43

Terwijl ze wat verder over het idee nadacht, zette Orneta haar hand op haar knie en rechtte haar rug. ‘Zeg je nu dat de Wachter van de onderwereld Heer Rahl en de Biechtmoeder heeft... ja wat eigenlijk... heeft betoverd? Dat zij door hem bezeten zijn?’

Hij legde een hand op de hare, in de hoop haar te doordringen van de ernst van wat hij haar vertelde. ‘De dood levert onophoudelijk strijd om de levenden van het leven te beroven. Het enige doel van de Naamloze, zoals hij wordt genoemd waar ik vandaan kom, is om de levenden te oogsten en hen vanuit de wereld van het leven mee te sleuren naar de eeuwige duisternis van de onderwereld. Soms gebruikt hij zijn verleidelijke fluisteringen om de levenden aan zijn wil te onderwerpen.’

Ze trok haar hand weg en leek zichzelf weer wat beter onder controle te hebben. ‘Dat is belachelijk. Heer Rahl en de Biechtmoeder zijn geen dienaren van de Wachter van de onderwereld. Ik heb nog nooit twee mensen meegemaakt die zich zo in dienst stellen van het leven.’

Ludwig gaf niet toe. Hij boog zich opnieuw naar haar toe. ‘Dacht je dat degenen die bezeten zijn door de Naamloze zich daar altijd van bewust zijn? Als dat zo was, zouden ze toch nooit een goede dienaar kunnen zijn van zijn geheime, duistere bedoelingen, of wel soms?’

Hij had weer haar volledige aandacht. ‘Bedoel je dat zij zonder het te weten worden gebruikt door de Wachter van de onderwereld? Dat zij zonder het te weten naar zijn pijpen dansen? Dat zij bezeten zijn zonder zich daarvan bewust te zijn?’

Hij liet zijn hoofd een beetje zakken. ‘Als de Wachter iemand voor zijn karretje zou willen spannen, is het logisch dat hij die mensen kiest van wie je het absoluut niet zou verwachten. Mensen die door iedereen worden vertrouwd, bewonderd en nagevolgd?’

Ze keek even peinzend voor zich uit. ‘Waarschijnlijk wel, ja. In theorie althans.’

‘Het is onze ervaring dat de bezetenen zich vaak totaal niet bewust zijn van wat hun is overkomen en ogenschijnlijk gewoon doorgaan met hun goede werken. Maar zodra de Naamloze ze nodig heeft, trekt hij aan de onzichtbare touwtjes die hij in hen heeft verankerd. Op die manier zijn ze het volmaakte slachtoffer, mensen die door de hele wereld als de goedheid zelve worden beschouwd, mensen die je kunt vertrouwen, terwijl ze intussen voortdurend klaarstaan om alles te doen wat de Wachter van hen verlangt.’

Ze speelde met de juwelen ketting die tussen haar borsten verdween. ‘Het klinkt wel logisch dat de Wachter iemand zou kiezen die er niet zo snel van zal worden verdacht voor hem te werken. Maar toch...’

‘Waar ik vandaan kom worden mensen die zich afkeren van profetie gewantrouwd. Diegenen die de taak hebben ons volk te beschermen tegen de duistere krachten van de Naamloze, weten dat wanneer iemand verklaart niet in profetie te geloven, dit vaak een teken is van bezetenheid. Profetieën zijn immers de woorden van de Schepper zelf, woorden die tot ons komen via de gave van magie en ons naar het leven leiden. Waarom zou iemand zich daarvan willen afkeren... tenzij ze juist naar die duistere krachten luisteren?’

Orneta was een tijdje in gedachten verzonken en toen ze eindelijk weer iets zei, was het half tegen zichzelf: ‘Hij heeft wel altijd die vrouw, Nicci, bij zich. Ik heb horen zeggen dat zij ook wel de “Minnares van de Dood” wordt genoemd...’

‘En Heer Rahl en de Biechtmoeder lijken allebei wel erg tegen profetie gekant te zijn. Jijzelf hebt nog vergeefs geprobeerd hen op andere gedachten te brengen.’

Toen ze hem weer aankeek, had ze een intense blik in haar ogen. ‘Je wilt me dus werkelijk vertellen, en dan bedoel ik echt, uit volle overtuiging, dat je gelooft dat Heer Rahl en de Biechtmoeder instrumenten zijn van de Wachter?’

Met een duim veegde Ludwig een pluisje van zijn randloze hoed. ‘Wij geloven in profetie en doen ons best er zo veel mogelijk over te weten te komen, zowel van mensen die omina doorkrijgen als uit profetische boeken. Wij beschikken over vele oude teksten die we bestuderen op zoek naar aanwijzingen over hoe wij mensen kunnen beschermen tegen de Naamloze en hoe wij kunnen voorkomen dat hij ze wegneemt voordat hun tijd gekomen is.

Bij het bestuderen van die oude teksten zijn wij op passages over Heer Rahl gestuit.’

‘O ja?’ Zij fronste belangstellend. ‘En wat zeiden die over hem?’

‘In die oude geschriften wordt hij fuer grissa ost drauka genoemd.’

De frons had haar gezicht nog niet verlaten. ‘Dat klinkt als Hoog-D’Haraans. Weet je ook wat het betekent?’

‘Ja, het is inderdaad Hoog-D’Haraans en het betekent “de brenger des doods”.’

Ze wendde haar blik af, bijna in tranen of in paniek, dat wist hij niet precies.

‘Neem me niet kwalijk. Dat had ik niet mogen zeggen.’ Hij maakte aanstalten om op te staan. ‘Ik zie dat ik je van streek maak. Ik had nooit...’

Zij greep zijn arm en trok hem weer naast zich op de bank. ‘Dat moet je niet zeggen, Ludwig. Niet veel mannen zouden de moed hebben gehad zo’n verschrikkelijke waarheid onder ogen te zien, laat staan haar te delen met een wildvreemde, een bondgenote van het D’Haraanse Rijk, die een machtige positie bekleedt.’

‘Ik bid dat het niet zo is, eerlijk waar, maar ik kan geen andere verklaring verzinnen voor het feit dat zij zo sterk en zo hardnekkig tegen profetie zijn. Als je nog niet hebt besloten me eruit te gooien, dan wil ik je nog wel meer vertellen.’

Ze greep zijn arm nog wat steviger vast. ‘Ja, doe dat en verzwijg alsjeblieft niets. Om tot een juist oordeel te komen moet ik alles weten.’

‘Onze ervaring heeft ons helaas geleerd dat dergelijke slachtoffers van de Wachter hem bij zijn snode plannen helpen door te proberen profetie te verbergen, want profetie brengt toekomstig kwaad aan het licht, het kwaad van de Wachter waarmee hij levens wil nemen, plannen die de Schepper kent en die hij in profetieën aan ons onthult om ons te waarschuwen.’

‘Maar toch,’ fluisterde zij, ‘vind ik het moeilijk te geloven...’

‘Wist je dat Heer Rahl een oude machine heeft ontdekt die in het paleis verborgen was?’

Ze zette haar glas neer en keek hem aan. ‘Een machine?’ Ze fronste. ‘Wat voor machine?’

‘Een machine die omina over de toekomst schijnt te maken.’

Ze staarde hem aan. ‘Weet je dat zeker?’

Hij zette zijn glas naast het hare op het dienblad. ‘Ik heb het ding niet met eigen ogen gezien, maar ik heb onder meer de gefluisterde opmerkingen gehoord van arbeiders die in de Tuin des Levens zijn geweest.’

‘Weten er nog meer mensen van die omenmachine?’

Hij aarzelde. ‘Het is niet aan mij om voor mijn beurt te praten, Orneta. Anderen hebben mij dit in vertrouwen verteld.’

‘Ludwig, dit is belangrijk. Als het waar is wat jij zegt, dan is dit een bijzonder ernstige zaak.’

‘Welnu, er zijn nog meer leiders die hier achter gesloten deuren over hebben gesproken.’

‘Weet je dat zeker, of zijn het paleisroddels?’

Hij bevochtigde opnieuw zijn lippen en aarzelde weer even voordat hij verderging.

‘Niet alleen jij, maar ook koning Philippe heeft mij uitgenodigd voor een gesprek over deze kwestie. Hij had de geruchten over die machine ook gehoord – ik heb hem niet gevraagd van wie – en verder had hij gehoord dat de machine uit een lange duisternis is ontwaakt en weer omina is gaan uitspuwen, zoals ze dat in vroeger tijden ook deed. Heer Rahl houdt die omina geheim, zoals hij ook het hele bestaan van de machine verzwijgt.

Koning Philippe gelooft net als ik dat er slechts één reden kan zijn om zo geheimzinnig te doen over profetie en over een machine die profetieën kan voortbrengen, een machine die door de ouden misschien wel is gebouwd op aanwijzingen van de Schepper zelf, omdat Hij de mensheid ermee wilde helpen.’

Zij vouwde haar handen in haar schoot en opeens keerde haar koninklijke, berekenende blik weer terug op haar gezicht.

‘Philippe is niet gek.’

Ludwig haalde zijn schouders op om haar te laten merken dat hij zich niet op zijn gemak voelde, maar haar toch graag meer wilde vertellen. ‘Koning Philippe, en hij niet alleen, denkt dat wij beter gediend zouden zijn met een leider die profetie bestudeert en haar zou gebruiken om ons te leiden. Hij denkt dat het onze enige veilige weg naar de toekomst is, door het woud van duistere voorspellingen die we allemaal hebben gehoord van al die mensen die in meer of mindere mate het vermogen bezitten om in de toekomst te kijken. Hij vindt dat we voor het D’Haraanse Rijk een leider nodig hebben die profetie respecteert om wat ze is: waarschuwingen van de Schepper die wij niet in de wind mogen slaan.’

‘Je bedoelt iemand zoals jouw bisschop, Hannis Arc?’

Er ging een lichte schok door hem heen bij haar voorstel, alsof hij dat ver vond gaan. ‘Ik moet toegeven dat zijn naam inderdaad door koning Philippe en anderen genoemd is als een leider die veel ervaring heeft met het gebruik van profetie, een leider die bereid zou zijn zichzelf en het volk van het D’Haraanse Rijk door profetie te laten leiden, zoals hij dat nu doet in het gewest Fajin.’

Alvorens verder aan te dringen dacht ze even na. Het kostte haar nog steeds moeite alles wat ze hoorde te accepteren. ‘Welke reden kan Heer Rahl hebben om ons niet te vertellen dat hij een omenmachine heeft gevonden? Hij zou er zoveel goeds mee kunnen doen.’

Hij keek haar enigszins verwijtend aan. ‘Volgens mij weet je heel goed hoe het antwoord op die vraag luidt, Orneta. Er kan maar één reden zijn waarom hij niet wil dat de mensen van het bestaan van zo’n machine, of de omina die eruit komen, op de hoogte zijn.’

Orneta wreef met haar handen over haar blote armen en keek hulpeloos om zich heen. ‘Door dit alles voel ik me zo verschrikkelijk eenzaam, zo machteloos.’

Ludwig legde voorzichtig een hand op haar schouder. ‘Daarom hebben we nu juist zo’n wanhopige behoefte aan profetie om ons te helpen.’ In plaats van zijn hand weg te duwen, legde ze haar eigen hand eroverheen.

‘Ik ben nooit bang geweest hier in het paleis van Heer Rahl. Maar nu merk ik opeens dat ik bang ben.’

Toen ze naar hem opkeek, zag hij de eenzaamheid in haar ogen, de angst om hem te vertrouwen, de angst om hem niet te vertrouwen. Hij wist dat hij nog een stapje verder moest gaan om haar voor zich te winnen.

‘Je bent niet alleen, Orneta.’

Hij boog zich naar haar over en kuste haar zacht op de lippen.

Ze bleef roerloos, als verstijfd zitten, zonder ook maar de geringste reactie. Even was hij bang dat hij haar verkeerd had ingeschat.

Toen gaf ze zich aan de kus over en vlijde zich in zijn armen. Hij hield zichzelf voor dat hij het slechter had kunnen treffen dan met deze vrouw. Ze was ouder dan hij, maar niet veel. Eerlijk gezegd begon hij haar met elke zware ademhaling die ze deelden aantrekkelijker en verleidelijker te vinden.

Het was wel duidelijk dat ze zich in dit moment van kwetsbaarheid liet leiden door haar hartstocht. Hij liet haar voorzichtig achterover op de bank zakken. Ze gaf zich gewillig aan hem over en aan zijn handen die haar lichaam verkenden en haar japon van haar schouders schoven.