32
Audrey zat aan haar bureau en keek naar haar rijtje foto’s. Toen belde ze naar het forensisch lab van de Michigan State Police in Grand Rapids.
De vorige dag had ze de rit van bijna twee uur naar Grand Rapids gemaakt en de kogels in hun bruine papieren envelopjes aan een forensisch laborant gegeven die amper oud genoeg leek om zich te moeten scheren. De laborant, Halverson, was erg beleefd en zakelijk geweest. Hij vroeg haar of er patroonhulzen waren, alsof ze die misschien had vergeten. Ze vertelde hem dat ze die niet hadden gevonden en verontschuldigde zich zowaar tegenover die jongen. Ze vroeg hoe lang het zou duren, en hij zei dat ze enorm veel werk hadden en onderbemand waren. Ze hadden een achterstand van drie of vier maanden. Gelukkig kende brigadier Noyce een van de Ramp Rangers, zoals ze de snelwegpolitie van Michigan noemden, en toen ze hem daarop had gewezen – heel subtiel, tactvol – had Halverson gezegd dat hij zou proberen er meteen aan te werken.
Door de telefoon klonk Halverson nog jonger. Hij herinnerde zich haar naam niet, maar toen ze het labnummer voorlas, tikte hij het op de computer in.
‘Ja, rechercheur,’ zei hij aarzelend. ‘Eh, nou, eens kijken. Ja. Het zijn 9mm’s, koperen mantel, zoals u zei. Blijkbaar spiraal linksom, zes ribbels. Goh, en jullie hebben geen hulzen gevonden?’
‘Het lichaam was gedumpt. Zoals ik al zei: jammer genoeg niet.’
‘Als jullie een huls hadden, zouden we veel meer kunnen ontdekken,’ zei hij. Hij sprak alsof ze de patroonhulzen achterhield en alleen nog moest worden overgehaald om ze te overhandigen. ‘Op de hulzen blijven meestal veel meer sporen achter dan op de kogels.’
‘Niets aan te doen,’ zei ze. Ze wachtte geduldig terwijl hij de metingen en gegevens van zijn microscopisch onderzoek oplas. ‘Dus, eh, op grond van de veld- en groefbreedten produceert de GRC-database zo’n twintig verschillende modellen die het wapen in kwestie kunnen zijn geweest.’ Hij bedoelde, herinnerde ze zich, de General Rifling Characteristics-database, die ongeveer elk jaar door de FBI op een cd werd gezet.
‘Twintig,’ zei ze teleurgesteld. ‘Dat maakt het aantal niet veel kleiner.’
‘Vooral Colts en Davis Industries. Veel straatwapens zien er zo uit. Ik denk dat u op zoek bent naar een Colt 9mm, een Davis 9mm of een Smith & Wesson.’
‘U kunt het aantal mogelijkheden niet verder verkleinen? Bijvoorbeeld de munitie?’
‘Ja, dit zijn kogels met een koperen mantel en een holle punt. Het zouden Remington Golden Sabers kunnen zijn, maar daar moet u me niet op vastpinnen. Dat is problematisch.’
‘Goed.’
‘En ook… Nou, waarschijnlijk zou ik dit niet moeten zeggen.’
‘Ja?’
‘Nou, dit is maar een persoonlijke opmerking. De veldbreedte ligt tussen de 0,64 en 1,37 millimeter. De groeven zijn tussen de 3,15 en 3,25 millimeter. Dat is dus tamelijk strak. Daar leid ik uit af dat het een vrij goed wapen was, niet een of ander amateurdingetje. Misschien is het de Smith & Wesson, want dat is een goede fabrikant.’
‘Over hoeveel Smith & Wesson-modellen hebben we het dan?’
‘Nou, Smith & Wesson maakt geen 9mm’s meer. De enige die ze ooit hebben gemaakt, was de baby Sigma.’
‘Baby Sigma? Is dat de naam van het model?’
‘Nee. Ik bedoel, u weet wel, ze hebben een productlijn die de Sigma heet, en een paar jaar lang – van het midden tot het eind van de jaren negentig – was de kleinste Sigma een 9mm zakpistool dat soms de “baby Sigma” werd genoemd.’
Ze noteerde: ‘S&W Sigma 9mm.’
‘Goed,’ zei ze. ‘Dus we zoeken een Smith & Wesson Sigma 9mm.’
‘Nee, dat heb ik niet gezegd. We kunnen de andere mogelijkheden niet elimineren.’
‘Natuurlijk, meneer Halverson.’ De staatspolitie was altijd erg voorzichtig met wat ze tegen je zeiden, want ze wisten dat alles stand moest houden voor de rechter. Alles moest zorgvuldig gedocumenteerd worden en het mocht nooit een kwestie van gissen zijn. ‘Wanneer denkt u dat u meer weet?’
‘Nou, als onze ibis-laborant ermee bezig is geweest.’
Ze wilde niet vragen hoe lang dat zou duren. ‘Nou, als u er een beetje vaart achter kunt zetten, zouden we dat erg op prijs stellen.’