44
Om halfelf stak Marjorie haar hoofd om de hoek.
‘Vergeet niet dat je om halftwaalf een lunch hebt met Roderick Douglass van de Kamer van Koophandel,’ zei ze. ‘Die zal wel weer iets van je willen. En dan heb je daarna die bespreking met de lui van Nieuwe Projecten.’
Nick draaide zich om met zijn stoel en keek uit het raam. ‘Ja, dank je,’ zei hij peinzend.
Het was een mooie dag. De lucht was blauw, een beetje extra blauw door de tint van het glas. Er stond genoeg wind om de bladeren van de bomen in beweging te brengen. Een straaljager vloog door de hemel; zijn dubbele condensstreep veranderde snel in vage vlekken.
Het was nu zeven dagen geleden dat Andrew Stadler voor het laatst in leven was gezien.
Nick huiverde, alsof een vlaag koele lucht op de een of andere manier kans had gezien door het glazen membraan van het gebouw heen te komen. Cassie Stadlers fragiele porseleinpopgezicht stond hem weer voor ogen. Wat heb ik jou aangedaan? Hij herinnerde zich hoe oneindig gekwetst die ogen hadden gekeken, en hij draaide haar nummer al voordat hij zelfs maar bewust had besloten dat te doen. ‘Hallo.’ Cassies stem, diep en slaperig.
‘Met Nick Conover,’ zei hij. ‘Ik hoop dat ik je niet te vroeg bel.’
‘Mij? Nee… Het is… Hoe laat is het?’
‘Ik heb je wakker gemaakt. Dat spijt me. Het is halfelf. Ga maar weer slapen.’
‘Nee,’ zei ze vlug. ‘Ik ben blij dat je belt. Zeg, over gisteren…’
‘Cassie, ik bel alleen om er zeker van te zijn dat het goed met je gaat. Toen ik wegging, zag je er niet zo geweldig uit.’
‘Dank je.’
‘Je weet wat ik bedoel.’
‘Ik… Het hielp, praten met jou. Het hielp echt.’
‘Daar ben ik blij om.’
‘Wil je hier komen lunchen?’
‘Je bedoelt vandaag?’
‘O, god, dat is belachelijk, ik kan niet geloven dat ik dat zei. Jij bent een belangrijke president-directeur, je hebt vast wel lunchafspraken tot je vijfenzestigste.’
‘Helemaal niet,’ zei hij. ‘Mijn lunchafspraak is net afgezegd. Dat betekent een broodje aan mijn bureau. Dus ja, ik wil best even het kantoor uit.’
‘Echt waar? Hé, geweldig. O… Nog één klein ding.’
‘Je hebt geen eten in je koelkast.’
‘Jammer maar waar. Wat voor een gastvrouw ben ik?’
‘Ik pik wel wat op. Ik ben er om twaalf uur.’
Toen hij had opgehangen, ging hij naar zijn secretaresse. ‘Marge,’ zei hij. ‘Kun je mijn lunchafspraken afzeggen?’
‘Allebei?’
‘Ja.’
Marjorie glimlachte. ‘Ga je spijbelen? Het is een mooie dag.’
‘Spijbelen? Zou dat iets voor mij zijn?’
‘Er is altijd hoop.’
‘Nee,’ zei hij. ‘Ik moet alleen een paar boodschappen doen.’