4
Toen de politie weg was, probeerde Nick een hele tijd zijn dochter te troosten. Hij belde haar pianoles af en ging bij haar zitten. Hij praatte een beetje en hield haar vooral tegen zich aan. Toen ze enigszins rustig was, liet hij haar aan Marta over en ging naar kantoor terug, waar hij een grotendeels onproductieve middag doorbracht.
Toen hij thuiskwam, sliep Julia en was Marta in de huiskamer. Ze keek naar een film over een baby die met de stem van Bruce Willis praatte.
‘Waar is Julia?’ vroeg Nick.
‘Ze slaapt,’ zei Marta bedroefd. ‘Het ging al wat beter met haar. Maar ze heeft veel gehuild, Nick.’
Nick schudde zijn hoofd. ‘Het arme kind. Dit treft haar het meest, denk ik. Barney was eigenlijk Laura’s hond. Voor Julia was Barney…’ Hij zweeg. ‘Is Lucas boven?’
‘Hij heeft gebeld. Hij was bij een vriend thuis en zei dat ze aan hun geschiedenisproject werkten.’
‘Ja, dat zal wel. Ik denk eerder dat ze zitten te blowen. Welke vriend?’
‘Ziegler, denk ik. Eh, weet je, Nick? Ik vind het niet prettig alleen in huis te zijn – na vandaag bedoel ik.’
‘Dat kan ik me voorstellen. Doe je de deuren en ramen goed op slot?’
‘Ja, maar die gek…’
‘Ik weet het. Ik laat een nieuw alarmsysteem installeren, zo’n systeem dat je kunt aanzetten als je in huis bent.’ De directeur Beveiliging van Stratton had tegen Nick gezegd dat hij later naar het huis zou komen om te kijken wat hij kon doen. Alles voor de baas. Ze hadden zich te lang met een primitief alarmsysteem beholpen; het werd tijd dat ze het nieuwste van het nieuwste lieten installeren, met camera’s en bewegingsdetectors en zo. ‘Je kunt naar bed gaan, als je wilt.’
‘Ik wil de rest van deze film zien.’
‘Goed.’
Nick ging naar boven en liep door de gang naar Julia’s slaapkamer. Hij maakte zachtjes de deur open en liep door de duisternis, afgaand op zijn geheugen. Er viel zoveel licht tussen de gordijnen door dat hij het slapende lichaam van zijn dochter kon onderscheiden toen zijn ogen eenmaal aan het donker gewend waren. Julia sliep onder, en met, een verzameling favoriete dekens, die ze elk een naam had gegeven, en ook met een wisselende selectie van pluchen beesten en Beanie Baby’s uit haar grote voorraad. Vanavond hield ze Winnie de Pooh tegen zich aan, die ze had gekregen toen ze nog maar een paar dagen oud was. De beer was vlekkerig en verfomfaaid.
Aan de keuze van haar slaapgenoot kon hij altijd vrij goed zien hoe ze eraan toe was: Elmo als ze zich opgewekt voelde; Curious George als ze zich ondeugend voelde; haar kleine Beanie Baby-koala, Eucalyptus, als ze iemand wilde troosten die het moeilijker had dan zijzelf. Maar Pooh betekende altijd dat ze zich kwetsbaar voelde en de ultieme troost van haar oudste vriend nodig had. Na de dood van haar moeder had ze maandenlang elke nacht met Pooh geslapen. De laatste tijd had ze Pooh ingeruild voor andere beesten; dat was een teken dat ze zich al een beetje sterker voelde.
Maar deze avond lag Pooh weer in haar bed.
Nick raakte haar bezwete krullen aan, rook de zoete lucht van babyshampoo, vermengd met de enigszins zure transpiratielucht, en kuste haar vochtige voorhoofd. Ze mompelde, maar bewoog niet.
Ergens in het huis ging een deur open en dicht, meteen gevolgd door de plof van iets wat op de vloer viel. Nick luisterde meteen. Aan de zware, stampende voetstappen op de beklede trap kon hij horen dat het Lucas was.
Nick manoeuvreerde zich door het mijnenveld van boeken en speelgoed en deed de deur zachtjes achter zich dicht. Het was donker in de lange gang, maar hij zag een streep geel licht onder de deur van Lucas’ kamer.
Nick klopte, wachtte en klopte opnieuw.
‘Ja?’
Telkens weer schrok hij van de diepte en het timbre van Lucas’ stem. En ook van de norse ondertoon in het afgelopen jaar. Nick maakte de deur open en zag zijn zoon op zijn bed liggen, zijn hoge schoenen nog aan, de knopjes van zijn iPod in zijn oren.
‘Waar was je?’ vroeg Nick.
Lucas keek hem aan en vond toen, ergens voorbij Nick, iets interessanters. ‘Waar is Barney?’
Nick zweeg even. ‘Ik vroeg waar je was, Luke. Het is een doordeweekse avond.’
‘Bij Ziggy.’
‘Je hebt me niet gevraagd of je daarheen mocht.’
‘Dat kon ik je niet vragen, want je was er niet.’
‘Als je naar een vriend wilt, moet je het eerst aan mij of Marta vragen.’
Lucas haalde zijn schouders op. Zijn ogen waren rood en glazig en Nick was er nu vrij zeker van dat hij high aan het worden was. Dat was een ongunstige nieuwe ontwikkeling, maar hij had zijn zoon er nog niet op aangesproken. Dat had hij uitgesteld, omdat het weer een berg was die hij moest beklimmen, weer een confrontatie waarvoor het hem aan kracht ontbrak. Er gebeurde zoveel op zijn werk, en dan was Julia er ook nog, die eerlijk gezegd veel gemakkelijker te troosten was. En verder had hij zijn eigen verdriet, waardoor het veel moeilijker voor hem was om een goede, begrijpende vader te zijn.
Hij keek naar Lucas en hoorde het blikkerige, stampende gesis uit de koptelefoon komen. Hij vroeg zich af naar wat voor rotmuziek Lucas nu weer luisterde. Hij ving een zweem van muffe rook in de kamer op, misschien van gewone sigaretten, al was hij daar niet zeker van.
Er zat een grote discrepantie tussen Lucas aan de binnenkant en Lucas aan de buitenkant. Vanbuiten was Lucas een tamelijk volwassen zestienjarige, een lange man die er goed uitzag. Zijn bijna vrouwelijke aantrekkelijkheid had scherpere, mannelijke trekken aangenomen. Zijn wenkbrauwen, boven blauwe ogen met lange wimpers, waren donker en fors. Maar de Lucas vanbinnen was vijf of zes. Hij was gauw gekwetst, zag overal een belediging in en kon een eeuwigheid wrok blijven koesteren.
‘Je rookt toch niet?’
Lucas keek zijn vader met vernietigende minachting aan. ‘Ooit van tweedehands rook gehoord? Ik was bij mensen die rookten.’
‘Ziggy rookt niet.’ Kenny Ziegler was een grote, stevig gebouwde blonde jongen, een zwemmer die Lucas’ beste vriend was geweest sinds de tijd dat hij nog in het zwemteam zat. Maar nadat Lucas zo’n zes maanden geleden was opgehouden met zwemmen, ging hij niet meer zoveel met Ziggy om. Nick betwijfelde of Lucas die middag en avond bij Ziggy thuis was geweest. Hij was vast ergens anders geweest, waarschijnlijk bij een andere vriend.
Lucas keek hem strak aan. Zijn muziek piepte en siste.
‘Heb je huiswerk?’ drong Nick aan.
‘Je hoeft me niet op de vingers te kijken, Nick.’ Nick. Dat was ook iets nieuws: dat hij zijn vader bij zijn voornaam noemde. Sommige vrienden van Lucas hadden hun ouders altijd bij de voornaam genoemd, maar Nick en Laura hadden altijd op het traditionele ‘ma’ en ‘pa’ gestaan. Lucas probeerde hem alleen maar op stang te jagen. De afgelopen maand noemde hij hem Nick.
‘Wil je die luidsprekertjes uit je oren doen als ik tegen je praat?’
‘Ik kan je prima verstaan,’ zei Lucas. ‘Waar is Barney?’
‘Haal die dingen weg, Luke.’
Lucas trok ze aan het draad uit zijn oren en liet ze op zijn borst vallen. Het blikkerige geluid was nu nog harder en duidelijker te horen.
‘Er is Barney iets overkomen. Iets ergs.’
‘Waar heb je het over?’
‘We hebben hem gevonden… Iemand heeft hem doodgemaakt, Luke.’
Lucas zwaaide zijn benen van het bed. Hij keek alsof hij op het punt stond Nick aan te vliegen.
‘Hem dóódgemaakt?’
‘We hebben hem vandaag in het zwembad gevonden… Een of andere gek…’ Nick kon niet verdergaan. Hij wilde dat gruwelijke beeld niet voor ogen hebben.
‘Zeker dezelfde die steeds inbreekt, hè? Die graffiti op de muren spuit?’
‘Daar ziet het naar uit.’
‘Het komt door jou!’ Lucas’ ogen werden groter en glansden nu van tranen. ‘Al die mensen die je hebt ontslagen. De hele stad haat je.’
Nick wist niet wat hij daarop moest zeggen.
‘Op school ook. De helft van de ouders van de leerlingen is ontslagen. Ik schaam me rot.’
‘Lucas, luister…’
Lucas keek hem woest aan, met uitpuilende ogen en ontblote tanden, alsof Nick persoonlijk Barney had vermoord. ‘Ga als de sodemieter mijn kamer uit,’ zei hij met overslaande stem.
Nick werd verrast door zijn eigen reactie. Als hij zo tegen zijn vader had gepraat, zou die hem een pak rammel hebben gegeven. Maar in plaats van woede kwam er een kalm, geduldig verdriet bij hem op – zijn hart deed pijn om de jongen, om wat hij had moeten doormaken. ‘Lucas,’ zei Nick, zo zacht dat het bijna fluisteren was. ‘Praat nooit meer op die manier tegen me.’ Hij draaide zich om en deed de deur zachtjes achter zich dicht. Hij had hier geen zin in.
Op de gang, vlak voor de kamer van de oudere broer die ze aanbad, stond Julia. De tranen liepen over haar gezicht.