EPILOOG
De eerste paar dagen deed Nick weinig anders dan slapen. Hij ging vroeg naar bed, stond laat op, deed dutjes op het strand.
Hun ‘villa’, zoals het vakantiecentrum het noemde, stond op Ka’anapali Beach. Je ging de deur uit en stond op het strand. ’s Nachts hoorde je het kalmerende geluid van de golven die kwamen aanrollen. Lucas, die anders altijd lang bleef liggen, stond samen met Julia vroeg op om te zwemmen of te snorkelen. Hij leerde haar zelfs surfen. Als de kinderen tegen het eind van de ochtend naar de bungalow terugkwamen, was Nick net opgestaan en dronk hij zijn koffie op de lanai. Ze aten met elkaar, een laat ontbijt of vroege lunch, en daarna gingen de kinderen snorkelen op Pu’u Keka’a, een vulkanisch rif dat door de oude Hawaïanen vereerd werd als een heilige plaats waar de geesten van de doden uit deze wereld naar de volgende sprongen.
Hij praatte wat met de kinderen, maar bijna nooit over serieuze dingen. Ze hadden zo ongeveer al hun aardse bezittingen verloren, maar dat was blijkbaar nog niet goed tot hen doorgedrongen. Het was vreemd dat ze het nooit ter sprake brachten.
Enkele keren verzamelde hij de moed om met hen over de juridische nachtmerrie te praten die hen thuis te wachten stond: de grote kans dat het tot een proces zou komen en hij de gevangenis in zou gaan. Maar hij kon het niet, misschien wel om dezelfde reden waarom niemand van hen wilde praten over de dag waarop hun huis afbrandde. Hij wilde de vakantie niet bederven, deze laatste vakantie met elkaar voor vele jaren.
Het was of ze allemaal surften en zich door de volmaakte golf lieten meevoeren, en op dat moment was het niet erg dat er diep in het water grote, griezelige wezens met grote, scherpe tanden waren. Want de Conovers waren hierboven, in de zon, en blijkbaar wisten ze stilzwijgend dat je alleen boven kon blijven door niet te denken aan wat er beneden op de loer kon liggen.
En zo zwommen en snorkelden, surften en aten ze. Op de tweede dag sliep Nick te lang door op het strand en verbrandden zijn oren en voorhoofd.
Nick nam geen werk mee – hij had geen werk – en hij liet zijn mobiele telefoon uitgeschakeld op zijn nachtkastje liggen. Hij lag op het strand te lezen en te denken en te slapen, wriemelde met zijn tenen in het poederige grijze zand en keek naar het glinsteren van de zon op het water.
Op de derde dag zette hij eindelijk zijn mobiele telefoon weer aan. Er bleken tientallen berichten op te staan van vrienden en Stratton-collega’s, die hadden gehoord of gelezen wat er met hun huis was gebeurd en zich ervan wilden vergewissen dat Nick en de kinderen ongedeerd waren. Nick luisterde ernaar, maar beantwoordde er niet een van.
Er was ook een bericht van zijn vroegere secretaresse, Marge Dykstra, die vertelde dat de krant van Fenwick een paar voorpaginaverhalen had gebracht over de poging van Fairfield Equity Partners om de Stratton Corporation aan China te verkopen, alle Amerikaanse activiteiten te staken en alle personeelsleden te ontslaan – totdat de overname werd verhinderd door ‘ex-president-directeur Nicholas Conover’, die onlangs ontslag had genomen ‘om meer tijd met zijn gezin door te brengen’.
Het was de eerste goede pers die hij en Stratton in lange tijd hadden gekregen. Marge wees hem erop dat zijn naam voor het eerst in bijna drie jaar in een krantenkop had gestaan zonder dat het woord ‘Beul’ erop volgde.
Op de vierde dag lag Nick in een strandstoel op de lanai. Hij las een boek over D-Day waar hij al maanden doorheen probeerde te komen en dat hij nu beslist wilde uitlezen, toen hij in de verte zijn mobiele telefoon hoorde overgaan. Hij stond niet op.
Even later kwam Lucas met de telefoon in zijn hand uit de bungalow naar hem toe. ‘Het is voor jou, pa.’
Nick keek op, legde zijn wijsvinger op de passage in het boek die hij aan het lezen was, en nam met tegenzin de telefoon over.
‘Meneer Conover?’
Hij herkende de stem, en meteen trok zijn buik zich helemaal samen. ‘Rechercheur Rhimes,’ zei hij.
‘Neemt u me niet kwalijk dat ik u in uw vakantie stoor.’
‘Dat geeft niet.’
‘Meneer Conover, dit telefoontje blijft onder ons. Is dat goed?’
‘Ja.’
‘Ik denk dat uw advocaat contact met het openbaar ministerie moet opnemen. Dat is bereid een akkoord met u te sluiten als u zich schuldig verklaart.’
‘Pardon?’
‘Als u bereid bent u schuldig te verklaren aan dood door schuld – of misschien zelfs alleen aan poging tot belemmering van de rechtsgang – is de officier van justitie bereid alleen een voorwaardelijke straf te eisen.’
‘Wat? Ik snap het niet.’
‘Ik neem aan dat u de Fenwick Free Press niet hebt gelezen.’
‘De bezorging is hier niet zo best.’
‘Nou, meneer Conover, we weten allebei dat de officier van justitie een erg politiek dier is – nogmaals, dit blijft onder ons. Begrepen?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘En blijkbaar is het klimaat hier veranderd. Het nieuws van wat u voor de onderneming hebt gedaan – nou, de officier van justitie heeft er niet veel vertrouwen in dat een jury u zal veroordelen. En dan is er nog de dood van een van onze hoofdverdachten, meneer Rinaldi. De officier van justitie voelt weinig voor een juryproces.’ Ze zweeg even. ‘Hallo? Hallo?’
‘Ik ben er nog.’
‘En… Nou, er stond vanmorgen weer een artikel in de krant. Daarin werden vragen gesteld over de manier waarop de politie de zaak-Andrew Stadler heeft aangepakt.’
‘Zoals?’
‘O, u weet er vast wel iets van. Dat de politie niets deed om de stalker tegen te houden die naar uw huis kwam, en dat ze geen onderzoek naar… haar deden. Het is duidelijk geworden dat als de politie niet zo nalatig was geweest, de situatie niet zo zou zijn geëscaleerd. Ik moest de officier van justitie laten weten dat mijn getuigenverklaring die nalatigheid nog meer in de openbaarheid zou brengen. En dat wil niemand in dit korps.’
Nick kon een hele tijd geen woord uitbrengen. Ten slotte zei hij: ‘Ik… En wat vindt u van dit alles?’
‘Het is niet aan mij om daar iets over te zeggen. U bedoelt, of ik vind dat er gerechtigheid geschiedt?’
‘Zoiets, ja.’
‘We weten allebei dat de beslissing van de officier van justitie om de meeste aanklachten in te trekken gemotiveerd wordt door politieke overwegingen. Maar gerechtigheid?’ Audrey Rhimes zuchtte. ‘Ik weet niet of er in deze zaak gerechtigheid kan geschieden, meneer Conover. Ik geloof zeker niet dat het de gerechtigheid zou dienen als uw kinderen nog meer moesten lijden. Maar dat is niet meer dan mijn persoonlijke mening.’
‘Mag ik u bedanken?’
‘U hoeft me nergens voor te bedanken, meneer Conover. Ik probeer alleen maar het goede te doen.’ Ze zweeg een ogenblik. ‘Maar misschien kunnen we in deze zaak niet het goede doen. Misschien gaat het er in dit geval om dat we proberen niet het verkeerde te doen.’
Nick legde de mobiele telefoon neer en keek een hele tijd naar het zonlicht dat op het blauwe water danste.
Een paar minuten later kwamen Lucas en Julia samen de bungalow uit. Ze zeiden dat ze een wandeling wilden maken naar het nabijgelegen oerwoud en de watervallen.
‘Goed,’ zei Nick. ‘Maar luister, Luke, ik wil dat je goed op je zusje past.’
‘Pa, ze is bijna elf,’ zei Lucas. Zijn stem klonk nog dieper dan anders.
‘Pa, ik ben geen kleuter meer,’ zei Julia.
‘Ik wil niet dat jullie iets stoms gaan doen, zoals van de watervallen af springen,’ zei Nick.
‘Breng me niet op ideeën,’ zei Lucas.
‘En blijf op het pad. Het schijnt hier en daar modderig en glibberig te zijn, dus wees voorzichtig.’
‘Pa.’ Lucas rolde met zijn ogen, en hij en zijn zusje sloegen het pad tussen de palmbomen in. Een paar seconden later draaide hij zich om. ‘Hé, mag ik twintig dollar?’
‘Waarvoor?’
‘Misschien gaan we onderweg ergens iets eten.’
‘Goed.’ Nick haalde twee twintigjes uit zijn portefeuille en gaf ze aan Lucas.
Hij keek hen na. Ze waren allebei al gebronsd. Julia’s krullende haar wapperde in de wind. Haar benen waren lang en veulenachtig; ze was geen meisje meer, maar ook geen vrouw. Lucas, die steeds langer en breder werd, droeg een surfersbroek die tot over zijn knieën reikte en een wit T-shirt, dat schitterde in de zon. In dat shirt zaten nog vouwen van de koffer.
Toen Nick de kinderen nakeek, draaide Lucas zich plotseling om. ‘Pa?’
‘Wat?’
Een meeuw krijste omdat hij een vis zag en dook op het water af.
Lucas keek hem even aan. ‘Kom ook mee.’