20

Toen Audrey haar werkhokje naderde, ging de telefoon. Ze keek op het schermpje van de nummerherkenning en was blij dat ze dat deed, want het was iemand die ze niet wilde spreken.

Ze herkende het telefoonnummer. Die vrouw belde haar elke week met de regelmaat van de klok en deed dat al zoveel weken dat Audrey de tel kwijt was. Elke week sinds de zoon van de vrouw was vermoord.

Ze heette Ethel Dorsey en ze was een sympathieke christelijke Afro-Amerikaanse vrouw. Ze had in haar eentje vier zoons grootgebracht en had zichzelf ervan overtuigd dat ze dat goed had gedaan, want ze had geen idee dat drie van haar zoons in een wereld van bendes en drugs en goedkope wapens leefden. Toen haar zoon Tyrone in Hastings Street werd doodgeschoten, wist Audrey meteen dat het iets met drugs te maken had. En zoals veel moorden die met drugs in verband stonden, werd ook deze niet opgelost. Soms praatten mensen. Soms niet. Audrey had een zaak die ze niet kon sluiten. Ethel had een zoon minder. Maar nu kwam het probleem: Audrey kon het gewoon niet opbrengen om die arme vrome Ethel Dorsey de waarheid te vertellen, namelijk dat haar Tyrone was doodgeschoten in het kader van een uit de hand gelopen drugsdeal. Audrey herinnerde zich Ethels vochtige ogen en haar warme directe blik, als ze met haar praatte. De vrouw deed Audrey aan haar oma denken. ‘Hij is een goede jongen,’ zei ze steeds weer. Audrey kon haar niet vertellen dat haar zoon niet alleen vermoord was, maar dat hij ook een straatdealer was geweest. Waarvoor zou ze dat doen? Waarom moesten de illusies van die vrouw worden verbrijzeld?

En dus belde Ethel Dorsey elke week en vroeg ze beleefd en verontschuldigend of er vooruitgang was geboekt bij het zoeken naar Tyrones moordenaar. En Audrey moest haar dan de waarheid vertellen: nee, het spijt me, nog niets. Maar we hebben het niet opgegeven. We werken er nog aan, mevrouw.

Audrey kon daar niet tegen. Ze wist dat ze Tyrone Dorseys moordenaar waarschijnlijk nooit zouden vinden, en als ze hem vonden, zou dat Ethel Dorsey geen gemoedsrust geven. Toch was zelfs een criminele drugsdealer iemands zoon. Iedereen telde, of anders telde niemand. Jezus sprak over de herder die naar dat ene verdwaalde lam bleef zoeken en zijn kudde achterliet. Daarom, zei Christus, ben ik geboren.

Vandaag kon ze het niet opbrengen om de telefoon op te nemen en met de vrouw te praten. Ze keek naar de foto van Tyrone die ze op de zijwand van het hokje had geplakt, naast de foto’s van alle andere slachtoffers aan wier zaken ze werkte of had gewerkt. Terwijl ze wachtte tot de telefoon ophield met rinkelen, zag ze een opgevouwen vel papier dat op de bruine harmonicamap op het midden van haar bureau was gelegd. Op het etiket van de map had ze zorgvuldig met hoofdletters ONBEKENDE BLANKE MAN NR. 03486 geschreven.

Het witte vel papier was een beetje onregelmatig opgevouwen om het op een kaartje te laten lijken. Op de voorkant stond een zwart-witafbeelding van een kerk, een goedkoop plaatje dat blijkbaar ergens van het internet was geplukt. Daaronder stond in gotische letters uit iemands computer: Jezus houdt van je.

Ze vouwde het papier open, al wist ze al min of meer wat ze zou aantreffen. Binnen stond: ‘Maar alle andere vinden je een kutwijf.’

Ze verkreukelde Roy Bugbees stompzinnige grap, met spelfout en al, en gooide het papier in de metalen prullenbak. Toen keek ze voor de vijfhonderdduizendste keer naar het systeemkaartje dat op haar computermonitor geplakt was, het kaartje dat bruin werd aan de randen, met in haar nette, vurige handschrift: Vergeet niet: we werken voor God. Ze vroeg zich af voor wie Roy Bugbee dacht dat hij werkte.

Een uurtje later slenterde Bugbee naar binnen, en ze gingen in een lege verhoorkamer zitten.

‘Bij AFIS hebben ze niets gevonden,’ zei hij bijna trots. ‘Helemaal niks.’

Dus de vingerafdrukken van de oude man kwamen niet overeen met afdrukken in de computer in Lansing. Er was niets gevonden, ook niet bij de latente afdrukken. Dat verbaasde haar niet. De vingerafdrukken van het slachtoffer zouden alleen in AFIS voorkomen als hij voor iets gearresteerd was.

Ze zei: ‘Bert Koopmans zegt dat de kogels 9mm’s zijn. Met koperen mantel.’

‘O, daar komen we veel verder mee,’ zei Bugbee met een uitgestreken gezicht. ‘Dat beperkt het zoeken tot maar zo’n duizend wapentypes.’

‘Dat valt nog wel mee.’ Audrey negeerde zijn sarcasme. Ze ging ervan uit dat Roy gewoon niet wist waar hij het over had. ‘Als de MSP in Grand Rapids ernaar kijkt, wordt dat aantal veel kleiner.’ Het forensisch lab van de Michigan State Police in Grand Rapids deed het vuurwapenonderzoek voor de politie in dit deel van de staat. Hun onderzoekers waren erg goed. Ze waren getraind in het identificeren van wapens en munitie en maakten daarvoor gebruik van allerlei hulpmiddelen, inclusief IBIS, de database van het Integrated Ballistics Identification System, die beheerd werd door het ATF, het federale Bureau of Alcohol, Tobacco and Firearms.

‘Dat zal niet meer dan een halfjaar duren,’ zei Bugbee.

‘Nou, ik hoopte eigenlijk dat ze er wat meer vaart achter zetten als jij daarheen rijdt.’

‘Ik?’ Bugbee lachte. ‘Ik vind dat jij naar Grand Rapids zou moeten rijden, Audrey. Zo’n knap vrouwtje als jij hoeft alleen maar met haar ogen te knipperen en ze leggen de zaak al boven op de stapel.’ Ze hield haar adem even in. ‘Ik doe het wel,’ zei ze. ‘Nou, hoe zit het met de informanten?’

‘De verklikkers weten niks over een oude kerel die crack in het hondenhok probeerde te kopen,’ zei hij nors, alsof hij die informatie eigenlijk niet wilde prijsgeven. Waarom werd dat deel van de stad het ‘hondenhok’ genoemd? Audrey wist niet of ze dat ooit had geweten. Het heette gewoon zo.

‘Maar de crack in de zak van die kerel was nep.’

‘Ja, ja.’ Bugbee wuifde met zijn hand. ‘De oudste truc van de wereld. Blanke man, gemakkelijk slachtoffer, gaat naar het hondenhok om crack te kopen, en een oplichter verkoopt hem troep die van kaarsvet en zuiveringszout is gemaakt.’

‘In dit geval fijngemalen hoesttabletten met citroensmaak.’ Dat had Bert Koopmans haar verteld.

‘Nou ja, wat maakt het uit? Die blanke man maakt ruzie met de oplichter, en die krijgt daar genoeg van en maakt die kerel koud. Als hij toch bezig is, pakt hij ook zijn portefeuille en gaat er dan vandoor. Zaak gesloten.’

‘En hij laat de hoesttabletten achter.’

Bugbee haalde nonchalant zijn schouders op. Hij leunde in de stalen stoel achterover tot hij met zijn hoofd tegen de muur rustte.

‘En dan laat hij het lichaam niet ergens in een steegje achter, maar neemt hij de moeite om het in vuilniszakken te verpakken en in een afvalcontainer te tillen, wat echt niet makkelijk is.’

‘Misschien waren ze met zijn tweeën.’

‘Met chirurgische handschoenen aan.’

‘Hm?’ Hij keek geërgerd.

‘Het lab heeft sporen van maïszetmeel op de afvalzakken gevonden. Dat wijst op het gebruik van latexhandschoenen.’

Bugbee stak zijn wijsvinger loom in een naad van de systeemwand. ‘Waarschijnlijk van het lab zelf.’

‘Zo slordig zijn ze niet,’ zei ze. Ze dacht: Kom nou, Roy, heb je hier niet eens over nagedacht? Werk je wel aan deze zaak? Ze ergerde zich, maar dwong zich kalm te blijven. ‘Het wil er bij mij niet in dat die cracktypes een voorraadje chirurgische handschoenen hebben liggen.’

Bugbee blies zijn adem uit. ‘Is Noyce in zijn kamer?’

‘Sorry?’

‘Ik zei, ik zie brigadier Noyce hier niet staan, dus als je je probeert uit te sloven, is er niemand die je hoort.’

Audrey slikte en hoorde een stemmetje in haar hoofd: De God nu der volharding en der vertroosting geve u… En toen onderbrak ze die innerlijke stem en zei nog zachter dan gewoonlijk: ‘Roy, ik ben hier niet om jou te imponeren. Ik ben hier om mijn werk te doen.’ Bugbee manoeuvreerde zijn stoel naar voren, ging rechtop zitten en keek haar slaperig aan.

Ze hoorde haar hart bonken. ‘Ik weet dat je om de een of andere reden een hekel aan me hebt, maar ik ga me niet bij jou verontschuldigen voor wie ik ben en wat ik ben. Je zult er gewoon mee moeten leven. Ik oordeel niet over jou, en jij oordeelt niet over mij. Jij bent niet degene die op vrijdag mijn salarischeque tekent. Als je van deze zaak af wilt, moet je met Noyce praten. Maar laten we anders proberen ons professioneel te gedragen.’

Bugbee keek alsof hij erover dacht de tafel tegen haar aan te duwen en de deur achter zich dicht te smijten. Enkele seconden gingen in stilte voorbij. Toen zei hij: ‘Jij oordeelt niet over mij, hè? Zulke godsdienstkwezels als jij doen niks anders. Jullie houden altijd precies bij wat iedereen verkeerd doet. En dat doen jullie omdat jullie je beter voelen dan andere mensen, hè, Audrey? Omdat jullie denken dat jullie de Grote Baas aan jullie kant hebben. Al dat bidden van jullie, dat is alleen maar slijmen bij de Grote Baas in de Lucht. Jullie likken je een weg naar de hemel toe.’

‘Zo is het wel genoeg, Roy,’ zei ze.

Er werd op de deur gebonkt, en die zwaaide open. Brigadier Noyce verscheen in de opening. Hij trok zijn schouders naar achteren en keek van de een naar de ander. ‘Mag ik jullie twee iets vragen?’ zei hij. ‘Heeft een van jullie in de database van vermiste personen gekeken?’

‘Ik heb vanmorgen naar Familiediensten gebeld,’ zei Audrey, ‘maar ze hadden niets.’

‘Je moet dat blijven nagaan, weet je,’ zei Noyce. ‘Soms duurt het een dag of meer voordat die dingen worden opgenomen.’

‘Je hebt iets?’ vroeg Bugbee.

‘Het is een spoor, een vrij goed spoor,’ antwoordde Noyce. ‘De moeite waard om erachteraan te gaan.’

Bedrijfsongeval
Cover.xhtml
Backcover.xhtml
Halftitle.xhtml
Titlepage.xhtml
Copyright.xhtml
Dedication.xhtml
Part0001.xhtml
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Part0002.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Part0003.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Part0004.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Part0005.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Epilogue.xhtml
Acknowledgements.xhtml