6

Nick sloop de zaal in – het FutureLab, noemden ze die zaal – en ging achterin zitten. De Film werd vertoond op een reusachtig gebogen scherm, een high-gain rear-projection videoscherm dat een hele gebogen voorwand in beslag nam. De duisternis van die zaal was weldadig voor zijn slaperige ochtendogen.

Uit tientallen luidsprekers, ingebouwd in de muren, het plafond en de vloer, kwam schetterende technomuziek in surround sound. Als je naar die prachtige film keek, vloog je door de Kalahari-woestijn, door een smalle straat in Praag, over de Grand Canyon, zo dicht langs de rotsen dat je je er bijna aan schaafde. Je gierde door de moleculen van dna en kwam uit in een Stad van de Toekomst. De beelden waren caleidoscopisch, futuristisch. ‘In een wereld waarin alles met alles verbonden is,’ vertelde een honingzoete baritonstem, ‘heerst de kennis.’ De Film ging over de toekomst van werk, leven en technologie; hij was volkomen abstract en cerebraal, als een trip. Nergens was ook maar één kantoormeubel te zien.

Alleen bepaalde klanten kregen de Film te zien. Sommige bezoekers, vooral types uit de computerwereld, waren er helemaal ondersteboven van en praatten, als het licht aanging, aan een stuk door over de ‘naadloze integratie’ tussen kantoormeubilair en technologie, over de Werkplek van de Toekomst. Die zaten te popelen om meteen hun handtekening op de stippellijn te zetten.

Anderen vonden de film pretentieus en irritant en waren beslist niet onder de indruk. Zoals het publiek van vanochtend, een delegatie van negen topfiguren van de Atlas McKenzie Group. Dat was een van de grootste financiële dienstverleners ter wereld, met tentakels op alle mogelijke terreinen, van bankieren tot creditcards en verzekeringen, in meer dan honderd landen. Nick zag ze onrustig verschuiven op hun stoel en tegen elkaar fluisteren. Het waren de directeur Vastgoed en de directeur Facilities Management met hun vazallen. Ze waren de vorige dag met de jet van Stratton uit Chicago overgevlogen en hadden de volledige rondleiding gekregen van het Guest Experience-team van Stratton. Nick had met hen geluncht en hun persoonlijk de directiekantoren laten zien, en daarbij had hij zijn gebruikelijke praatje gehouden over de plattere hiërarchie van moderne ondernemingen, en dat de werkomgeving van een individuele in een collaboratieve gemeenschap veranderde, en meer van die dingen.

Atlas McKenzie bouwde een gigantische kantoortoren in Toronto. Honderdduizend vierkante meter, waarvan een derde in beslag genomen werd door hun nieuwe hoofdkantoor, dat ze helemaal opnieuw wilden inrichten. Dat betekende dat er minstens tienduizend werkstations kwamen, een investering van minstens vijftig miljoen dollar, en dan was er ook nog het onderhoudscontract van tien jaar. Als Stratton de order kreeg, zou dat een enorme opsteker zijn. Meer dan enorm. Ongelooflijk. En dan waren er nog al die Atlas McKenzie-kantoren op de hele wereld, die ook standaard konden worden ingericht door Stratton – Nick kon niet eens uitrekenen hoeveel dat zou opleveren.

Nou ja, dus de Film flopte. Hij had niet meer effect op hen dan een ondertitelde filmhuisfilm die zich in een Bulgaars dorp afspeelde.

Gelukkig waren ze de vorige middag diep onder de indruk geweest van de expositie Werkplek van de Toekomst. Dat waren bezoekers altijd. Dat kon ook moeilijk anders. Het was een volledig functioneel model van een werkstation van tweeënhalf bij drie meter, en het leek meer op de desk van een journaalpresentator dan op een kantoorhokje uit Dilbertland. De bezoekers kregen een identiteitsplaatje, dat ze op hun kleding droegen en dat een chip bevatte die in contact stond met een elektronische sensor, zodat de plafondverlichting van blauw op groen overging zodra je in je werkruimte kwam. Op die manier konden collega’s op een afstand zien dat je achter je bureau zat. Zodra je ging zitten, werd met een elektronische boodschap aan je teamgenoten – in dit geval de laptops die aan de bezoekers waren verstrekt – doorgegeven dat je er was. Nick stond er zelf vaak versteld van wat de technologen van Stratton allemaal bedachten. Tegenover het bureau in de Werkplek van de Toekomst bevond zich een twee meter lange wraparound-computermonitor met een buitengewoon hoge resolutie, en daarop verschenen een pagina tekst, een videoconference-venster en een PowerPoint-dia. De cliënten wilden het hebben zodra ze het zagen, zoals sommige mannen gaan kwijlen als ze bij een Lamborghini staan.

Omdat ze ongeveer tien minuten achterliepen, moest Nick de Lezing uitzitten. Het scherm werd zwart, en langzaam, langzaam gingen de lichten in het Lab aan. Achter een spreekgestoelte van geruwd aluminium stond het hoofd Workplace Research van Stratton, een erg lange, slanke vrouw van achter in de dertig. Ze had lang sluik blond haar met een markante pony en droeg een grote bril met hoornen montuur. Ze was Victoria Zander – nooit Vicky of Tori, alleen Victoria. Ze was dramatisch gekleed, helemaal in het zwart. Ze had een beatnik uit de jaren vijftig kunnen zijn, on the road met Jack Kerouac.

Victoria sprak met een honingzoete sopraanstem. Ze zei: ‘Uw hoofdkantoor is een van de krachtigste merk-tools die u hebt. Het is uw beste gelegenheid om uw werknemers en uw bezoekers een verhaal over uzelf te vertellen – wie u bent, waar u voor staat. Het is uw merklandschap. We noemen dit het vertellende kantoor.’ Terwijl ze praatte, schreef ze kernbegrippen – ‘slimme werkplek’ en ‘hartslagruimte’ en ‘kennistijdperk’ – op een digitaal whiteboard dat in de muur tegenover haar was aangebracht, en haar aantekeningen werden meteen omgezet in computertekst en verschenen op de laptops voor de mensen van Atlas McKenzie. Ze zei: ‘Ons model is dat van de huifkarren rond het kampvuur. We leiden ons eigen leven in onze eigen huifkar, maar komen bij elkaar als het etenstijd is.’

Hoewel hij dit verhaal al tientallen keren had gehoord, begreep Nick het nog steeds niet helemaal, maar dat gaf niet; hij nam aan dat de anderen het ook niet begrepen. Zeker niet deze kerels uit Chicago, die waarschijnlijk inwendig met hun ogen rolden maar niet wilden toegeven dat het hun boven de pet ging. Het geschifte college dat Victoria gaf, was niet te volgen en ging waarschijnlijk volkomen langs hen heen.

Deze kerels wisten alles van modulaire kabelinfrastructuur en gepre-assembleerde componenten en datakabels die in toegangsvloeren waren ingebouwd. Dat was de wereld waarin ze leefden. Ze interesseerden zich niet voor merklandschappen.

Hij wachtte geduldig tot ze klaar was en merkte dat de bezoekers onrustig werden. Hij hoefde hen alleen maar even te begroeten en een beetje met ze aan te pappen.

Sinds Nick president-directeur was, hield hij zich niet meer rechtstreeks bezig met verkoop. Dat gebeurde op een lager niveau. Hij gaf de zaak alleen een duwtje in de juiste richting en liet de grote klanten weten dat de man aan de top erbij betrokken was. Je stond ervan te kijken hoeveel effect een beetje persoonlijk contact met de president-directeur op klanten had.

Hij was hier anders altijd goed in, de stevige handdruk en het klopje op de rug, de duidelijke taal die iedereen zo verfrissend vond. Maar vanmorgen was hij gespannen en had hij een dof gevoel in zijn maag. Misschien was het de nawerking van de Ambien die hij de vorige avond had geslikt, dat kleine tabletje dat hem in slaap had gebracht. Misschien kwam het door de drie koppen koffie die hij had gedronken; anders nam hij er altijd twee. Of misschien kwam het door het feit dat Stratton deze order echt, echt nodig had.

Toen Victoria klaar was met haar presentatie, gingen de lichten aan en kwamen de twee belangrijkste kerels van Atlas McKenzie meteen naar hem toe. Een van hen, de directeur Vastgoed, was een tengere, bleke man van een jaar of vijftig. Hij had volle, bijna vrouwelijke lippen, lange wimpers en een nietszeggende uitdrukking op zijn gezicht, en hij zei niet veel. Zijn collega, de directeur Facilities Management, was een kleine, dikke man, een en al romp, met zware baardstoppels, borstelige wenkbrauwen en gitzwart haar dat duidelijk geverfd was. Hij deed Nick aan Richard Nixon denken.

‘En ik maar denken dat jullie stoelen en archiefkasten verkochten,’ zei Nixon. Hij lachte spierwitte tanden bloot, met een opvallende spleet in het midden.

‘Verre van dat,’ zei Nick grinnikend. Ze wisten wel beter; Stratton had hun maanden het hof gemaakt. Alle verkoopargumenten waren naar voren gebracht, en er waren een heleboel besprekingen geweest waar Nick gelukkig niet bij had hoeven te zijn. ‘Zeg, als jullie je e-mail of voicemail of zoiets willen checken: we hebben een draadloos station op de gang.’

De bleke man, die Hardwick heette, ging dichter bij Nick staan en zei met een zijige stem: ‘Mag ik je een nogal directe vraag stellen?’

‘Natuurlijk.’ De fijngebouwde Hardwick met zijn eeuwig neutrale gezicht was een killer, een meedogenloze haai; hij had een apparatsjik uit het oude politbureau van de Sovjet-Unie kunnen zijn.

Hardwick trok de rits van een leren Gucci-map los en haalde er een knipsel uit. Nick herkende het; het was een artikel uit Business Week met de kop: ‘Is Midas zijn magie kwijt?’ Er stond een foto bij van de legendarische Willard Osgood, de botte oude oprichter van Fairfield Equity Partners – de man die Stratton had gekocht – met zijn gelooide gezicht en zijn brillenglazen zo dik als de bodem van een colaflesje. Het artikel concentreerde zich op ‘de miljoenen aan verliezen die geleden worden door Stratton, ooit de snelst groeiende leverancier van kantoormeubilair in de Verenigde Staten.’ De auteur sprak over Osgoods ‘befaamde Midas-magie: kwaliteitsbedrijven uitkiezen en ze gestaag laten groeien’ en vroeg zich af: ‘Wat is er gebeurd? Blijft Osgood lijdzaam toezien terwijl een van zijn investeringen instort? Vast niet, zeggen kenners.’

Hardwick hield het knipsel even omhoog. ‘Verkeert Stratton in moeilijkheden?’ vroeg hij, en hij keek Nick met zijn waterige ogen aan.

‘Beslist niet,’ antwoordde Nick. ‘Of we een paar moeilijke kwartalen hebben gehad? Zeker – maar dat geldt ook voor Steelcase en Herman Miller en alle andere grote spelers. Zoals bekend, hebben we de afgelopen twee jaar veel personeel laten afvloeien, en dat gaat met veel kosten gepaard. Maar we doen er alles aan om op de lange termijn gezond te blijven.’

Hardwicks stem was bijna onhoorbaar. ‘Dat begrijp ik. Maar Stratton is geen familiebedrijf meer. Jij hebt niet de volledige leiding. Willard Osgood kijkt natuurlijk over je schouder mee.’

‘Osgood en zijn mensen bemoeien zich niet veel met ons,’ zei Nick. ‘Ze gaan ervan uit dat we weten wat we doen – daarom hebben ze ons overgenomen.’ Hij had een droge mond. ‘Weet je, ze vinden het altijd verstandig om hun ondernemingen genoeg speelruimte te geven.’

Hardwick knipperde als een hagedis met zijn ogen. ‘Wij kopen niet alleen een heleboel werkstations van jullie, Nick. We kopen een onderhoudscontract voor tien jaar. Ben je er over een jaar of twee nog?’

Nick legde zijn hand op Hardwicks knokige schouder. ‘Stratton bestaat al bijna vijfenzeventig jaar,’ zei hij, ‘en ik kan je verzekeren dat het er nog is als jij en ik er allang niet meer zijn.’

Hardwick glimlachte vaag. ‘Ik vroeg niet naar Stratton. Ik vraag me af of jij er dan nog bent.’

‘Reken maar,’ zei Nick. Hij gaf een kneepje in Hardwicks schouder en keek intussen vanuit zijn ooghoek naar Eddie Rinaldi, die met zijn armen over elkaar bij de ingang van het Lab tegen de muur leunde.

‘Wil je me even excuseren?’ zei Nick. Eddie kwam bijna nooit naar hem toe, en als hij dat deed, ging het altijd om iets belangrijks. Daar kwam nog bij dat Nick best een eind aan dit pijnlijke gesprek wilde maken.

Hij ging naar Eddie toe. ‘Wat is er?’

‘Ik heb iets voor je. Iets waar je maar beter naar kunt kijken.’

‘Kan het niet wachten?’

‘Het gaat over je stalker. Zeg jij nu maar of je ermee wilt wachten.’

Bedrijfsongeval
Cover.xhtml
Backcover.xhtml
Halftitle.xhtml
Titlepage.xhtml
Copyright.xhtml
Dedication.xhtml
Part0001.xhtml
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Part0002.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Part0003.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Part0004.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Part0005.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Epilogue.xhtml
Acknowledgements.xhtml