56
Toen Audrey naar het imposante ijzeren hek met fenwicke estates op een koperen plaat reed, was ze zich er duidelijk van bewust dat ze in een andere wereld kwam. Ze had haar zondagse kleren voor iets informelers verwisseld en had nu het gevoel dat haar kleding niet in deze omgeving paste. Dat gold zeker voor haar Honda Accord. De bewaker bij de toegangspoort keek afkeurend naar haar. Hij noteerde haar naam en pakte zijn telefoon om Conover te bellen. Ze geloofde niet dat het door haar huidskleur kwam – eerder door de kleur van het roest op de linkervoorkant van haar auto.
Ze zag de bewakingscamera’s. Op het poorthuis zat er een die een foto van haar maakte. Een andere camera registreerde haar nummerbord. Er zat er ook een bij het raam van het poorthuis, een apparaat dat kaarten kon lezen: mensen die in Fenwicke Estates woonden, hoefden waarschijnlijk alleen maar met een kaart naar de sensor te zwaaien om doorgelaten te worden. De beveiliging was indrukwekkend, maar ze vroeg zich af hoe het was om op die manier te wonen. Waarom zou je in Fenwick, waar de criminaliteit zich vooral aan de slechte kant van de stad concentreerde, voor zo’n omheinde enclave kiezen? Toen herinnerde ze zich wat Conover had gezegd. Zijn vrouw was bang geweest dat het gezin bedreigd zou worden door ontslagen Stratton-werknemers.
Toen ze naar het huis reed, hield ze haar adem even in.
Dit was een landhuis. Er was geen ander woord voor. Het was een enorm huis van natuursteen en baksteen, prachtig om te zien. Ze had nog nooit zo’n huis in het echt gezien, behalve dan in films. Het stond midden in een immens groen gazon, met overal fraaie bomen en planten. Toen ze over het natuurstenen pad naar het huis liep, keek ze nog eens naar het gazon en zag ze dat de grashalmen klein en smal en schaars waren. Van dichtbij kon ze zien dat het gazon kortgeleden was ingezaaid.
Het gazon.
Ze deed alsof ze over een van de stenen struikelde, zakte op haar knieën en brak haar val met haar hand. Toen ze weer opstond, stopte ze een flinke portie aarde in haar tasje. Op datzelfde moment ging de voordeur open en kwam Nicholas Conover naar buiten.
‘Gaat het?’ zei hij. Hij liep de treden af naar haar toe.
‘Dat gebeurt me wel vaker. Mijn man noemt me Simon Stuntel.’
‘Nou, u bent niet de eerste die over die stenen struikelt. Ik moet iets aan dat pad doen.’
Hij droeg een verbleekte spijkerbroek, een marineblauw poloshirt en witte hardloopschoenen. Ze zag nu pas hoe lang en slank hij was en hoe sterk hij eruitzag. Hij leek een sportman, of een vroegere sportman. Ze herinnerde zich gelezen te hebben dat hij op de middelbare school een erg goede ijshockeyspeler was geweest.
‘Ik vind het jammer dat ik u op zondag thuis kom storen.’
‘Dat geeft niet,’ zei Conover. ‘Waarschijnlijk is het maar goed ook. Op werkdagen zit mijn agenda erg vol. Daar komt nog bij dat ik u graag wil helpen. U doet belangrijk werk.’
‘Dat stel ik op prijs. Wat is dit een mooi huis.’
‘Dank u. Komt u binnen. Wilt u koffie?’
‘Nee, dank u.’
‘Limonade? Mijn dochter maakt de beste limonade.’
‘Is dat zo?’
‘Direct van diepvriesconcentraat. Ja.’
‘Dat klinkt verleidelijk, maar ik moet bedanken.’ Voordat ze bij de voordeuren waren, draaide ze zich om en zei: ‘Dat moet echt wel het mooiste gazon zijn dat ik ooit heb gezien.’
‘Nou, dat hoort een man graag.’
‘O ja. Mannen en hun gazons. Maar serieus, het lijkt net een golfbaan.’
‘En ik golf niet eens. Mijn grootste tekortkoming als president-directeur.’
‘Is het… Neemt u me niet kwalijk dat ik dit vraag, maar mijn man Leon klaagt altijd over ons gazon dat er zo slecht aan toe is. Hebt u zoden laten leggen?’
‘Nee, het is gezaaid.’
‘Gewoon graszaad, of hoe heet dat ook alweer, als het wordt gespoten?’
‘Hydroseed. Ja, dat hebben we gedaan.’
‘Nou, dat moet ik tegen Leon zeggen. Hij wil niets van hydroseed weten. Hij noemt het altijd hydrowieden, omdat je volgens hem te veel onkruid in het gras krijgt, maar dit ziet er perfect uit.’
‘Die Leon lijkt me een echte grappenmaker.’
‘O, dat is hij ook.’ Audrey voelde dat er iets kriebelde. ‘Dat is hij.’
De voordeur zag eruit als iets uit Versailles, sierlijk bewerkt honingkleurig hout. Er klonk een zachte hoge toon toen Conover de deur openmaakte: een alarmsysteem. Hij leidde haar door een enorme hal met hoge gewelfde plafonds, echt adembenemend. Dus zo wonen rijke mensen, dacht ze. Stel je voor dat je je zo’n huis kunt veroorloven. Ze probeerde geen grote ogen op te zetten, maar dat was moeilijk.
Ze hoorde iemand op een piano spelen en dacht aan Camille. ‘Is dat een van uw kinderen?’ vroeg ze.
‘Mijn dochter,’ zei hij. ‘Dat gebeurt trouwens niet vaak, dat ze oefent. Het is zoiets als een zonsverduistering.’
Ze liepen langs de kamer waar een jong meisje aan het oefenen was, een slank donkerharig meisje van ongeveer Camilles leeftijd. Ze droeg een honkbalshirt en speelde de eerste prelude uit Bachs Wohltemperiertes Klavier, een van Audreys favoriete stukken. Ze speelde haperend, mechanisch, en begreep duidelijk nog niet hoe vloeiend die muziek moest zijn. Audrey ving een glimp op van een vleugel, een Steinway. Ze herinnerde zich hoe LaTonya en Paul hutje bij mutje hadden moeten leggen om een gehavende oude piano te kopen, die steeds weer ontstemd raakte. Stel je voor dat je een Steinway bezat, dacht ze.
Ze kwam even in de verleiding om te blijven luisteren, maar Conover liep door en ze volgde hem. Toen ze in een stijlvolle zitkamer met Perzische kleedjes en grote, comfortabele fauteuils kwamen, zei ze: ‘O, ze houden nooit van oefenen.’
‘Zeg u dat wel,’ zei Conover, en hij liet zich in een van de stoelen zakken. ‘Je moet een…’ begon hij, maar toen begon hij opnieuw. ‘Op die leeftijd verzetten ze zich tegen alles wat je wilt. Hebt u kinderen, rechercheur?’
Ze ging in de stoel naast de zijne zitten, niet in die recht tegenover hem, want ze wilde de lichaamstaal van de confrontatie vermijden. ‘Nee, we zijn niet met kinderen gezegend,’ zei ze. Wat had hij willen zeggen – je moet een pistool tegen hun hoofd zetten? Niet zijn woordkeuze was interessant, maar het feit dat hij zichzelf had onderbroken.
Interessant.
Ze wierp een terloopse blik op een verzameling familiefoto’s in zilveren lijsten op een lage tafel tussen hen in, en ze was meteen jaloers. Ze zag Conover met zijn overleden vrouw, een zoon en een dochter, Conover met zijn twee kinderen en hun hond. Het hele gezin zag er fantastisch goed uit.
Dit huis, die kinderen – ze was enorm jaloers en schaamde zich daarvoor.
Nijd en gramschap verminderen de dagen, stond in Prediker. Ergens anders stond dat jaloersheid vertering voor de beenderen was was dat in Spreuken? Wie zal voor jaloersheid bestaan? Ja, wie? Zie, zo zijn de goddelozen, altijd onbezorgd vermeerderen zij het bezit. Dat stond in Psalmen, daar was ze vrij zeker van. Waarlijk, Gij stelt hen op glibberige plaatsen; Gij doet hen instorten tot puin.
Haar hele huis zou in twee van deze kamers passen.
Ze zou nooit kinderen hebben.
Ze zat naast de man die verantwoordelijk was voor Leons ontslag.
Ze nam haar notitieboekje en zei: ‘Nou, ik wilde alleen nog wat duidelijkheid over een paar dingen uit ons vorige gesprek.’
‘Goed.’ Conover leunde in zijn stoel achterover, zijn armen uitgerekt naar achteren. ‘Wat kan ik voor u doen?’
‘Laten we teruggaan naar vorige week, naar de nacht van dinsdag op woensdag, tien dagen geleden.’
Conover keek verbaasd.
‘De nacht waarin Andrew Stadler werd vermoord.’
Hij knikte. ‘Goed. Ja.’
Ze keek in haar boekje, alsof ze de aantekeningen van hun vorige gesprek voor zich had. In werkelijkheid had ze ze al uitgetypt en in een map in een van de dossierdozen van de zaak-Stadler gestopt. ‘We hadden het erover waar u die nacht was,’ ging ze verder. ‘Misschien was uw geheugen toen wat verser. U zei dat u die avond thuis was en om elf uur of halfelf ging slapen. U zei dat u de hele nacht hebt gelapen.’
‘Ja.’
‘U herinnert zich niet dat u die nacht bent opgestaan.’
Er kwamen rimpels in zijn voorhoofd. ‘Misschien ben ik opgestaan om naar de wc te gaan.’
‘Maar u hebt geen telefoongesprek gevoerd?’
‘Wanneer?’
‘Midden in de nacht. Nadat u was gaan slapen.’
‘Niet dat ik me kan herinneren.’ Hij glimlachte en boog zich naar voren. ‘Als ik in mijn slaap telefoneer, heb ik nog grotere problemen dan ik al dacht.’
Ze glimlachte ook. ‘Meneer Conover, u hebt die nacht om zeven minuten over twee met uw beveiligingsdirecteur, Edward Rinaldi, gebeld. Kunt u zich dat herinneren?’
Conover reageerde niet meteen. Hij keek strak naar het patroon van het oosterse kleed. ‘U bedoelt na middernacht, de nacht van dinsdag op woensdag?’
‘Ja.’
‘Dan moet ik in de war zijn met de dagen.’
‘Sorry?’
‘Ik herinner me dat in een van die nachten het alarm afging. Ik heb het zo laten instellen dat het geluid maakt in mijn slaapkamer, dan wordt niet het hele huis wakker.’
‘Het alarm ging af,’ zei Audrey. Dat was natuurlijk na te gaan. ‘Iets liet het afgaan, en ik ging naar beneden om te kijken. Voor zover ik kon zien, was het niets, maar het zat me niet lekker. Dat kunt u zich wel voorstellen, na wat er kort daarvoor gebeurd was.’ Ze knikte, drukte haar lippen op elkaar, maakte een aantekening. Ze keek hem niet aan.
‘Eddie, de beveiligingsdirecteur van Stratton, had net een van zijn mensen dat bijzondere nieuwe alarmsysteem laten installeren, en ik wist niet of het vals alarm was of iets waarover ik me zorgen moest maken.’
‘U hebt niet naar het beveiligingsbedrijf gebeld?’
‘Ik dacht het eerst aan Eddie – ik heb hem gevraagd naar het huis te komen en het na te gaan.’
Ze keek op. ‘U kon het niet zelf nagaan?’
‘O, dat deed ik wel. Maar ik wilde zeker weten dat er geen foutje in het systeem zat. Ik wilde de politie niet bellen, want het was natuurlijk vals alarm. Ik wilde dat Eddie het naging.’
‘Om twee uur ’s nachts?’
‘Hij was daar niet blij mee.’ Conover glimlachte weer. ‘Maar na wat ik had meegemaakt wilden we geen risico lopen.’
‘Toch hebt u me verteld dat u de hele nacht hebt geslapen.’
‘Blijkbaar was ik in de war met de dagen. Mijn verontschuldigingen.’ Hij klonk helemaal niet alsof hij zich verdedigde. Hij klonk heel nonchalant. Zakelijk. ‘En dan is er nog iets. Ik slik tabletten om in slaap te komen, en daardoor worden de nachten een beetje wazig.’
‘Geheugenverlies ? ’
‘Nee, zoiets is het niet. Ik denk niet dat Ambien geheugenverlies veroorzaakt, zoals sommige andere slaapmiddelen, Halcion en zo. Maar als ik slaap, ben ik helemaal weg.’
‘Ik begrijp het.’
Hij had zijn verhaal net sterk veranderd, maar wel op een volkomen ongeloofwaardige manier. Of was ze te achterdochtig? Misschien was hij echt in de war met de dagen. Dat overkwam mensen vaak. Als die nacht niet ongewoon of opmerkelijk voor hem was geweest – dat wil zeggen, als hij die nacht niet getuige was geweest van de moord op Andrew Stadler, en daarvoor of daarna ook niets van die moord had geweten – dan had hij geen enkele reden om zich specifiek te herinneren wat hij had gedaan. Of niet gedaan.
‘En is meneer Rinaldi gekomen?’
Conover knikte. ‘Een halfuur later of zo. Hij liep door de tuin en vond niets. Controleerde het alarmsysteem. Hij dacht dat een groot dier het misschien had laten afgaan, een hert of zoiets.’
‘Geen indringer.’
‘Niet dat hij kon zien. Ik bedoel, misschien had er wel iemand door de tuin gelopen, dicht bij het huis. Maar toen ik opstond, zag ik niemand, en toen Eddie hier was, zag hij ook niets.’
‘U zei dat u die avond Ambien nam om in slaap te komen?’
‘Ja.’
‘Dan moet u nogal versuft zijn geweest toen het alarm afging.’
‘Zegt u dat wel.’
‘Dus misschien was er iemand of iets en hebt u het gewoon niet gemerkt. Omdat u zo versuft was.’
‘Dat is heel goed mogelijk.’
‘Is er om die tijd iemand anders in het huis wakker geworden?’
‘Nee. De kinderen sliepen, en Marta – dat is het kindermeisje en de huishoudster – stond ook niet op. Zoals ik al zei, ging het alarm in mijn slaapkamer af, en het was niet zo hard. En het huis is tamelijk geluiddicht.’
‘Meneer Conover, u zei dat uw beveiligingsdirecteur het nieuwe alarmsysteem “net” had laten installeren. Hoe lang geleden?’
‘Twee weken geleden. Nog niet eens.’
‘Na het incident met de hond?’
‘Precies. Als Eddie voor een slotgracht of ophaalbrug had kunnen zorgen, had ik dat ook gewild. Ik wil niet dat mijn kinderen gevaar lopen.’
‘Zeker.’ Toen ze aankwam, had ze de camera’s rond het huis gezien. ‘Als u eerder zo’n systeem had gehad, had u de inbraken misschien kunnen voorkomen.’
‘Misschien,’ zei Conover.
‘Maar u woont in deze omheinde enclave. Wie hier binnenkomt, krijgt met nogal wat beveiliging te maken – de bewaker, de toegangscontrole, de camera’s aan de voorkant en langs de omheining.’
‘Al die beveiliging houdt onbevoegde auto’s buiten het terrein. Maar ze houden niet iemand tegen die uit het zicht van het poorthuis over de omheining klimt en op die manier binnenkomt. De camera’s pikken zo iemand wel op, maar er zijn geen bewegingssensors langs de omheining. Er gaat geen alarm af.’
‘Dat is een ernstige tekortkoming.’
‘Zegt u dat wel. Daarom wilde Eddie het systeem in het huis uitbreiden.’
Maar nu kwam er een andere gedachte bij haar opzetten, en ze trok eraan als aan een losse draad.
Het beveiligingssysteem.
De camera’s.
Ze hielden niet iemand tegen die gewoon over de omheining klom.
Als Stadler midden in de nacht over de omheining van Fenwicke Estates was geklommen en naar Conovers huis was gelopen, over het gazon, en de gloednieuwe bewegingssensors hadden hem opgemerkt – zou dat dan niet zijn vastgelegd op Conovers eigen videocamera’s?
En zou er in dat geval niet ergens een opname zijn? Waarschijnlijk niet op videoband: die gebruikte niemand meer. Waarschijnlijk waren de beelden opgeslagen op een harde schijf ergens in het huis. Ze vroeg het zich af. Ze wist niet veel van die nieuwe beveiligingssystemen.
Ze zou zich erin moeten verdiepen.
‘Weet u, ik ben van gedachten veranderd wat die koffie betreft,’ zei Audrey.