85

In een oogwenk, voordat de Haagvrouw zich kon bedenken of kon raden wat hij van plan was, haalde Richard het mes voor haar gezicht langs. Daarbij vermeed hij zorgvuldig haar te snijden of daar zelfs maar aan te denken, om haar occulte bescherming niet te activeren. Als hij oprecht niet probeerde haar te snijden, zou haar verdediging niet reageren.

Met dodelijke precisie liet hij in plaats daarvan de punt van het vlijmscherpe lemmet precies tussen haar lippen door glijden... en het leren koord doorsnijden dat haar mond dichthield.

De donkere ogen van de Haagvrouw werden groot.

Haar mond viel open, iets wat nog nooit was gebeurd.

Haar kaken openden zich wijd. Het zag er ontegenzeglijk onvrijwillig uit.

En toen volgde er een schreeuw die zo krachtig was, zo kwaadaardig en onheilspellend dat hij de hele structuur van de wereld van het leven leek te verscheuren.

Het was een schreeuw die geboren was in de wereld van de doden.

Potten en flessen spatten uit elkaar. De inhoud vloog alle kanten op. Knokige wezens sloegen beschermend hun lange armen voor hun gezichten.

Scherven glas en aardewerk, takken en stengels van klimplanten vlogen door de kamer alsof ze werden voortgedreven door windvlagen, maar toen begon opeens alles steeds sneller en sneller door de kamer te draaien. Zelfs de knokige wezens werden meegesleurd in de maalstroom van brokstukken, wild met hun armen en benen zwaaiend, terwijl ze hulpeloos door de kamer draaiden tussen wolken gebroken glas en aardewerk en alles wat daarin had gezeten.

De dodelijke kracht van de schreeuw ging onverminderd door en sleurde alle wezens mee met de massa brokstukken.

De gedaantes in de monnikspijen bedekten hun oren en gilden het uit van angst en pijn. Het hielp hen niet veel. Terwijl Jits ontketende stem door de kamer raasde, werden ook zij meegesleurd in de groeiende tornado van geluid en brokstukken.

Bloed stroomde uit de oren van al degenen die gevangenzaten in de muren en zij trilden over hun hele lichaam.

De knokige wezens begonnen uit elkaar te vallen alsof ze waren gemaakt van zand, stof en aarde. Armen en benen vielen uiteen, losten op in de maalstroom en vermengden zich met de rest van de rommel die door de kamer wervelde. Al jankend en krijsend werden ze uiteengereten. Hun angstkreten voegden zich bij de eindeloze schreeuw die afkomstig was van de Haagvrouw.

De schimmige gestaltes in de monnikspijen begonnen uit te rekken en uiteen te scheuren in hete dampen terwijl zij hulpeloos werden meegetrokken in de machtige schreeuw van de Haagvrouw.

Ook donder en bliksem voegden zich bij de wervelwind die bulderend door de kamer trok.

En te midden van dit alles stond de Haagvrouw, met haar hoofd in haar nek, de kaken wijd opengesperd, haar leven weg te schreeuwen.

Het gif van wie zij was, wat zij was, haar slechtheid, haar verdorvenheid, haar wreedheid, haar toewijding aan de dood en haar minachting voor elke vorm van leven, ontsnapte in een verscheurende schreeuw die het einde vormde van alles wat zij eerbiedigde.

De schreeuw was de dood zelf.

Nu de waarheid van de dode ziel in haar was bevrijd, beroofde die zijn gastvrouw van het leven.

Zij zag de waarheid van haar dode innerlijke zelf. Het leven, haar leven, was onverenigbaar met de dood die zij in zich meedroeg.

De dood schonk haar geen erkenning en geen genade.

Haar gezicht begon te smelten toen haar eigen kwaad, de dood in haar wezen, uit zijn gevangenschap ontsnapte. Bloedvaten en spieren scheurden en haar huid barstte open tot haar botten blootlagen. Het maakte haar doodskreet nog sterker en krachtiger.

Die schreeuw, die kracht, dat vergif doorboorde ook Richard. De pijn was ondraaglijk. Elk gewricht schreeuwde het uit van pijn. Elk zenuwuiteinde trilde van het folterende geluid dat ontsnapte aan de keel van de Haagvrouw.

Ook hij werd geraakt door de dood die was bevrijd.

Op het moment dat hij het bewustzijn begon te verliezen, besefte Richard dat de oordopjes die hij voor zichzelf en voor Kahlan had gefabriceerd niet bestand waren tegen de boosaardigheid die hij had ontketend.

Hij had gefaald. Hij had Kahlan niet kunnen redden.

Hij voelde een traan van verdriet om Kahlan, van zijn liefde voor haar, over zijn wang rollen terwijl de schreeuwende, brullende, vlammende wereld om hem heen langzaam donker en stil werd.