4

‘Kharga Trace?’ vroeg Benjamin.

Hij haakte een duim achter zijn wapengordel en keek fronsend naar de vloer, terwijl hij zich trachtte te herinneren of hij die naam ooit eerder had gehoord. Zedd schudde zijn hoofd. Kahlan zag in Rikka’s ogen dat zij de naam kende, maar in plaats van wat te zeggen keek ze Cara aan, zich onderwerpend, zoals alle Mord-Sith, aan Cara’s onuitgesproken gezag.

‘Kharga Trace ligt in het Duistere Land,’ zei Cara.

Richard merkte de subtiele, maar beangstigende verandering in haar stem op. Hij wendde zijn grijze ogen van het atrium af om haar aan te kijken.

‘Waar?’

‘Het Duistere Land – een afgelegen streek van D’Hara.’ Ze wees met een duim over haar schouder. ‘Ten noordoosten van hier.’

‘Waarom wordt dat het Duistere Land genoemd?’

‘Omdat het grotendeels buiten het bereik van de beschaving ligt. Het heeft iets weg van de Wildernis – afgelegen, geïsoleerd, onherbergzaam – maar in plaats van vlak en open, zoals de Wildernis, is het vooral een onmetelijk land van ongebaande bergen en donkere wouden. Daardoor is het heel moeilijk de geïsoleerde stammen in de verste uithoeken te bereiken, of zelfs maar te vinden. Als je je toch in de afgelegen streken waagt waar zij wonen, loop je het risico dat zij jou vinden.’

Cara klonk strikt zakelijk, zo formeel alsof ze verslag uitbracht aan de Heer Rahl, maar haar stem had een ijzige bijklank. ‘De hemel is er bijna altijd betrokken en somber. In het Duistere Land is de zon bijna nooit te zien. Het kan best zijn dat daar die naam vandaan komt.’

Door de zorgvuldige manier waarop Cara de suggestie inkleedde, kreeg Kahlan het vermoeden dat de naam misschien wel ergens anders vandaan kwam.

‘Maar er wonen neem ik aan ook beschaafde mensen die het land hun thuis noemen,’ zei Richard. ‘Het hoort per slot van rekening bij D’Hara.’

Cara knikte. ‘In het gewest Fajin liggen, behalve de hoofdstad Saavedra, hier en daar wat kleine stadjes in valleien en dorpen in de bergen, maar buiten die voorposten van de beschaving blijft het een donker en onheilspellend land. Mensen wagen zich nooit ver buiten de steden en dorpen en wanneer ze dat toch doen blijven ze op de weinige wegen die er zijn. Er is niet veel over de streek bekend omdat er niet veel handel plaatsvindt en dat komt enerzijds doordat er gewoon niet veel te verhandelen valt.’

‘En anderzijds?’ vroeg Richard.

Cara zweeg even alvorens te antwoorden. ‘Van veel mensen die zich in het Duistere Land wagen, wordt nooit meer iets vernomen. De meeste mensen komen niet buiten de bewoonde gebieden. En van tijd tot tijd komt het voor dat zelfs van degenen die er wonen, die de gebaande wegen nooit verlaten en die zichzelf ’s nachts opsluiten, nooit meer iets wordt gehoord.’

Richard sloeg zijn armen over elkaar. ‘Hoe komt het dat die mensen verdwijnen?’

Cara haalde haar schouders op. ‘Ik zou het niet kunnen zeggen, Heer Rahl. De streek wordt gekenmerkt door bijgeloof, zwarte kunst en zwijgzaamheid. De mensen praten niet over de dingen waar ze bang voor zijn, uit angst dat ze echt zullen gebeuren.’

Richard nam geen genoegen met haar antwoord. ‘Bijgeloof laat geen mensen verdwijnen.’

Cara liet zich echter niet afschrikken door zijn strakke blik. ‘Er wordt gefluisterd dat stropers uit de onderwereld hun jachtterrein hebben in het Duistere Land.’

Iedereen hield de adem in bij deze onheilspellende waarschuwing.

‘Zulke gebieden zijn er ook in het Middenland,’ merkte Zedd ten slotte op. ‘Een deel ervan berust, zoals je zelf al zei, op bijgeloof, maar er zijn ook plekken waar verhalen over gevaarlijke dingen wel degelijk gegrond zijn.’

Kahlan wist maar al te goed hoe waar dit was. Zij kwam uit het Middenland.

‘Ik denk dat dat voor het Duistere Land ook wel geldt,’ zei Cara. ‘Alleen zijn de onbewoonde gebieden daar veel uitgestrekter, veel afgelegener, dan soortgelijke streken in het Middenland. Als er in het Duistere Land iets misgaat, is er niemand die je te hulp komt.’

‘Waarom wonen er dan mensen?’ vroeg Kahlan.

Cara haalde haar schouders op. ‘Hoe woest of onherbergzaam of arm een plek ook is, voor degenen die er geboren zijn is het toch thuis. De meeste mensen wagen zich maar zelden ver van huis, van wat ze kennen, uit angst voor het onbekende.’

‘Cara heeft gelijk,’ zei Richard. ‘En we mogen ook niet vergeten dat het toch een land is met mensen die samen met ons voor onze vrijheid hebben gevochten, die zich achter ons hebben geschaard. Zij hebben ook grote verliezen geleden in de oorlog.’

Cara zuchtte. ‘Inderdaad. Ik ken een paar soldaten uit het gewest Fajin en die hebben moedig gestreden. Maar ze kwamen geen van allen uit Kharga Trace. Voor zover ik weet is Kharga Trace nog onherbergzamer dan de rest van het Duistere Land. Als er al mensen wonen, dan zijn het er heel weinig. En er zijn er nog minder die de plek vrijwillig bezoeken.’

‘Hoe komt het dat jij zoveel over dat Duistere Land weet?’ vroeg Kahlan.

‘Ik weet er helemaal niet zoveel van. Darken Rahl moest er wel eens zijn en dat is de enige reden waarom ik er iets van weet. Ik herinner me dat hij het een paar keer over Kharga Trace heeft gehad.’ Cara schudde haar hoofd bij de herinnering. ‘Het Duistere Land paste bij zijn karakter, en dat gold ook voor zijn vader. Beiden gebruikten wreedheid en angst om de mensen die daar wonen onder de duim te houden. Hij zei vaak dat het de enige manier was om het Duistere Land in het gareel te houden.

Net als zijn vader vóór hem zond Darken Rahl soms Mord-Sith naar het Duistere Land om de mensen te herinneren aan hun trouw aan D’Hara.’

Richard fronste. ‘Ben jij er zelf dan ook geweest?’

‘Nee, mij heeft hij er nooit heen gestuurd. Voor zover ik weet is er geen enkele Mord-Sith die er ooit is geweest nog in leven.’

Ze tuurde een ogenblik in de verte. ‘Veel van degenen die hij heeft gestuurd zijn nooit teruggekeerd.’

Ten slotte vestigden Cara’s blauwe ogen zich weer op Richard. ‘Constance werd vaak gestuurd.’

Richard zag Cara’s veelzeggende blik wel, maar zei niets. Hij had Constance gekend toen hij de gevangene van Darken Rahl was.

Hij was degene die haar had gedood.

Sinds het einde van de oorlog waren Richard en Kahlan iets meer te weten gekomen over D’Hara, hoewel veel nog steeds een mysterie voor hen was. Het was een uitgestrekt land, met steden waarvan ze het bestaan nooit eerder hadden vermoed, laat staan dat zij ze er ooit waren geweest. Ook waren er gebieden in afgelegen streken, zoals dit Duistere Land, die zo afgezonderd lagen dat ze min of meer autonoom waren.

‘De meeste stads- en districtsvorsten zijn hier nu aanwezig,’ zei Benjamin. ‘Hoe ver weg en primitief sommige van die afgelegen streken ook mogen zijn, voor zover ik weet heeft niemand het gewaagd de officiële uitnodiging van de Heer Rahl om ons huwelijk bij te wonen in de wind te slaan. Nu iedereen hier toch is, kunnen we als je dat wilt navraag doen naar Kharga Trace.’

Richard knikte afwezig, in gedachten kennelijk alweer bij iets heel anders.

‘Richard,’ zei Zedd toen het gesprek stilviel en iedereen keek hoe Richard in de verte tuurde, ‘ik heb gehoord dat je iets aan het doen bent met alle boeken in het paleis.’

‘We zijn ze aan het organiseren,’ zei Kahlan toen Richard de vraag niet leek te horen.

‘Organiseren?’

‘Ja,’ zei Richard, die de vraag blijkbaar toch had gehoord. ‘Met al die duizenden boeken hier in het paleis is het vrijwel onmogelijk om informatie te vinden wanneer we die nodig hebben. Ik weet niet eens of informatie die ik eventueel nodig heb wel in een van de bibliotheken te vinden is. Er is niemand die weet waar alles staat of wat er precies is.

Daarom laat ik alle boeken inventariseren. Aangezien Berdine Hoog-D’Haraans kan lezen en ook veel van de verschillende bibliotheken weet, heb ik haar de leiding gegeven. Nathan helpt ook mee.’

Zedd keek sceptisch. ‘Dat is een ongelooflijk complexe taak, Richard. Ik weet niet eens of zoiets wel mogelijk is, zelfs met de hulp van de profeet. Ik wil wel eens zien wat je precies doet en hoe.’

Richard knikte. ‘Goed. Kom, dan gaan we naar beneden, naar een van de grotere bibliotheken, waar Berdine aan het werk is. Ik wilde daar toch net naartoe. Ik wil iets nakijken.’

Kahlan vroeg zich af wat.

Toen ze naar buiten liepen, talmde Kahlan en greep Cara bij een arm. Ze lieten de anderen denken dat ze een beetje achterbleven om over het huwelijksfeest te praten en het feit dat Cara nu getrouwd was – iets wat voor zover Kahlan wist nooit eerder was gebeurd. Wie had er, voordat Richard ten tonele verscheen, ooit kunnen denken dat een Mord-Sith zou trouwen?

‘Wat is er?’ vroeg Cara zacht.

Kahlan keek even naar Richard, Zedd, Benjamin en Rikka, die een eindje voor hen uit druk liepen te praten. De dikke tapijten dempten zowel hun voetstappen als hun woorden.

‘Er is iets gaande. Ik weet niet wat, maar ik ken Richard goed genoeg om te weten wanneer hij ergens mee zit.’

‘Wat wil je dat ik doe?’

‘Ik wil dat er ten allen tijde een Mord-Sith bij hem in de buurt blijft.’

‘Biechtmoeder, die beslissing had ik al genomen toen Zedd ons vertelde dat degene die ons heeft bespied dat misschien heeft gedaan omdat het Heer Rahls kamer was.’

Kahlan glimlachte en legde een hand op Cara’s schouder. ‘Ik ben blij dat het huwelijk je niet van je gezonde verstand heeft beroofd.’

‘Aan jouw gezonde verstand heeft het huwelijk trouwens ook niets veranderd. Wat denk je zelf dat er aan de hand is?’

Kahlan zoog haar onderlip tussen haar tanden.

‘Eerder vandaag vertelde een jongen met hoge koorts Richard dat er duisternis heerst in het paleis. Zelf denk ik dat het aan de koorts lag, maar ik ken Richard en ik weet dat die woorden hem zijn bijgebleven.

Net voordat we hier kwamen werd Richard staande gehouden door een oude vrouw, een waarzegster, die hem vertelde dat “Het dak zou instorten.” En van jou krijgen we vervolgens te horen dat er iemand naar binnen heeft staan gluren.’

‘Wat zou Heer Rahl nu denken?’

Kahlan keek in Cara’s aandachtige blauwe ogen. ‘Als ik Richard een beetje ken – en dat doe ik – dan denkt hij dat hij zojuist het derde kind van Vader Ongeluk heeft ontmoet.’

‘Zie je wel dat ik vanmorgen mijn roodleren pak had moeten aantrekken?’

‘Laten we niet op de zaken vooruitlopen. Ik ben gewoon voorzichtig. Alleen omdat Richard het denkt, hoeft het nog niet waar te zijn.’

‘Biechtmoeder, wanneer Heer Rahl zich zo gedraagt, volgen er meestal problemen.’

‘Daar heb je gelijk in,’ zei Kahlan.