62

Het groepje rond koningin Orneta zweeg toen de Mord-Sith dichterbij kwam. Alle ogen waren gericht op de lange vrouw in het rood die regelrecht op hen afkwam. In het licht van de ernst van hun gesprek begon het kleine gezelschap ongerust te worden en niemand slaagde er zelfs maar in nog een onschuldig praatje te maken.

Ze bevonden zich hier tenslotte in het paleis van Heer Rahl, in de voorouderlijke woning van het Huis Rahl, waar al duizenden jaren het centrum van de macht in D’Hara was gezeteld. Het was misschien niet zo netjes, om niet te zeggen oneerbiedig, om niet te zeggen trouweloos, om dergelijke zaken in het Volkspaleis te bespreken.

Maar ook al was dit de zetel van Heer Rahl, de zetel van het Huis Rahl, het was ook de zetel van het volk, en dus had het volk het volste recht hier kwesties te bespreken en besluiten te nemen die van belang waren voor een gemeenschappelijke toekomst.

Maar bij het zien van de vrouw in het rood die nu naar hen toe kwam, leek dat allemaal opeens wel heel erg theoretisch. De Heer Rahl was onbetwist de hoogste autoriteit in dit paleis, en in heel D’Hara. In principe had de oorlog die kwestie beslist en Heer Rahls greep op de macht alleen maar verstevigd. Tenzij Orneta en haar medestanders in staat waren hier, met de hulp van abt Dreier en bisschop Arc, iets aan te veranderen.

Zij was er, evenals een aantal andere afgevaardigden, stellig van overtuigd dat profetie de rechtmatige leidende autoriteit was die hun door de Schepper Zelf werd gegeven en derhalve gehoorzaamd diende te worden. Teneinde eraan te gehoorzamen, moesten ze zich er dus wel van bewust zijn. De Wachter van de doden de kans geven het gebruik van profetie te ondermijnen was verraad aan het leven. Wat ze nodig hadden was een leider als bisschop Arc, die als Heer Arc over hen zou heersen met behulp van profetieën.

In de stilte op het balkon waren alle ogen gericht op de Mord-Sith, die naar de balustrade liep en omlaag keek naar de mensen die beneden door de gangen slenterden. Soldaten die opkeken en haar zagen, liepen meteen door. Andere mensen zagen haar ook, maar ook zij keken snel weer weg.

Zelfs in het Volkspaleis vermeden de meeste mensen het om een Mord-Sith recht in de ogen te kijken. Hoewel die voorzichtigheid sinds het huwelijk van Cara, de belangrijkste lijfwacht van Heer Rahl, wel iets was getemperd. Iets.

De harde uitstraling van deze Mord-Sith was echter voor niemand aanleiding oude angsten overboord te zetten.

Het blonde haar van de Mord-Sith hing in de traditionele enkele vlecht recht omlaag tussen haar brede schouders. Hij was onberispelijk gevlochten. Er zat geen haartje verkeerd. Haar roodleren uniform sloot perfect om de sensuele combinatie van spieren en vrouwelijke rondingen.

Een klein rood stafje, haar Agiel, hing aan een dun gouden kettinkje om haar rechterpols en reikte tot net boven haar vingertoppen, zodat hij altijd binnen handbereik was.

Nadat ze eerst de gangen onder zich had geïnspecteerd en vervolgens het balkon waar het kleine groepje mensen zich had verzameld, richtten haar doordringende blauwe ogen zich uiteindelijk op Orneta.

‘Koningin Orneta, ik ben hier om u te spreken. Onder vier ogen.’

Orneta fronste. ‘Waarover?’

‘Daar hebben we het straks wel over.’

Orneta wist niet of ze wel met een van Heer Rahls Mord-Sith wilde praten. In het licht van haar recente besluit om haar trouw over te hevelen naar Hannis Arc voelde Orneta eigenlijk weinig voor een gesprek onder vier ogen.

‘Ik weet niet of ik dat wel...’

‘Dat is eigenaardig. Ik had niet de indruk dat ik u een keus had gegeven.’

Orneta voelde hoe de fijne haartjes in haar nek recht overeind gingen staan. Ze dacht niet ooit eerder zoveel dreiging te hebben gehoord in zo’n zilveren stem.

Niet in staat een uitvlucht te verzinnen, hief ze uitnodigend haar arm. ‘Mijn vertrekken zijn die kant op. Het is niet ver. Misschien wilt u...’

‘Prima. We gaan.’

Orneta keek even naar Ludwig, in de hoop dat hij iets zou doen om haar uit deze situatie te redden.

Aan zijn verhitte uitdrukking te zien had hij niet veel aanmoediging nodig. ‘Waar gaat dit over?’

Bij het horen van de woede in zijn stem wipte de Mord-Sith onmiddellijk haar Agiel omhoog in haar vuist. ‘Over de meest recente profetie.’

Iedereen keek verbaasd op.

‘Welke profetie?’ vroeg Ludwig.

‘Een aantal mensen, onder wie de blinde waarzegster, is bezocht door een profetie.’

‘En hoe luidt die profetie?’ wilde Ludwig weten.

De Mord-Sith keek eerst hem met opgetrokken wenkbrauwen aan en toen de anderen. ‘Ik zou het waarachtig niet weten. Profetie is niet bedoeld voor onbegaafden. En daar reken ik u allemaal toe.’

Nu sprak er duidelijk woede uit Ludwigs ogen. Hij was bijzonder op Orneta gesteld geraakt en zij op hem. Ze hadden al veel tijd in elkaars gezelschap doorgebracht. Het vleide haar dat hij geen genoeg van haar leek te kunnen krijgen.

‘Als je niet eens weet hoe de profetie luidt, wat bedoel je dan wanneer je zegt dat je haar daarover wilt spreken?’ vroeg hij.

‘Ik heb mijn orders en er is mij terloops te kennen gegeven dat die gebaseerd zijn op de meest recente profetie.’ Zij boog zich naar hem toe en hief met een dreigend gebaar haar Agiel. ‘En nu heb ik genoeg tijd verspild. We gaan.’

In plaats van zich terug te trekken probeerde Ludwig tussen Orneta en de Mord-Sith te gaan staan. ‘Ik vind dat we eerst...’

De vrouw ramde haar Agiel tegen zijn schouder. Ludwig slaakte een kreet van pijn en de schok van het wapen duwde hem naar achteren. Hij viel zwaar op zijn knieën. Kreunend van pijn drukte hij een hand tegen zijn schouder.

Hij keek woedend op. ‘Vuil kreng! Hoe waag...’

De Mord-Sith hield haar Agiel vlak voor zijn gezicht. ‘Ik stel voor dat je daar blijft zitten en je mond houdt, anders zorg ík ervoor dat je je mond houdt – voorgoed. Is dat duidelijk?’

Ludwig keek woedend naar haar op, maar verroerde zich niet. Orneta vond het vreselijk dat hij gewond was en stak haar hand naar hem uit. Ze wilde hem troosten en zich ervan overtuigen dat het niet ernstig was.

De Mord-Sith ging voor Orneta staan en gebaarde met haar Agiel. ‘Nu is het genoeg geweest. Opschieten.’