn stem een beetje en zei: ‘Eden kan bijna niet wachten tot hij zo oud is dat we hem naar Andover kunnen sturen.’
‘Maar jij denkt daar anders over.’
‘Ik merk die jongen amper op,’ zei hij schouderophalend. Als Nick zijn financieel directeur niet beter kende, zou hij niet hebben gemerkt dat Scott een van zijn gebruikelijke grapjes maakte. ‘Spencer, wil je een van die bruine flesjes bier voor meneer Conover halen?’ Tegen Nick zei hij: ‘Dat bier zal je goed bevallen. Het is Belgisch abdijbier, gebrouwen in de staat New York.’
‘Heb je ook Miller?’
‘Aha, de champagne onder de bieren. Ik ben nog steeds op zoek naar het bier onder de champagnes. Ik denk dat Eden wat Grolsch heeft gekocht, als dat ook goed is.’
‘Ja.’
‘Spencer, wil je op zoek gaan naar die groene flessen met die gekke metalen doppen met rubberen ringetjes?’
‘Pa, barbecue-eten is niet goed voor je.’ Spencer sloeg zijn armen over elkaar. ‘Weet je wel dat zo’n sterk verhitte barbecue polycyclische aromatische koolwaterstoffen kan creëren, ook wel bekend als mutagenen?’
Nick keek de jongen aan. Waar had hij al die moeilijke woorden geleerd?
‘Nu vergis je je, jongen,’ zei Scott. ‘Vroeger dachten ze dat aromatische koolwaterstoffen slecht waren. Tegenwoordig weten ze dat ze juist heel goed voor je zijn. Leren ze je nog wel iets op school?’ Spencer keek verbluft, al duurde dat maar even. ‘Als je later in je leven kanker krijgt, moet je niet zeggen dat ik je niet heb gewaarschuwd.’
‘Dan ben ik dood, jongen.’
‘Maar, pa…’
‘Oké, jongen, hier heb je je hamburger,’ zei Scott opgewekt, en hij hield een van de rauwe stukjes vlees omhoog. ‘Haal maar een broodje en wat ketchup. Dan krijg je salmonella en de E. coli-bacterie in plaats van kanker.’
Spencer begreep de humor van zijn vader blijkbaar wel, maar gaf het nog niet op. ‘Maar ik dacht dat E. coli van nature in de menselijke darmen voorkwam,’ zei hij.
‘Jij houdt ook nooit op, hè? Ga op een drukke weg spelen. Maar breng eerst meneer Conover zijn bier.’
De jongen sjokte met tegenzin weg.
Scott grinnikte. ‘Die kinderen van tegenwoordig.’
‘Indrukwekkend,’ was het enige wat Nick kon bedenken.
‘Ik vind het jammer dat je dat Belgische bier niet wilt proberen,’ zei Scott. ‘Ik heb het ontdekt op die vakantieranch in Arizona waar ik vorige maand met mijn oude studievrienden heen ben geweest, weet je nog wel?’
‘Je was niet erg enthousiast over die ranch.’
‘Ooit een paard van dichtbij geroken? Hoe dan ook, het bier vond ik lekker.’
‘Dus Spencer is een beetje griezelig, hè?’
‘Kun je wel zeggen. We merkten het voor het eerst toen hij drie was en haiku’s begon te maken met de letters van zijn alfabetsoep.’
‘Volgens mij besef je niet hoe volgzaam hij is. Als ik Luke had gevraagd een biertje voor me te halen, had hij me de ogen uitgekrabd.’
‘Moeilijke leeftijd. Als Spencer zestien is, zien we hem waarschijnlijk maar één keer per jaar, met Kerstmis. Maar ja, hij gedraagt zich meestal wel goed, en hij houdt van wiskunde, net als zijn pa. En later, als hij een hoogbegaafde seriemoordenaar is zoals Jeff Dahmer, vinden we natuurlijk de ontlede resten van honden en katten in de achtertuin.’ Hij grinnikte, maar toen betrok zijn gezicht. ‘O, shit, Nick, ik was je hond vergeten. Het spijt me.’
‘Geeft niet.’
‘Ik kan niet geloven dat ik dat zei.’
‘Misschien moet je de hamburgers omkeren. Ze verbranden.’
‘O, ja.’ Hij worstelde met een grote metalen spatel. ‘Nick, heeft de politie enig idee wie het heeft gedaan?’
Nick aarzelde en schudde toen zijn hoofd. ‘Ze denken dat het een ontslagen werknemer is. Maar dat had ik ze ook wel kunnen vertellen.’
‘Dan blijven er dus maar vijfduizend zevenenzestig verdachten over. Je hebt geen beveiligingssysteem?’
‘Blijkbaar is dat niet goed genoeg. We wonen in een omheinde woonwijk.’
‘Jezus, dat zou ons ook kunnen overkomen.’
‘Bedankt voor je medegevoel.’
‘Nee, ik bedoel… Sorry, maar als financieel directeur ben ik net zo goed verantwoordelijk voor die ontslagen als jij, en… God, je moet wel doodsbang zijn.’
‘Natuurlijk ben ik dat. Maar ik ben vooral erg kwaad.’
‘De politie doet er niets aan, hè?’
‘Ze kennen allemaal wel iemand die door ons ontslagen is. Als bij mij thuis het alarm afgaat, komen ze niet van hun kruk in de Dunkin’ Donuts.’
Spencer rende met een fles bier in zijn ene en een glas in zijn andere hand over het gazon. ‘Alstublieft, meneer Conover,’ zei hij, en hij gaf Nick het bier en het glas.
‘Dank je, Spencer.’ Nick zette het glas neer en worstelde met de ingewikkelde dop van de Grolsch-fles. Hij had nooit een flesje van dat spul gehad buiten een café, waar ze het voor je inschonken.
Spencer sloeg zijn korte dikke armen om het middel van zijn vader. Scott stak zijn vrije hand uit en pakte met een grommend geluid zijn zoon vast. ‘Hé, jongen,’ zei hij. Zijn gezicht was rood van de warmte en hij knipperde de rook uit zijn ogen.
‘Hé, pa.’
Nick glimlachte. Dus Spencer was ook een kleine jongen, niet alleen een quiz-kampioen.
‘Shit,’ zei Scott, toen een van zijn hamburgers door het rooster gleed en in het vuur viel.
‘Doe je dit vaak?’
‘Het is mijn enige hobby. Weet je, ik amuseer me pas goed als ik mijn belastingformulier invul met Romeinse cijfers.’ Hij hanneste nog wat met de metalen spatel. ‘Shit,’ zei hij opnieuw, toen er weer een hamburger in de vlammen viel. ‘Heb je ze graag goed doorbakken?’