53

De man keek naar de warme, natte plek die zich over de voorkant van Henriks broek verspreidde en grinnikte.

‘Is dit de jongen?’ vroeg hij met een zwaar, spijkerhard stemgeluid. Henrik schrok zo dat hij even vergat om met zijn ogen te knipperen; en ook al deden de zeven huisgeesten net alsof ze niet van de stem schrokken, toch kropen ze nog iets verder weg achter Jit.

De Haagvrouw stootte een kort, raspend, klakkend geluid uit.

‘Ja, dit is ’m, bisschop Arc,’ zei de handloze huisgeest namens haar meesteres, nadat ze even naar de vreemde stem had staan luisteren.

Bisschop Arc wierp Jit een dreigende blik toe. Hij liet zijn blik opzettelijk omlaag glijden, naar haar dichtgenaaide mond; toen vestigde hij zijn afschrikwekkende blik weer op Henrik.

Het wit van zijn ogen was niet wit. Totaal niet.

Ze waren bloedrood getatoeëerd.

Met de donkere iris en pupil midden in het rood leken zijn ogen hem aan te kijken vanuit een andere wereld, een wereld van vuur en vlammen – of misschien zelfs uit de onderwereld zelf.

Maar hoe angstaanjagend de ogen van de bisschop ook waren, dat was niet eens het meest verwarrende aan de man. Het meest afstotelijke aan hem, de reden waarom Henrik zijn ogen bijna niet van hem af kon houden, zijn hart in zijn lijf bonkte en hij er niet in slaagde op een normale manier te ademen, was de huid van de man.

Elke vierkante centimeter van bisschop Arc was bedekt met getatoeëerde symbolen. En dan niet gewoon bedekt, maar in talloze lagen over elkaar, zodat de huid niets menselijks meer had. Er was geen plekje zichtbaar waarop niet een stukje of een onderdeel van die wonderlijke cirkelvormige afbeeldingen was getatoeëerd, de een over de ander en weer een ander en nog een ander, laag over laag over laag, zodat er uiteindelijk geen onbedekt stukje huid meer te bekennen was. Geen millimeter.

De bovenste lagen waren de donkerste, die daaronder wat lichter en die dáár weer onder nog iets lichter, enzovoort, alsof ze voortdurend door zijn huid werden opgenomen, waarna er steeds weer nieuwe aan werden toegevoegd, boven op de tatoeages die er al waren. Ze hadden een soort eindeloze, bodemloze diepte, een verwarde, duizelingwekkende complexiteit, alsof de symbolen voortdurend vanuit een duistere plek omhoogkolkten.

Wanneer je in de steeds dieper wordende niveaus van patronen keek, kreeg de huid van de man iets driedimensionaals. Omdat de verschillende lagen het lastig maakten om te zien waar tussen al die zwevende elementen het huidoppervlak zich precies bevond, gaf het bisschop Arc een onwezenlijke, enigszins wazige, spookachtige uitstraling. Henrik was ervan overtuigd dat de man naar believen zou kunnen verdwijnen in de mist van zwevende symbolen.

Omdat de onderste lagen lichter waren dan de bovenste lagen, was elk symbool, hoe diep het ook lag, duidelijk herkenbaar. De symbolen hadden allemaal verschillende afmetingen en voor zover Henrik kon zien oneindig veel verschillende patronen. Bijna allemaal leken ze te bestaan uit een verzameling kleinere symbolen die waren samengevoegd tot grotere, cirkelvormige elementen.

Ook de handen van de bisschop en dat deel van zijn polsen dat uit zijn zwarte mantel stak, waren volledig bedekt met de patronen. Hij leek zelfs tatoeages onder zijn vingernagels te hebben. De patronen waren dwars door zijn nagels heen te zien.

Zijn nek boven zijn strakke kraag was helemaal rondom bewerkt, net als zijn hals. Zijn gezicht – elk stukje van zijn gezicht – was bedekt met honderden, zo niet duizenden symbolen. Zelfs zijn oogleden waren getatoeëerd. En ook zijn oren, elk plooitje ervan en voor zover Henrik kon zien tot diep vanbinnen, waren volledig bedekt met dezelfde soort vreemde tatoeages van cirkelvormige symbolen boven op cirkelvormige symbolen boven op nog veel meer symbolen.

Hoewel ook het kale hoofd van de bisschop geheel onder de tatoeages zat, was er een die eruit sprong. Die was groter dan alle andere. De onderkant van de grote cirkel liep over het midden van zijn neus en onder zijn beide ogen langs, om vlak boven de oren weer omhoog te lopen om de rest van de kruin en de schedel te bedekken. In deze cirkel bevond zich nog een cirkel en daartussen was een ring van runen getatoeëerd.

Een driehoek die in de binnenste cirkel was geplaatst liep horizontaal vlak boven het voorhoofd van de man. Twee kleinere, secundaire cirkelvormige symbolen bij de punten van de driehoek die door de cirkels heen staken, bedekten de slapen, terwijl een derde bij de punt van de driehoek op zijn achterhoofd stond. Door het ontwerp leek het wel of de man met die angstaanjagende rode ogen woedende blikken wierp vanuit het cirkelvormige symbool, of hij vanuit de onderwereld naar buiten keek.

In het midden van de driehoek, bij de voorkant van de schedel, stond een omgekeerd cijfer negen.

Die grote tatoeage boven op zijn kale hoofd was donkerder dan alle andere, niet alleen omdat ze het meest recent leek te zijn aangebracht, maar ook omdat de lijnen dikker waren. Maar aangezien de tatoeage over lagen van honderden andere willekeurige symbolen heen was aangebracht, vormde ze duidelijk slechts een onderdeel van een veel groter geheel.

Alle tatoeages, met al hun verschillende patronen, leken variaties te zijn op dezelfde basisthema’s. Zo waren er symbolen in de vorm van grote en kleine cirkels, maar ook cirkels in cirkels, terwijl sommige symbolen in die cirkels uit andere, kleinere patronen waren samengesteld. Al met al was het een bijzonder verwarrende ervaring een man te zien die zich zo had overgegeven aan een dergelijke occulte bezigheid.

Het maakte hem tot een duistere, levende, bewegende, vloeiende illustratie, waarin elk patroon in de ontelbare lagen duidelijk te onderscheiden was. Henrik kon zich voorstellen dat de bisschop zelfs naakt verborgen zou zijn achter een sluier van symbolen.

De enige plek die zo te zien geen getatoeëerde symbolen bevatte, waren de ogen van de man, die eenvoudig rood waren getatoeëerd.

Bisschop Arc zag een paar van de huisgeesten zenuwachtig langs hem heen kijken, naar de gang achter hem.

Hij glimlachte. ‘Ik heb haar niet meegebracht,’ zei hij, in antwoord op de onuitgesproken vraag in hun angstige ogen. ‘Ik had iets anders voor haar te doen.’

De huisgeesten bogen hun hoofd om aan te geven dat ze het begrepen en alsof ze zich wilden verontschuldigen voor hun nieuwsgierigheid.

De grote ogen van een van de mensen die achter Jit in de muur waren gevlochten, staarden bisschop Arc strak aan. Het afgrijzen was van het gezicht van de man af te lezen en hij was niet in staat zijn blik af te wenden toen de bisschop naar hem opkeek. De man slikte een paar keer snel achter elkaar, alsof hij een schreeuw trachtte weg te slikken die zijn best deed om naar boven te komen. De mensen in de muren leken geen van allen in staat geluid te maken, ook al zag deze man er beslist uit alsof hij op het punt stond te gaan gillen.

Bisschop Arc stak een hand op naar de man die gevangenzat in de muur. Het was geen duidelijk wijzend gebaar, maar een achteloos gebaar, een slappe hand aan een gedeeltelijk opgeheven arm, de vingers licht gestrekt. Toch was het duidelijk voor de man bedoeld die vastzat in de muur en zijn ogen niet van de bisschop kon afhouden.

‘Stil jij,’ zei bisschop Arc met zachte stem, nauwelijks meer dan een fluistering, maar dodelijker dan Henrik een stem ooit had horen klinken.

De man begon snel en oppervlakkig te hijgen. Toen haalde hij nog een laatste keer diep adem en liet zijn ogen naar achteren rollen. Even ging er een hevige huivering door hem heen, toen zakte hij in elkaar, voor zover dat mogelijk was in de wirwar van takken, twijgjes en stengels waarin hij was verstrikt. Na een laatste rilling verslapte zijn lichaam. Het laatste restje lucht verliet in een lange, zachte zucht zijn longen.

De bisschop keek om zich heen naar andere ogen die vanuit de muren naar hem keken. ‘Nog meer liefhebbers?’

In de stilte die volgde, wendden alle blikken achter de lagen takken en twijgjes zich af.

Bisschop Arc grijnsde naar de Haagvrouw. ‘Kijk eens aan. Verse lichaamssappen voor je kleine hulpjes om uit te zuigen en je mee te voeden.’

De grote, zwarte ogen van de Haagvrouw verraadden niets. Ze slaakte een zachte, schorre kreet, onderbroken door verschillende klakgeluiden.

Een van de huisgeesten luisterde naar het vreemde taaltje, wachtte tot Jit was uitgesproken en boog zich toen naar de bisschop toe. Namens haar meesteres schonk ze hem een minachtende blik. ‘Jit wil graag weten waarom u hier bent.’

‘Is dat niet duidelijk dan?’ Hij stak zijn arm uit naar Henrik en richtte zich tot Jit. ‘Ik wilde zeker weten dat je de opdracht die ik je heb gegeven afmaakt.’

Na een lange pauze knikte Jit.

De bisschop fronste, zodat het symbool op zijn voorhoofd werd vervormd. Het midden ervan werd omlaag getrokken naar zijn wenkbrauwen. ‘Zo, en nu heb je genoeg van mijn tijd in beslag genomen. Ik verwacht dat je er niet nog meer van gaat verspillen. De jongen is eindelijk hier. Dus ga je gang.’

Jit keek hem even aan, vestigde haar aandacht toen op Henrik en wenkte hem naderbij.