76

Patrouilles die Richard hadden gezien kwamen aangerend om te kijken wat er aan de hand was. In de verte zag Richard andere soldaten te paard aankomen.

Voordat de breed gebouwde commandant van de wacht iets kon zeggen, nam Richard het woord. ‘De Biechtmoeder is hier geweest toen het nog donker was. Haar sporen zijn al minstens een paar uur oud. Heeft een van uw mannen haar misschien gezien?’

‘De Biechtmoeder?’ De commandant schudde verschrikt zijn hoofd. ‘Nee, Heer Rahl. Mijn mannen en ik zijn al veel langer op patrouille. Wij zijn al vertrokken voordat het donker werd. Als iemand haar had gezien, zou ik dat zeker hebben gehoord.’

Richard had Kahlan voor het laatst gezien toen het nog niet zo lang donker was. ‘Hoeveel wagens zijn hier sinds het invallen van de duisternis vertrokken?’

De commandant krabbelde aan zijn stierennek en telde ze in gedachten bij elkaar op. ‘Tientallen, heer Rahl. We hebben laadbrieven en logboeken. Ik kan het exacte aantal voor u achterhalen.’

‘Mooi. Verzamel voldoende cavaleristen om achter elke wagen een detachement aan te sturen. Ik wil soldaten te paard om elke wagen te onderscheppen die hier in de loop van de nacht is vertrokken. Zonder uitzondering. Ik wil dat jullie elke wagen en elk rijtuig doorzoeken.’

De man knikte, maar keek verward. ‘Waar zijn we naar op zoek?’

‘De Biechtmoeder heeft vanavond of vannacht haar kamer verlaten. Het is mogelijk dat zij wordt achtervolgd, maar ze is ook ziek en heeft koorts, dus het is waarschijnlijker dat ze nogal in de war is. Het enige wat ik weet is dat ze hier naartoe is gekomen en in een wagen is gesprongen die hier vannacht is vertrokken. Ik weet niet welke, dus zullen de mannen alle wagens moeten achterhalen en doorzoeken. Zodra ze is gevonden, moet ze worden teruggebracht naar het paleis.’

‘Weet u misschien waar ze in een wagen is gesprongen, Heer Rahl? Dat zou het zoeken kunnen vergemakkelijken.’

Richard wees op haar laatste voetafdruk. ‘Hier.’

Het gezicht van de man toonde zijn teleurstelling. ‘Alle wagens moeten op deze plek keren wanneer ze vertrekken.’

‘Dan zullen we ze allemaal moeten inhalen en doorzoeken,’ zei Richard. ‘Stuur je mannen onmiddellijk op pad – voordat ze te ver weg zijn.’

De man sloeg een vuist tegen zijn hart. ‘Komt voor elkaar, Heer Rahl.’

‘En ik heb een paard nodig,’ zei Richard. ‘Nu meteen.’

De commandant draaide zich om en floot een seintje de duisternis in. Intussen kwamen er van alle kanten steeds meer mannen aangerend. Binnen enkele ogenblikken werd Richard omringd door meer dan honderd man.

Toen er een tiental mannen te paard aan kwam galopperen, werden zij onmiddellijk doorgelaten. De bereden soldaten verdrongen zich om Richard heen om te horen wat er loos was. In plaats van uitleg te geven, wierp Richard snel een taxerende blik op de paarden. Vervolgens gaf hij een van de mannen een teken om van een krachtig gebouwde merrie af te komen. De man sprong onmiddellijk uit het zadel.

‘De commandant zal jullie uitleggen wat de bedoeling is,’ zei Richard, terwijl hij een voet in de stijgbeugel zette en in het zadel sprong. ‘Ik moet nu weg.’

‘We zullen alle wagens controleren, Heer Rahl,’ zei de commandant. ‘Rijdt u met een paar van de mannen mee?’

Richard moest alle wagens laten doorzoeken, gewoon voor de zekerheid, maar betwijfelde ten zeerste of ze haar zouden vinden. Hier zat meer achter, iets waar hij nog geen idee van had.

Hij dacht aan de waarschuwing van de machine dat de honden haar van hem zouden afnemen. Hij dacht aan alle problemen die waren begonnen nadat hij op de ochtend na Cara’s bruiloft die jongen, Henrik, op de markt was tegengekomen.

Hun recente problemen leken allemaal te maken te hebben met profetie. Een aantal afgevaardigden had besloten zich bij Hannis Arc uit Fajin aan te sluiten omdat hij gebruikmaakte van profetie. Daarom was vannacht een groot aantal van hen vertrokken.

‘Koningin slaat pion’ was een van de eerste omina geweest. Nicci had Richard verteld dat deze profetie ook een term was in een spel dat schaken heette, een spel dat werd gespeeld in het gewest Fajin, in het Duistere Land. Henrik, de zieke jongen die als eerste de waarschuwing had gegeven dat er duisternis heerste in het paleis, was in Kharga Trace geweest en dat lag in het Duistere Land van Fajin.

Richard herinnerde zich dat de moeder van de jongen had gezegd dat zij hem had meegenomen naar de Haagvrouw in Kharga Trace. Hij herinnerde zich de manier waarop ze haar blik had afgewend toen ze het over de Haagvrouw had. Ook wist hij nog hoe zenuwachtig abt Dreier was geworden toen de Haagvrouw ter sprake was gekomen.

Nicci had Richard gewaarschuwd dat Haagvrouwen levensgevaarlijk waren.

Verder herinnerde hij zich dat de moeder van de jongen had gezegd dat Henrik bij hun tent was lastiggevallen door honden.

De commandant stond nog steeds te wachten tot Richard hem zou vertellen waar hij naartoe ging.

‘Ik ga niet met de mannen mee die de wagens gaan zoeken.’ Richards paard stond te trappelen van ongeduld. ‘Zeg maar tegen generaal Meiffert en Zedd dat ik naar Kharga Trace ga en geen tijd had om op hen te wachten. Ik heb geen seconde te verliezen en bovendien zouden zij me ophouden.’

‘Kharga Trace?’ vroeg een van de mannen van de patrouille. ‘In het Duistere Land?’

Richard knikte. ‘Weet je waar dat ligt?’

De man kwam naar voren. ‘Wat ik weet is dat u daar niet naartoe moet gaan, Heer Rahl.’

‘Waarom niet?’

‘Ik kom zelf uit het gewest Fajin. Kharga Trace is een plek waar u echt niet wilt zijn. Daar komen alleen wanhopige mensen, om een vrouw te bezoeken van wie wordt beweerd dat zij over duistere krachten beschikt. Maar heel veel mensen die ernaartoe gaan, komen nooit meer terug. Zulke dingen komen wel vaker voor in het Duistere Land. Ik was dolblij dat ik er weg kon om dienst te nemen in het D’Haraanse leger. Ik had het geluk te worden toegelaten tot het Eerste Rot, zodat ik hier mag dienen. Ik wil nooit meer terug.’

Richard vroeg zich af of de man misschien gewoon bijgelovig was. Toen hij nog woudloper was, in de Hartlandbossen van het Westland, was hij in de eindeloze wouden nooit duistere kwaadaardigheid tegengekomen, maar wel plattelanders die zulke dingen vreesden en er heilig in geloofden. Dergelijke verhalen konden zijn dierbare herinneringen aan thuis echter niet bezoedelen.

‘Maar wil je nu de oorlog voorbij is echt niet naar huis?’ vroeg hij aan de soldaat.

‘Heer Rahl, ik weet niet veel van de begaafdheid, maar in de oorlog heb ik veel angstaanjagende magie gezien. Wat je in het Duistere Land tegenkomt is anders. Het sluwe volk, zoals ze daar worden genoemd, beoefent occulte tovenarij – zwarte magie – waarbij gebruik wordt gemaakt van dode dingen. De magie in het Duistere Land is heel anders dan de magie van de begaafdheid die ik hier heb gezien.’

‘Anders? In welk opzicht?’

De man keek om zich heen, bijna alsof hij bang was dat de schaduwen meeluisterden. ‘De doden wandelen door het Duistere Land.’

Richard legde zijn onderarm op de zadelknop en keek fronsend op de man neer. ‘Wat bedoel je daarmee?’

‘Precies wat ik zeg. Het Duistere Land is het domein van demonen, en het jachtterrein van de aaseters van de onderwereld. Als ik er nooit meer hoef te komen, ben ik een gelukkig man.’

Richard vond het vreemd dit soort bijgelovige angsten te horen uit de mond van een sterke jongeman, een man die oorlogen en verschrikkingen had meegemaakt die eigenlijk niemand hoorde mee te maken.

Maar toen dacht hij eraan dat Nicci hem had verteld dat de krachten van een Haagvrouw anders waren en dat hij daar niet tegen was opgewassen. Nicci was vroeger niet alleen de Minnares van de Dood geweest, maar ook een Zuster van de Duisternis en had de Wachter van de onderwereld gediend. Zij wist veel van die dingen af.

Zijn hart bonkte bij de gedachte dat Kahlan op weg was naar die plek. Richard hoopte met heel zijn hart dat Kahlan niet naar het Duistere Land en vooral niet naar de Haagvrouw werd gevoerd. Er waren echter te veel zaken die in die richting wezen om van toeval te kunnen spreken.

Richard knikte. ‘Bedankt voor de waarschuwing, soldaat. Ik hoop de Biechtmoeder lang voordat ze daar is te hebben ingehaald.’

De man sloeg een vuist tegen zijn hart. ‘Dat u maar snel huiswaarts mag keren, Heer Rahl. Dat u samen met de Biechtmoeder veilig terug mag keren voordat u ooit een voet in het Duistere Land hoeft te zetten.’

Richard trok aan de teugels om het paard rustig te houden. ‘Commandant, zorg ervoor dat ook Nicci te horen krijgt waar ik naartoe ga. Vertel haar dat ik vermoed dat de Biechtmoeder op weg is naar de Haagvrouw in Kharga Trace. Ik ga proberen haar te onderscheppen voordat ze daar is.’

Een van de andere soldaten kwam aanrennen en gooide een paar zadeltassen over de rug van het paard. ‘Neem in elk geval wat mondvoorraad mee, Heer Rahl.’

Richard trok zijn zwaard een klein stukje uit de schede en liet het vervolgens weer terugglijden. Hij knikte de mannen dankbaar toe en leidde zijn paard toen naar de weg die langs de zijkant van het plateau naar beneden voerde.

Toen Richard het paard de vrije teugel liet en zich over het dier heen boog, gehoorzaamde het onmiddellijk en stoof met donderend hoefgetrappel weg, de nacht in.