18

Het was een lange tocht naar beneden naar de kerkers, maar Richard wilde per se de vrouw ondervragen die haar vier kinderen dood had laten vallen. Hij moest erachter zien te komen wat er gaande was.

Kahlan was naar de afgevaardigden gegaan om te proberen hun zorgen over profetie weg te nemen, terwijl Richard zich juist over de bron van die zorgen ging buigen. Richards soms ondoordachte uitspraken hadden hem al meer dan eens in de problemen gebracht. Kahlan zou zich minder snel aan hen gaan ergeren dan hij. Zij was getraind in diplomatie.

Hij wenste dat Verna, de abdis van de Zusters van het Licht, Kahlan had kunnen vergezellen om uit te leggen hoe gevaarlijk het voor een leek was om conclusies te trekken uit profetieën. Profetie was bij lange na niet zo duidelijk als het klonk. Het was dan ook niet bedoeld voor onbegaafden. Het was in feite een soort persoonlijke boodschap die werd doorgegeven door profeten uit het verleden. Alleen een profeet ontving de visioenen die een echte profetie met zich meebracht en kon daaruit de werkelijke betekenis opmaken.

Verna wist heel veel over die gevaren. De Zusters van het Licht hadden niet voor niets Nathan bijna duizend jaar gevangengehouden in het Paleis van de Profeten, uit angst dat hij profetie zou openbaren aan gewone mensen.

Verna had kunnen helpen mensen van het idee af te brengen dat zij zelf profetieën konden begrijpen. Helaas was ze onmiddellijk na Cara’s bruiloft samen met Chase en zijn gezin naar de Tovenaarsburcht vertrokken. Daar bevonden zich begaafde jongens die toezicht en training nodig hadden. Zedd werd daar eveneens terugverwacht, maar hij had nog willen blijven voor de receptie en nu hadden de storm en de verontrustende gebeurtenissen voor verder uitstel gezorgd.

Toen Richard van de roestige, ijzeren sporten van de ladder stapte, rechtte de commandant van de gevangenbewaarders zijn rug en begroette hem met een vuist tegen zijn hart. Richard knikte hem toe. Terwijl hij het vuil van zijn handen veegde keek hij om zich heen in het flakkerende toortslicht. De geur van brandend pek hielp in elk geval de stank te verhullen.

De commandant schrok ervan de Heer Rahl zelf hier beneden in zijn kerker te zien. Zijn ongerustheid nam iets af toen hij Nyda de ladder af zag komen. Het roodleren uniform en blonde haar van de lange Mord-Sith stonden in scherp contrast met de bedompte, kleurloze stenen ruimte. De commandant glimlachte beleefd naar Nyda. Blijkbaar kende hij haar.

Richard realiseerde zich dat Mord-Sith niet bepaald onbekenden waren in kerkers, vooral niet in deze. In het verleden werden vijanden, zowel echte als veronderstelde, in deze kerkers vastgehouden en hadden Mord-Sith de taak begaafden te folteren om informatie uit hen los te krijgen.

Aangezien Richard ooit een van die gevangenen was geweest, wist hij er alles van.

Hij gebaarde naar de ijzeren deur. ‘Ik wil de vrouw zien die haar kinderen heeft vermoord.’

‘En de man die heeft geprobeerd zijn gezin te vermoorden?’

‘Ja, hem ook,’ zei Richard.

De commandant stak een grote sleutel in de deur. Het slot werkte aanvankelijk niet mee, maar zodra het opensprong, rukte de man de zware metalen deur wijd genoeg open om naar binnen te kunnen stappen. Na de sleutels aan zijn riem te hebben gehangen, pakte hij een lantaarn van een tafel en ging hen voor, het inwendige van de kerkers in. Met een snelle beweging van haar arm griste Nyda een andere lantaarn van een ijzeren haak aan de muur.

Voordat Richard naar binnen kon gaan, was zij hem al voor. Hij kende de gewoonte van Mord-Sith om altijd als eerste ergens naar binnen te gaan, zodat zij konden controleren of er geen gevaar dreigde. Hij was er al lang geleden achter gekomen dat zijn leven een stuk gemakkelijker werd als hij hen hun gang liet gaan en niet met hen in discussie ging over dergelijke ondergeschikte kwesties. Bevelen bewaarde hij voor momenten dat het er werkelijk toe deed. Daarom luisterden de Mord-Sith zo goed naar hem.

De commandant ging hen voor door een serie smalle gangen die op de meeste plekken uit massief rotsgesteente waren gehouwen. Na duizenden jaren zagen de beitelafdrukken er nog net zo vers uit als op het moment dat ze in het gesteente waren gehakt.

Ze passeerden celdeuren waarachter misdadigers gevangen werden gehouden. In het licht van de lantaarn van de commandant zag Richard dat er vingers naar buiten gestoken werden die de randen vastgrepen van de kleine uitsparingen in de ijzeren deuren. Door een aantal zwarte openingen zag hij ogen naar buiten kijken. Toen de gevangenen Nyda achter de commandant zagen lopen, werden de vingers weggetrokken en verdwenen de ogen in de duisternis. Niemand riep iets. Niemand wilde het risico lopen haar aandacht te trekken.

Aan het eind van een wel heel erg smalle, kronkelende gang, waar de deuren zich wat verder uit elkaar bevonden, bleef de commandant voor een cel aan de linkerkant staan. Geen vingers in de opening, geen ogen die naar buiten keken. Toen de zware deur werd opengetrokken, zag Richard waarom. De buitenste deur gaf geen toegang tot een cel, maar tot een kleine ruimte met nog een deur. Achter de tweede, kleinere deur zat de gevangene in een cel.

De commandant gebruikte een lange spaander van pijnboomhout om een vlam van zijn lantaarn over te brengen naar een lantaarn die aan een ijzeren haak hing. ‘Dit zijn de afgeschermde cellen,’ zei de commandant in antwoord op Richards onuitgesproken vraag.

Ook al was het paleis gebouwd in de vorm van een machtsbezwering die de gave van elke Rahl versterkte en die van anderen verzwakte, toch waren er rond bepaalde cellen schilden als extra beschermingslaag aangebracht om begaafde personen binnen te houden, hoe machtig ze ook waren. Met begaafden werd geen enkel risico genomen.

De commandant tilde zijn lantaarn op om door de kleine opening in de tweede deur te kijken. Toen hij zich ervan overtuigd had dat de gevangene hem niet zou bespringen, ontsloot hij de deur. Hij moest met heel zijn gewicht aan de deur gaan hangen om hem open te krijgen. Roestige scharnieren gaven slechts met tegenzin piepend mee. Toen de deur ver genoeg was geopend om Richard binnen te laten, ging de commandant terug naar de gang om daar op hem te wachten.

Nyda, met haar Agiel in haar vuist, ging als eerste naar binnen. De vrouw, die op de grond zat, krabbelde achteruit totdat ze met haar rug tegen de verste muur gedrukt zat. Erg ver was dat niet. Ze hield haar hand boven haar ogen tegen het plotselinge licht. Ze zag er helemaal niet gevaarlijk uit. Alleen voor haar kinderen.

‘Vertel me over je visioen,’ zei Richard.

De vrouw keek naar Nyda en toen weer naar hem. ‘Welk visioen? Ik heb er zoveel gehad.’

Dat was niet wat Richard had verwacht te horen. ‘Het visioen dat je ertoe heeft gebracht je kinderen te doden.’

Het lamplicht weerkaatste in de ogen van de vrouw. Ze gaf geen antwoord.

‘Je vier kinderen. Je hebt ze over de rand van het klif gegooid. Je hebt ze vermoord. Vertel me over het visioen dat je reden heeft gegeven om dat te doen.’

‘Mijn kinderen zijn nu veilig. Ze zijn in handen van de goede geesten.’

Richard stak nog net op tijd zijn arm uit om te voorkomen dat Nyda naar voren kwam om haar Agiel in de vrouw te rammen. ‘Niet doen,’ zei hij zacht.

‘Heer Rahl...’

‘Niet doen zei ik.’

Hij voelde geen enkele sympathie voor de vrouw, maar hij wilde ook niet dat ze zou worden gefolterd met een Agiel.

Nyda wierp hem een boze blik toe alvorens met haar Agiel naar de vrouw te wijzen. ‘Geef antwoord op de vraag of ik neem je even apart om ervoor te zorgen dat je het in het vervolg wel uit je hoofd laat vragen van Heer Rahl onbeantwoord te laten.’

De vrouw keek hem aan. ‘Heer Rahl?’

‘Dat klopt: Heer Rahl. En geef nu antwoord op zijn vraag.’

‘Welk visioen bracht je ertoe je kinderen te vermoorden?’ herhaalde Richard.

‘Ik heb geen kinderen, dankzij u!’ De vrouw stak beschermend een arm naar voren, kennelijk omdat ze de Agiel verwachtte.

Richard plantte een laars op de bank die uit het massieve gesteente van de celmuur was gehakt. Hij zette een elleboog op zijn knie en boog zich naar de vrouw toe. ‘Waar heb je het over?’

‘U beschermt ons niet tegen wat er gaat gebeuren wanneer het dak instort. In plaats daarvan slaat u de waarschuwingen van de profetie in de wind.’ De vrouw hief uitdagend haar kin. ‘Gelukkig hoeven mijn kinderen niet langer bang te zijn voor wat er te gebeuren staat.’

‘En wat gaat er dan gebeuren?’

‘Verschrikkelijke dingen.’

‘Wat voor verschrikkelijke dingen?’

De vrouw deed haar mond al open om het hem te vertellen, maar tot haar eigen verbazing besefte ze dat ze niets te zeggen had.

‘Gewoon, verschrikkelijke dingen,’ zei ze ten slotte.

‘Ik wil dat je me meer vertelt over de verschrikkelijke dingen die gaan gebeuren,’ zei Richard.

Ze knipperde verward met haar ogen. ‘Ik, ik weet niet...’

Plotseling greep ze naar haar keel en zakte in elkaar op de donkere stenen vloer, waar ze nog één keer krampachtig schokte alvorens stil te blijven liggen.

Richard draaide zich bliksemsnel om en bracht tegelijkertijd zijn rechterhand naar het gevest van zijn zwaard.

Er was niemand.

‘Wat is er?’ vroeg Nyda, terwijl ook zij zich omdraaide, op zoek naar de dreiging.

Richard keek om zich heen. ‘Ik dacht dat ik iets voelde, maar dat komt waarschijnlijk door de sfeer op deze plek.’

Hij boog zich over de vrouw heen. Er stond rood schuim op haar lippen. Het leed geen enkele twijfel dat ze dood was.

‘Het is me wat moois,’ zei Nyda. ‘U had me mijn Agiel moeten laten gebruiken. Dan hadden we misschien antwoorden gekregen.’

‘Ik wil niet dat je dat ding op mensen gebruikt als het niet absoluut noodzakelijk is.’

Ze keek hem aan met die eigenaardige, dreigende blik die alle Mord-Sith naar believen konden oproepen. Richard wist dat het een gelaatsuitdrukking was die voortkwam uit woede. Dat wist hij omdat hij ooit verdwaald was geweest in hun wereld.

‘Het wás noodzakelijk,’ zei ze. ‘Er is sprake van een groeiende dreiging tegen u. Het is dom om te aarzelen of dingen nalaten te doen die noodzakelijk zijn om u tegen die dreiging te beschermen. Wat u kwaad doet, doet ons allemaal kwaad. Wat u bedreigt, bedreigt ons allemaal.’

Richard sprak haar niet tegen. Misschien had ze wel gelijk. ‘Als je je Agiel had gebruikt, was ze hoogstwaarschijnlijk meteen dood neergevallen.’

‘Dat zullen we nu nooit te weten komen.’