28

Met de lichtgevende bol in zijn hand liep Richard over de wigvormige treden de wenteltrap af. Een trapleuning ontbrak, wat de afdaling in de duisternis behoorlijk verraderlijk maakte; bovendien was een groot deel van het zand en de aarde dat vanuit de Tuin des Levens in de ruimte boven hen terecht was gekomen, langs de wenteltrap omlaag gevallen. Op sommige plekken moest Richard even blijven staan om met zijn laars zand en puin weg te schuiven, zodat ze een veilige plek hadden om hun voeten neer te zetten.

Terwijl ze steeds verder afdaalden in de duisternis, veranderde het smalle trapgat in een donkere, doodstille ruimte. Het licht van de bol die Richard vasthield, reikte maar net ver genoeg om te kunnen zien dat het sobere, kale vertrek was opgetrokken uit steenblokken. Richard zag geen deuren of andere openingen. De ruimte was leeg, op iets wat op een blok steen leek en in het midden stond na.

‘Wat is dit nu weer voor ruimte?’ vroeg Kahlan.

Richard schudde zijn hoofd en keek om zich heen. ‘Geen idee. Het ziet er niet erg indrukwekkend uit. Misschien is het een oude voorraadkamer.’

‘Als het een voorraadkamer is, dan zouden ze die toch nooit op deze manier hebben afgesloten?’

‘Daar zit wat in,’ moest Richard toegeven.

Kahlan had gelijk. Het zag er niet naar uit dat deze ruimte ooit op een normale manier toegankelijk was geweest.

Terwijl hij de donkere ruimte inliep, begonnen nabijheidsbollen die in metalen houders aan de muren hingen op te lichten. Tegen de tijd dat hij het hele vertrek was rondgelopen waren de vier bollen, een aan elke muur, tot leven gekomen, zij het zwakjes. Elke bol begon feller te branden wanneer hij dichterbij kwam en verzwakte wanneer hij wegliep. Niettemin gaven ze genoeg licht om voldoende van de duisternis te verjagen om iets te kunnen zien.

Om zich heen kijkend om te zien waar de kamer ooit voor gebruikt was, schonk Richard maar weinig aandacht aan het onopvallende monolithische blok dat midden in de ruimte stond. Hij dacht dat het misschien een steenblok was dat was overgebleven van de bouw van de paleismuren. Het enige wat Richard eigenaardig vond was dat het echt midden in de ruimte stond, alsof het daar met opzet zo was neergezet.

Sneeuwvlokken die langs de trap naar beneden dwarrelden vermengden zich met het stof dat hij en Kahlan hadden opgeworpen. Boven hen raasde de storm nog over het land, maar de windvlagen wisten deze diepte niet te bereiken. Sneeuwvlokken zweefden voorbij, vingen het schijnsel van de nabijheidsbollen en schitterden in het schemerige licht.

Een snelle zoektocht langs de muren bevestigde dat er geen deuren waren, en ook geen andere trappen of openingen. De enige manier om eruit te komen was via de wenteltrap die hen in deze stille tombeachtige ruimte had gebracht.

Richard wist niet waarom, maar dit vertrek zorgde ervoor dat zijn nekharen recht overeind gingen staan.

De doodstille ruimte voelde als een plek die speciaal was gebouwd om te worden afgesloten en vergeten. Maar waarom zou iemand een lege kamer afsluiten en begraven?

Kahlan kwam dicht bij hem staan. ‘Deze kamer heeft iets griezeligs.’

‘Misschien omdat hij doodloopt. De enige manier om eruit te komen is zoals we binnen zijn gekomen.’

‘Misschien,’ zei ze. ‘Ik zou hier niet graag vast komen te zitten. Niemand zou je hier ooit vinden. Waarom zou deze ruimte zijn afgesloten als een graftombe?’

Richard schudde zijn hoofd. Hij had geen idee.

Half en half verwachtte hij beenderen op de grond aan te treffen, maar die lagen er niet. In de diepste regionen van het paleis waren wel grafgewelven, maar de Tuin des Levens bevond zich helemaal boven in het paleis en bovendien waren die graven prachtige tombes die bedoeld waren om de doden te eren. Ze hadden geen van alle de doodse verlatenheid van deze ruimte.

Toen hij wat beter om zich heen keek viel Richard iets op aan de muur tegenover hem. Het leek wel een smalle richel in het gesteente, of een steen die wat verder uitstak dan de rest. Hij hield de bol voor zich uit om het beter te kunnen zien en boog zich naar voren. Hij veegde een laag stof weg, schraapte wat granietschilfers van het oppervlak en zag dat het losse, smalle metalen stripjes waren, in rechte, ordentelijke stapeltjes.

Hij pakte er een van een stapeltje, hield het in het licht en vroeg zich af wat het was of waar het toe diende. Elk stripje was slechts iets langer dan zijn langste vinger en zacht genoeg om gemakkelijk te kunnen buigen. Alle stripjes leken identiek. Ze waren zo strak en netjes opgestapeld dat ze één geheel leken te vormen, en omdat ze bedekt waren met stof en zand leken ze deel uit te maken van de muur, als een richel in het gesteente.

Kahlan bukte zich om het beter te kunnen zien. ‘Wat denk je dat het zijn?’

Richard boog het metalen stripje weer recht en legde het terug op zijn plek boven op een van de stapels. ‘Er is niets op te zien. Zo te zien zijn het doodgewone stripjes metaal.’

Kahlan liet haar blik langs de muur glijden. ‘Ze liggen opgestapeld langs alle muren. Het moeten er tienduizenden zijn, misschien wel honderdduizenden. Waar kunnen ze voor dienen, en waarom zijn ze hier begraven?’

‘Het lijkt of ze hier zijn achtergelaten en vergeten. Maar misschien zijn ze hier ook wel verborgen.’

Kahlan trok rimpels in haar voorhoofd. ‘Waarom zou iemand simpele metalen stripjes willen verbergen?’

Richard kon niet anders dan zijn schouders ophalen en keek om zich heen, op zoek naar aanwijzingen. Hij begreep er niets van. Hij veegde met de zijkant van zijn laars over de grond. Het was een stenen vloer, bedekt met het stof van waarschijnlijk duizenden jaren en afgebrokkeld, verpulverd graniet van de muuroppervlakken. Ook al wist hij, omdat hij had gezien wat hierboven was, dat de ruimte een gewelfd plafond had, toch was het plafond hierbeneden vlak, een vals plafond dus, waarschijnlijk gepleisterd, maar nu met dezelfde donkere, smoezelige kleur als de wanden.

Afgezien van de stapeltjes metaal en het eigenaardige blok steen in het midden was het een doodgewone kamer. Alleen kwam hij nergens op uit. Als de vloer van de Tuin des Levens niet was ingestort, was er geen enkele manier geweest om in deze afgesloten ruimte te komen. Als het plafond niet was ingestort, had de kamer gemakkelijk nog een paar duizend jaar verborgen kunnen blijven.

Terwijl Kahlan haar vingers over de muren liet glijden, op zoek naar eventuele sporen van teksten die in de muur waren uitgehouwen of misschien wel een verborgen doorgang, richtte Richard zijn aandacht op het vierkante blok dat in het midden van de stoffige kamer stond. Vreemd genoeg hield de stenen vloer vlak voor het blok op, zodat er een smalle aarden geul omheen liep. Het blok kwam tot iets hoger dan zijn middel. Als hij en Kahlan allebei aan een kant ervan waren gaan staan, hadden zij elkaars handen niet kunnen aanraken.

Hij had geen flauw idee wat het kon zijn of wat het daar deed.

Terwijl de sneeuwvlokken om hem heen dwarrelden, ging hij op zijn hurken zitten, hield de lichtbol voor zich uit en veegde met zijn vlakke hand over de zijkant van het blok.

Tot zijn verbazing voelde hij dat het oppervlak niet van steen was, zoals hij had gedacht, maar van dik, zwaar metaal.

Hij trachtte zo veel mogelijk van het stof en de vuiligheid van eeuwen weg te vegen, om het metaal beter te kunnen zien. Het was roestig en vuil, zodat het leek op de stenen in de kamer, maar het was ontegenzeglijk metaal. Onder al het vuil dat hij wegveegde zag hij in het licht van de bol de glinstering van metaal.

‘Moet je zien,’ zei Richard.

Kahlan keek over haar schouder. ‘Wat is er?’

Richard sloeg er met zijn vuist tegenaan. Ook al leek het ding buitengewoon zwaar, toch meende hij aan het geluid te kunnen horen dat het hol was.

‘Dit ding is van metaal. En moet je hier eens kijken.’

Ze kwam naast hem staan en hij hield de bol dichterbij, zodat ze het beter kon zien. Er was een kleine sleuf zichtbaar, die bovenop begon en doorliep in een van de zijkanten van het ding. In de sleuf lag een aantal van die vreemde metalen stripjes.

Kahlan haalde een van de stripjes eruit en bekeek het van alle kanten. Richard zag er niets bijzonders aan; het was precies hetzelfde als alle andere stripjes die tegen de muur lagen opgestapeld.

Hij veegde nog meer vuil en stof van de zijkant. ‘Er staat een soort symbool of zoiets op de zijkant. Ik kan niet goed zien wat het voorstelt.’

Met een harde dreun die de vloer deed trillen en hen allebei liet schrikken, schoot er opeens licht omhoog uit het midden van de bovenkant. De aarde in de geul tussen de metalen monoliet en de stenen vloer werd door de dreun in beweging gebracht en stoof op.

Richard en Kahlan deinsden allebei tegelijk een stap naar achteren.

‘Wat deed je nou?’

‘Geen idee,’ zei Richard. ‘Ik veegde met mijn hand het vuil weg om te zien wat er op de zijkant staat.’

Binnen in het ding klonk een diep, mechanisch gekraak. Metaal schuurde tegen metaal, wat knarsende geluiden tot gevolg had. Het geluid dat leek of er een zwaar raderwerk in beweging kwam, werd steeds luider, alsof het hele ding tot leven kwam. Niet wetend wat te doen, deinsden Richard en Kahlan nog wat verder naar achteren.

Van het ene moment op het andere kreeg het licht dat uit de bovenkant omhoogkwam een oranjebruine kleur.

Toen Richard zich naar voren boog zag hij dat er midden in de bovenkant een klein gat zat waar het licht uit kwam.

Opeens zag hij uit een kleine opening aan de andere kant nog iets oplichten. Hij haastte zich naar de andere kant en veegde daar het stof van de bovenkant van de metalen kist. Hij zag een uitsparing, niet erg lang en ongeveer twee handbreedtes breed, die was gevuld met dik glas, zodat er een klein venster ontstond dat gelijk liep aan de bovenkant van de kist.

Het glas was dik en golvend, maar met behulp van het licht van binnenuit kon hij door het venster naar binnen kijken, in het inwendige van de metalen kist. Hij zag dat de gehele kist vol zat met raderen, tandwielen, hefbomen en andere bewegende onderdelen, die samen een ingewikkelde machine vormden waaraan alles tegelijk in beweging was.

Sommige van de hefbomen en drijfassen waren klein, niet dikker dan zijn pink. Maar sommige van de grote modulebevestigingen met grotere drijfassen moesten duizenden ponden wegen en de grotere raderen die eraan bevestigd waren waarschijnlijk nog veel meer. De diameter van sommige van die raderen was groter dan hij zelf lang was, met tanden die breder waren dan zijn hand. De zware structuur die het allemaal bij elkaar hield, was niet alleen reusachtig wat betreft omvang, maar ook wat betreft complexiteit.

De oppervlakken van al die enorme machinerieën daarbinnen waren roestig en vol deukjes. Nu de tandwielen draaiden en de in elkaar grijpende tanden langs elkaar schoven, werd het oppervlak van die tandwielen als het ware geschuurd, zodat het metaal op sommige plekken werd gepolijst tot het glansde. Roodachtig stof van ontelbare eeuwen inactiviteit werd er afgeschaafd, zodat het door de binnenkant van de metalen kist begon te zweven, waardoor het leek of erbinnenin een roestbruine mist hing.

Richard probeerde door het zwevende stof heen te kijken, maar zag geen bodem. Het was lastig om langs al die ingewikkelde, complexe onderdelen, enorme hefbomen, polsdikke drijfassen en gigantische tandraderen heen te kijken, maar toch ving hij hier en daar een glimp op van nog veel meer mechanische onderdelen die zich veel dieper bevonden, tot de verschillende lagen het zicht op de lagergelegen gedeeltes volledig wegnamen. Door de mist van stof en roest zag de binnenkant van de machine eruit alsof die vol stond met rook.

Richard maakte plaats, zodat Kahlan ook een kijkje door het smalle venster kon nemen. Op het moment dat hij voor haar opzijging, ontdekte hij opeens nog een opening in de zijkant van de machine, links onder het venster. Hij bukte zich en hield de lichtbol erbij. De opening was niet meer dan een smalle gleuf, waarin weer dezelfde metalen stripjes lagen.

Kahlan wees naar het plafond. ‘Richard, kijk.’

Het licht dat uit de kleine opening in de bovenkant van de machine scheen, projecteerde een symbool op het plafond. Terwijl de raderen in de machine draaiden, roteerden de oplichtende lijnen langzaam mee.

Toen Richard door het venster keek, zag hij hoe tandwielen en raderen gaten in metalen platen boven de lichtbundel samenbrachten en zo een verzameling emblematische elementen in het enkele, samengebundelde symbool creëerden dat boven hen op het plafond verscheen; ondertussen lieten weer andere tandwielen de hele montage draaien en het geprojecteerde beeld roteren.

‘Dat is hetzelfde symbool dat op de zijkant staat.’

‘Waar komt dat licht vandaan?’ vroeg Kahlan.

‘Het lijkt een beetje op het licht dat uit de nabijheidsbollen komt.’

Richard liep om de machine heen en veegde de aangekoekte korst weg die de lange periode van rust erop had achtergelaten. Op elke zijkant stond hetzelfde symbool – hetzelfde teken dat nu ook op het plafond werd geprojecteerd en boven hun hoofden ronddraaide.

Richard staarde omhoog naar de projectie toen er opeens een schok van herkenning door hem heen ging.

‘Lieve geesten,’ fluisterde hij binnensmonds.