55

Terwijl de Haagvrouw naar een donkere opening achter in de kamer liep, zweefden haar huisgeesten de hele kamer door en trokken overal kleine glazen potten van hun plekje in het vlechtwerk van de muren, of ze pakten wat grotere uit de diverse verzamelingen die langs de muren op de grond stonden. De ogen van de mensen die gevangenzaten in de muren en nog in leven waren, keken in eenzame doodsangst toe.

Henrik wenste dat hij hen kon helpen, maar dat kon hij niet. Hij kon zichzelf niet eens helpen.

Jit hield de pot met het smerige bruine water waarin datgene dreef wat onder Henriks vingernagels had gezeten in haar armen en liep naar de donkere opening. Het bruine water klotste in het glas. Het deksel zorgde ervoor dat het meeste water, maar niet alles, erin bleef zitten. Henrik zag grote bruine kevers uit het vlechtwerk van takken tevoorschijn kruipen om zich te goed te doen aan de druppels die wisten te ontsnappen, langs de pot naar beneden dropen en op de grond vielen.

Bisschop Arc keek met een dreigende blik in zijn bloedrode ogen toe hoe de huisgeesten de goede potten en flessen wisten te vinden tussen al die honderden die zich in de kamer bevonden. De donkere symbolen op zijn huid maakten zijn woede nog dreigender. De zes overgebleven huisgeesten deden hun best hem niet aan te kijken.

Elk van de huisgeesten verzamelde een hele voorraad potten en hield ze onhandig in haar armen geklemd. De huisgeest die nog maar één hand had, kon er niet zoveel vasthouden, maar deed wat ze kon. Zodra ze alles hadden, haastten ze zich met hun vracht achter hun vertrekkende meesteres aan.

Terwijl Jit in haar ene arm de pot geklemd hield, pakte ze met haar andere hand een staf die tegen de muur stond. Ze wierp een blik over haar schouder naar Henrik en riep een reeks korte bevelen in haar vreemde, piepende, klakkende taaltje. De éénhandige huisgeest liep weer terug en duwde hem naar voren, zodat hij tussen de Haagvrouw en de rest van de huisgeesten in kwam te staan.

‘Jit zegt dat je op moet schieten en met ons mee moet komen.’ Ze keek even achterom naar de bisschop en boog zich wat dichter naar Henrik toe. ‘Wanneer dit allemaal achter de rug is,’ zei ze met venijnig genoegen, ‘zuig ik je helemaal leeg en voer ik wat er van je over is aan de kakkerlakken.’

Henrik verstijfde van angst. Zacht grinnikend gaf ze hem een duw om hem door te laten lopen.

Al strompelend bedacht hij hoe verschrikkelijk hij zijn moeder miste. Hij wilde weer met haar in de tent mooie dingen maken van kralen. Had ze hem indertijd maar nooit meegenomen naar de Haagvrouw.

Vanaf het moment dat hij besefte dat hij werd teruggejaagd naar Kharga Trace en dat de Haagvrouw hem weer in haar klauwen zou krijgen, was hij bang geweest dat hij ditmaal niet weg zou komen.

Met de bisschop als hekkensluiter van de rij volgden zij de Haagvrouw door de donkere gang met wanden die helemaal vol hingen met honderden reepjes leer waaraan van alles bevestigd was, van kleine dode dieren tot lege schildpadschilden en schedeltjes van kleine wezentjes met scherpe tandjes. Henrik zag hoe de ogen van de mensen in de uitstekende stukken van steunmuren naar hen keken. Wanneer bisschop Arc naar hen keek, wendden ze snel hun blikken af. De mensen in de muren gaven geen kik. Als hij zelf in een van die muren gevangen zou zitten, dacht Henrik, zou het hem moeite kosten niet om hulp te schreeuwen.

Maar er was niemand om de arme zielen te helpen die op deze verschrikkelijke plek gevangenzaten. Zoals er ook niemand was om hem te helpen.

Terwijl ze zich steeds verder in het labyrint begaven dat de schuilplaats van de Haagvrouw vormde, hoorde Henrik op een gegeven moment insecten gonzen, vogels zingen en andere wezens fluiten en tjirpen. Maar toen ze een opening bereikten en zich naar buiten begaven, de nacht in, werd het van het ene moment op het andere doodstil.

De laaghangende wolken die over hen heen dreven, werden verlicht door de maan die zich erboven bevond, zodat ze een flauw schijnsel wierpen. De bodem lag hier, te midden van het dichte, moerassige bos, hoog genoeg om kurkdroog te zijn. De donkere omtrekken van de enorme bomen om hen heen, waaraan lange gordijnen van mos hingen, deden Henrik aan armen van doden denken die hun lijkwaden achter zich aan sleepten terwijl zij zich rond de levenden verzamelden.

Toen ze de open plek overstaken, zag hij dat de platte stenen die hij hier en daar zag liggen niet zomaar willekeurig waren neergelegd, maar in cirkelvormige patronen waren gerangschikt. Daarbij lag elke steen ook nog boven op een hoopje aarde. De heuveltjes met stenen leken naar het midden van de open plek te leiden, waar de Haagvrouw tekens op de grond begon te krassen met haar versierde staf. De tekens hadden wel iets weg van de patronen waarmee bisschop Arc van top tot teen was getatoeëerd.

Aan het midden van de staf van de Haagvrouw hingen, aan geitenleren riempjes, iriserende blauwe veren, oranje en gele kralen en een verzameling munten met een gaatje in het midden. Henrik vroeg zich af waarom de Haagvrouw munten zo waardevol vond dat ze er een voorwerp mee versierde dat blijkbaar erg belangrijk voor haar was. Want wat had je hier in Kharga Trace per slot van rekening aan geld?

 Toen realiseerde hij zich dat het geld voor haar een andere waarde moest hebben dan voor gewone mensen. Waarschijnlijk had zij het muntgeld afgenomen van de arme zielen die in de muren opgesloten zaten. Voor de Haagvrouw waren de glimmende munten niets anders dan decoratie, net als de glanzende veren. Allebei waren ze aandenkens aan de levens die zij had genomen.

Terwijl de huisgeesten hun glazen flessen en potten op de grond zetten, om de Haagvrouw heen, stond bisschop Arc met zijn armen over elkaar en een woeste blik in zijn bloedrode ogen naar de voorbereidingen te kijken. Af en toe keek een van de zes huisgeesten even in zijn richting. Jit deed dat niet. Zij ging zwijgend verder met het krassen van patronen in de aarde, in het midden van de kring van flessen.

Af en toe hield ze even op met tekenen en zingen, opende een pot, viste met haar hand in de donkere vloeistof en gooide het slappe, slijmerige ding dat ze er vervolgens uit haalde midden in haar tekening. Intussen bleef ze onafgebroken dat zacht brommende, neuriënde geluid maken.

Toen hief de Haagvrouw haar staf in haar uitgestrekte arm naar de laaghangende wolken die over hen heen dreven. Ze neuriede wat korte geluiden, bukte zich toen en legde de staf op enkele elementen in de tekening die ze op de grond had gemaakt.

De tekening op de grond begon te gloeien.

Terwijl de Haagvrouw haar zachte, zangerige gebrom voortzette en haar beide armen ophief naar de hemel, kwamen tot Henriks stomme verbazing de wolken boven hun hoofd tot stilstand.