63

Voordat de Mord-Sith haar met het wapen kon porren, wierp Orneta nog een laatste, snelle blik op Ludwig; toen draaide ze zich om en beende weg in de richting van haar kamer. Ze was verbolgen en kwaad op de vrouw die Ludwig pijn had gedaan, maar het leek haar beter haar emoties nog even in bedwang te houden. Ze zou haar grieven op het juiste moment en ten overstaan van de juiste personen kenbaar maken en dan zou deze vrouw boeten voor haar onbeschaamdheid, om nog maar niet te spreken van haar onnodige wreedheid.

Orneta was blij dat ze de Mord-Sith bij Ludwig weg kon leiden voordat hij iets doms zou doen en er nog ergere dingen zouden gebeuren.

Terwijl ze door de smaakvol ingerichte gang liep, deed Orneta haar best om niet te snel te lopen. In plaats daarvan bewoog ze zich statig, om de Mord-Sith eraan te herinneren wie ze voor zich had. Bovendien had Orneta geen haast om haar kamer te bereiken en met de vrouw alleen te zijn.

Een kamermeisje dat hun tegemoetkwam met een arm vol schone lakens, drukte zich onmiddellijk met haar rug tegen de muur toen ze de Mord-Sith zag aankomen en bleef zo ver mogelijk bij haar uit de buurt. Toen zij haar passeerden, bleef het meisje strak naar de grond staren en vermeed de onverstoorbare blik van de lange vrouw in het rood.

Orneta voelde zich als een gevangene die naar het schavot wordt geleid. Ze kon niet geloven dat ze zo respectloos werd behandeld. Haar besluit in aanmerking genomen, was het misschien niet geheel onverdiend. Jarenlang was zij trouw geweest aan de zaak van het D’Haraanse Rijk. Ze hield zichzelf voor dat wat ze nu deed ook alleen maar voortkwam uit loyaliteit aan het D’Haraanse Rijk – misschien niet aan de leider, maar toch zeker aan het volk.

Ze had geen idee wat de Mord-Sith van haar wilde, maar toch begon Orneta zich steeds meer zorgen te maken dat het wellicht iets te maken had met het feit dat zij achter de rug van Richard Rahl om trouw had gezworen aan Hannis Arc. Ze zei tegen zichzelf dat het dom was om daar bang voor te zijn. Zij en Ludwig waren de enigen die op de hoogte waren van haar besluit. En de groep natuurlijk, maar die wisten het nog maar net.

Opeens bedacht ze dat er misschien wel een profeet was die had voorspeld dat zij iemand anders trouw zou zweren. Heer Rahl wilde hun niet vertellen wat de profetieën zeiden en wilde hen niet helpen tegen de dreigingen die dergelijke omina onthulden, maar dat wilde nog niet zeggen dat hij ze niet voor zijn eigen duistere doeleinden gebruikte. Je wist natuurlijk nooit wat iemand die in dienst stond van de Wachter van de onderwereld allemaal wist of waartoe hij in staat was.

Heer Rahl was een goed mens, een fatsoenlijk mens, maar ook zo iemand kon zodanig bezeten raken dat hij niet langer uit vrije wil handelde en zich alleen nog maar liet leiden door de dood zelf. Zoals Ludwig al had gezegd: wie kan de Wachter nu beter gebruiken voor het uitvoeren van zijn duistere daden dan diegenen onder ons die wij het meest vertrouwen?

Toen Orneta achteromkeek, zag ze dat de Mord-Sith, met een grimmige uitdrukking op haar gezicht, vlak achter haar liep.

Maar achter de Mord-Sith zag Orneta de hele groep met wie zij zo-even had gesproken achter hen aan lopen. Ze bleven op afstand, maar waren duidelijk van plan te kijken wat dit te betekenen had en waarom een van hen apart werd genomen. Ludwig hield een hand tegen zijn schouder, die zo te zien nog steeds pijnlijk was van de aanraking van de Agiel. Hij liep samen met de bezorgde ambassadeur Grandon en de hertogin voorop, gevolgd door de rest van de afgevaardigden. Ludwig had een gezicht als een donderwolk.

Orneta was blij dat ze in elk geval niet alleen was. Misschien zou het datgene wat de Mord-Sith met haar wilde bespreken een beetje sussen. Agressie bekoelde vaak in de aanwezigheid van getuigen. Ook deed het haar goed dat Ludwig voor haar opkwam.

Orneta bleef staan en gebaarde naar de prachtig versierde deuren voor haar. Ze probeerde wat tijd te winnen, zodat de anderen hen konden inhalen. ‘Dit is mijn kamer.’

Toen de Mord-Sith haar aankeek met een blik die zelfs de allersterksten de moed in de schoenen zou doen zinken, opende Orneta de deur en ging haar voor naar binnen. Ze duwde de deur weer dicht, maar liet hem met opzet op een kiertje staan, zodat de anderen straks gemakkelijk alles konden horen en zelfs om een hoekje konden gluren.

De Mord-Sith duwde de deur stevig dicht.

Orneta, die haar best deed op haar gemak te lijken, liep naar een lage kast waarop een zilveren dienblad stond met flessen wijn, water en zoete drankjes en een stuk of zes kristallen glazen.

‘Kan ik je iets te drinken aanbieden?’

‘Ik ben hier niet om iets te drinken.’

Orneta glimlachte vriendelijk. ‘Neem me niet kwalijk, maar ik heb je niet eens gevraagd hoe je heet.’

De blauwe ogen van de Mord-Sith joegen Orneta de stuipen op het lijf, maar ze probeerde het niet te laten merken.

‘Mijn naam is Vika.’

‘Vika.’ Orneta glimlachte. ‘Goed, Vika, wat kan ik voor je doen?’

De Mord-Sith kwam op haar af. ‘Gillen.’

Orneta knipperde met haar ogen. ‘Pardon?’

Vika greep de schouder van Orneta’s japon. ‘Gillen, zei ik.’

De Mord-Sith klemde haar kaken op elkaar, trok Orneta naar voren en ramde de Agiel in haar middenrif.

De pijn overtrof alles wat Orneta ooit eerder had meegemaakt of zelfs maar voor mogelijk had gehouden.

Op het moment dat de schok volledig tot haar doordrong, was het onmogelijk om niet te gillen.

Toen ze was uitgeschreeuwd, zakte Orneta naar lucht happend als een zoutzak op de grond. Tranen van pijn stroomden over haar gezicht.

‘Waarom doe je dit?’ wist ze tussen twee snikken uit te brengen.

Vika stond op haar neer te kijken. ‘Om je te helpen schreeuwen.’

Orneta begreep er helemaal niets van. Ze snapte niet waarom de vrouw haar dit had aangedaan en ook niet waarom ze haar wilde horen schreeuwen.

‘Maar waarom?’

‘Omdat jij er zoveel voor overhebt de mensheid te laten leiden door profetie, is jou de eer te beurt gevallen als instrument te fungeren voor het vervullen van profetie. Zo, en laat nu nog maar eens een echte goeie gil horen.’

Terwijl Orneta haar met stomheid geslagen en in totale verwarring aanstaarde, duwde Vika de punt van haar Agiel in de holte van Orneta’s hals.

Orneta gilde zo hard dat ze dacht dat haar keelholte zou scheuren. Ze kon er niet meer mee ophouden, ook al had ze dat nog zo graag gewild. De pijn overweldigde haar en liet de spieren van haar armen en nek verkrampen in ongecontroleerde stuiptrekkingen.

Op een gegeven moment werd het gegil gesmoord toen er schuimend bloed uit haar keel en mond omhoog begon te komen. Het droop langs haar kin, bleef daar in lange, dikke slierten hangen en doorweekte de voorkant van haar japon.

Het kleine beetje dat ze nog zag werd donker, maar even later begon alles weer langzaam in beeld te komen. Orneta was zich er nauwelijks van bewust waar de Mord-Sith was of wat ze deed, tot ze zag dat de vrouw om haar heen liep om achter haar te gaan staan.

Zonder een woord te zeggen duwde Vika haar Agiel in Orneta’s nek, vlak onder haar schedel.

Ze zag lichtflitsen. Een explosie van kleuren. In haar hoofd klonk een verschrikkelijk krijsend geluid en de pijn die ze voelde was nog erger dan daarvoor. Scherpe splinters van pijn drongen haar oren binnen.

Orneta zat slap en hulpeloos op de grond terwijl het gekrijs, het gedonder en gebulder en de felle lichtflitsen door haar hoofd schoten.

Ze hoorde Vika’s laarzen over de marmeren vloer lopen toen de vrouw weer voor haar kwam staan. De Mord-Sith torende hoog boven Orneta uit en keek zonder een greintje mededogen, laat staan berouw, op haar neer.

Orneta had in haar hele leven nog nooit zo’n ijskoude, harteloze blik gezien.

‘Dat was uitstekend,’ zei Vika met kalme stem. ‘Ik weet zeker dat iedereen dat heeft gehoord.’

Orneta kon haar hoofd niet overeind houden. Ze slaagde er niet in haar nekspieren te laten gehoorzamen. De verschrikkelijke pijn deed haar vermoeden dat ze gescheurd waren. Haar kin steunde op haar met bloed doorweekte borst.

Op de witte marmeren vloer verspreidde zich langzaam een plas bloed. Haar bloed. Een grote hoeveelheid van haar bloed.

De laarzen van de Mord-Sith hadden dezelfde kleur als de plas bloed waar zij middenin stond.

Met bovenmenselijke krachtsinspanning, door de brandende pijn in haar keel heen, door het bloed in haar mond heen, wist ze haar hoofd op te tillen, omhoog te kijken en te vragen: ‘Wat wil je van mij?’

Vika trok een wenkbrauw op boven een kil, blauw oog. ‘Nu je zo goed voor me hebt gegild, wil ik dat je sterft.’

Orneta knipperde met haar ogen. Ze was niet in staat zich te verzetten. Tegen zoveel meedogenloosheid kon ze niet op.

Verbaasd was ze echter niet. Ze had het antwoord al geweten voordat Vika iets had gezegd.

Orneta zag de Agiel weer aankomen.

Ze voelde alleen het eerste moment van intense pijn toen haar hart explodeerde in haar borst.

En toen verdween die ademloze, verpletterende pijn in het laatste, wegebbende sprankje bewustzijn.