57

Kahlan schrok wakker, naar adem snakkend van angst. Er flitsten allerlei vage beelden door haar hoofd. Donkere armen en klauwen die haar wilden grijpen. Scherpe tanden die uit het niets leken te komen en naar haar gezicht hapten.

Ze wist niet waar ze was of wat er gebeurde. Ze vocht als een bezetene en probeerde weg te duwen wat haar wilde pakken, terwijl ze tegelijkertijd uit de greep trachtte te komen van de verzengende pijn die door haar lichaam trok.

Ze schoot hijgend overeind en zag dat ze in de Tuin des Levens was en dat het nacht was. Ze werd niet achtervolgd en ook niet aangevallen. Het was doodstil.

Ze had een nachtmerrie gehad.

In de droom had iets haar achternagezeten, iets duisters en levensgevaarlijks, iets verschrikkelijks. Het had niet van ophouden geweten en was steeds dichterbij gekomen. Ze had heel hard gerend om eraan te ontkomen, maar had haar benen niet snel genoeg kunnen bewegen. Het had allemaal zo echt geleken.

Maar nu was ze eindelijk wakker. Ze droomde niet langer. Ze was ontsnapt aan de nachtmerrie en daarmee ook aan wat haar had achtervolgd. Ze zei tegen zichzelf er niet meer aan te denken, de droom van zich af te zetten. Het was maar een droom. Ze was nu wakker. Ze was veilig.

Maar ze merkte al snel dat wakker zijn niet zaligmakend was. Hoewel ze door wakker te worden was ontkomen aan wat er achter haar aan had gezeten, was ze niet ontsnapt aan de pijn. Haar hoofdpijn was zo erg dat ze bang was haar bewustzijn te verliezen. Ze drukte haar vingers tegen haar slapen, maar even later moest ze haar armen om haar onderlichaam slaan tegen de verscheurende pijn in haar buik.

Terwijl de stekende pijn zich door haar hoofd boorde, werd ze overspoeld door een hete golf van misselijkheid. Ze verzette zich tegen de steeds groter wordende drang om over te geven. De kloppende pijn in haar hoofd overweldigde haar en maakte haar nog duizeliger en zieker. Ze vocht uit alle macht tegen de steeds feller wordende golven van misselijkheid. De misselijkheid won.

Toen haar maag begon samen te trekken, worstelde Kahlan zich onder de dekens vandaan en kroop op handen en knieën naar het gras, weg van de plek waar ze had liggen slapen. Ze probeerde zich er nog tegen te verzetten, maar haar lichaam weigerde haar te gehoorzamen en even later begon ze zo hevig te braken dat ze het gevoel had dat haar maag zich binnenste buiten probeerde te keren. Lange golven van misselijkheid, die gelijk op gingen met de bonkende pijn in haar hoofd, trokken keer op keer door haar lichaam en maakten dat ze steeds opnieuw moest overgeven.

Opeens voelde Kahlan dat er een hand op haar rug lag en dat een andere hand haar lange haar uit haar gezicht hield.

Tussen de krampen door snakte ze naar adem. Ze was ervan overtuigd dat ze bloed had gespuugd. Elke keer wanneer haar spieren samentrokken leek de verschrikkelijke pijn ondraaglijk te worden. Het voelde alsof haar ingewanden uit elkaar werden getrokken.

Eindelijk begonnen de golven van misselijkheid weg te ebben. Toen ze een mondvol bitter gal uitspuugde, zag ze tot haar opluchting dat er geen bloed bij zat.

‘Biechtmoeder, gaat het weer een beetje?’

Het was Cara. Ze was blij dat er iemand bij haar was. Het was geruststellend om niet alleen te zijn.

‘Ik weet het niet,’ wist ze uit te brengen.

Opeens was Richard er ook. ‘Wat is er aan de hand?’

Ze trilde over haar hele lichaam. Het enige wat ze uit kon brengen was: ‘Misselijk.’

‘Ik was in de kamer met de machine en zelfs daar kon ik je horen gillen,’ zei Richard, een geruststellende hand op haar rug leggend.

Ze trok een handvol gras uit de grond en veegde haar mond ermee af en gooide het weg; met een verse pluk gras deed ze hetzelfde. Ze had zich niet gerealiseerd dat ze in haar slaap had liggen gillen. De misselijkheid was inmiddels gezakt en ze kon weer normaal ademen. Maar haar hoofd bonkte nog steeds.

‘Ik had een nachtmerrie en daar heb ik me zelf waarschijnlijk uit wakker geschreeuwd.’

Hij legde zijn hand op haar voorhoofd. ‘Je voelt ijskoud aan en je baadt in het zweet.’

Kahlan kon niet ophouden met rillen. ‘Ik heb het zo koud.’

Richard trok haar tegen zich aan en Kahlan liet zich gewillig tegen hem aan vallen. Hij sloeg beschermend zijn warme, gespierde armen om haar heen.

Na haar zo even te hebben vastgehouden, pakte hij haar pols en tilde haar arm op. Het deed pijn.

‘Lieve geesten,’ fluisterde hij binnensmonds.

Cara boog zich over hen heen. ‘Wat is er?’

Richard liet haar Kahlans arm zien. ‘Ga Zedd halen.’

Kahlan zag Cara wegrennen over het pad tussen de bomen. Het was fijn om in Richards armen te liggen. Ze wilde nooit meer weg van zijn geruststellende warmte.

Maar haar arm bonkte met elke hartslag. Toen ze omlaag keek zag ze tot haar verbazing dat de rode krassen weer terug waren. Zedd had ze genezen, maar nu waren ze terug en ze zagen er nog erger uit dan eerst.

‘Zo te zien heeft Zedds behandeling weinig geholpen,’ zei Richard. ‘Hij moet maar even komen kijken om te zien wat hij hiervan vindt. Hij weet veel van dit soort dingen, maar volgens mij is het ontstoken geweest en daarom weer teruggekomen. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom je zo ziek bent. Misschien heeft hij de ontsteking niet meteen de eerste keer kunnen genezen.’

Maar volgens Kahlan was dat niet de oorzaak van hoe ze zich voelde. In het verleden had ze ook wel eens rode, opgezwollen wonden gehad. Daar had ze zich nooit zo ziek van gevoeld. Eerlijk gezegd had ze nog het minste last van haar arm. Het was de plotselinge explosie van hoofdpijn waar ze wakker van was geworden, die haar zo misselijk had gemaakt en waarvan ze had moeten overgeven. Het was die scherpe steek van pijn tussen haar slapen waarvan ze zo kotsmisselijk was geworden. Ze dacht niet dat die schrammen iets met haar hoofdpijn te maken hadden.

Ze had in haar leven een paar keer eerder hoofdpijnen gehad die zo erg was dat ze ervan had moeten overgeven. Richard had er vroeger ook last van gehad. Hij zei dat hij dat van zijn moeder had geërfd. Ze vermoedde dat dit net zoiets was. Gewoon een zware hoofdpijn. Van die gedachte knapte ze meteen een beetje op.

Ze keek weer naar de venijnige rode krassen op haar hand. Het verontrustte haar wel dat de wondjes die al genezen waren niet alleen waren teruggekomen, maar er ook lelijker uitzagen. De arm voelde ook een beetje stijf, van de zwelling.

Kahlan rilde weer van de pijn. Ze kreeg het opeens ijskoud. De pijn in haar hoofd was in één woord verpletterend.

Op dat moment, terwijl Richard zich over haar heen boog en haar tegen zich aan drukte, voelde ze hoe de tedere zachtheid van zijn begaafdheid zich in haar begon te verspreiden. Warme verlichting stroomde door haar koude, stijve spieren. In het verleden had hij zijn begaafdheid ook wel eens gebruikt om haar te genezen, dus herkende ze het gevoel te worden aangeraakt door zijn magie. Dat was wat hij nu deed – haar genezen met zijn magie.

Richards begaafdheid werkte op een unieke manier en ontbrandde doorgaans alleen als er een bijzonder dringende reden voor was. Door zijn gevoelens voor haar, zijn liefde voor haar, zijn verlangen om haar te beschermen, kon hij zijn gave nu aanwenden om haar te genezen.

De tijd verloor elke betekenis in zijn warme omhelzing, in de stroom van magie die in haar vloeide.

Ze voelde zijn geruststellende, kalmerende, liefhebbende aanwezigheid in elke vezel van haar wezen.

Maar ook al wilde ze nog zo graag dat hij haar hielp, toch kon ze hem niet toestaan dit te doen.

Ze wist dat hij, om haar te kunnen genezen, haar pijn moest overnemen. Eerst moest hij haar pijn wegnemen en in zijn eigen lichaam opnemen en dan pas kon zijn begaafdheid in haar vloeien om te genezen wat er mis was. Kahlan wilde niet dat Richard deze pijn zou overnemen. Ook al wilde ze er nog zo graag vanaf, dit wilde ze hem niet aandoen.

Het had echter geen zin zich tegen hem te verzetten. De kracht van zijn begaafdheid overweldigde haar. Ze moest haar verzet staken, ze had geen andere keus. Het voelde alsof ze zich achterover in een onbekende, bodemloze afgrond liet vallen. Het was beangstigend en verademend tegelijk, want ze mocht nu loslaten, iemand anders voor haar laten vechten, van een afstandje toekijken hoe er strijd werd geleverd.

Ze wist niet hoe lang ze er was geweest, op die verre plek waar alleen maar pijn was, samen met Richard, maar ze wist wel dat ze, toen ze haar ogen weer opende en de wereld zag terugkeren, nog steeds in zijn armen lag.

In tegenstelling tot wat ze had verwacht, was de pijn er nog steeds. Net zo hevig, net zo verpletterend als eerst.

In Richards ogen zag ze precies dezelfde pijn. Hij had de pijn van haar overgenomen, maar vreemd genoeg was die bij haar niet verdwenen.

Zijn inspanningen hadden haar niet genezen.

Ze dacht dat ze misschien iets niet goed had gedaan. Misschien had ze niet hard genoeg haar best gedaan. Misschien was ze zo bang geweest om Richard de pijn te laten overnemen dat ze niet genoeg haar best had gedaan om de pijn los te laten, zodat hij haar kon helpen.

Cara boog zich over Richard heen. ‘Sorry dat het zo lang heeft geduurd. Maar ik heb Zedd gevonden. Hij komt eraan. En ik heb Nicci ook meegebracht.’

Richard reageerde niet. Hij staarde zonder iets te zien voor zich uit.