27

Terwijl ze wegdoken en probeerden te voorkomen dat ze geraakt zouden worden door de brokstukken die alle kanten op vlogen, hielden Richard en Kahlan hun handen tegen hun oren voor het oorverdovende lawaai van donderslagen en brekend gesteente. In het licht van de bliksemflitsen keek Richard over zijn schouder en zag dat de vloer in het midden van de ruimte begon in te storten.

Grote blokken graniet onder de vloer werden met een enorm gekraak van elkaar losgewrikt en stortten in. Gras, aarde en een dikke laag zand gleden, als zand dat wegloopt door de opening in een zandloper, in het steeds groter wordende gat.

Toen er eindelijk geen glas meer naar beneden viel en Richard tijdens een bliksemflits omhoogkeek, zag hij een groot, grillig gevormd gat in het plafond, omringd door verwrongen stukken van het zware, metalen geraamte. Gelukkig was het grootste deel van het plafond eromheen op zijn plaats gebleven. Voor zover Richard kon zien hadden de bouwers het geraamte bestand gemaakt tegen de zwaarste omstandigheden. Het had niet voor niets duizenden jaren standgehouden. Maar de bijna ondenkbare combinatie van sneeuw die gevaarlijk zwaar werd gemaakt door een ijskoude regen, en een blikseminslag was te veel gebleken voor het glazen dak.

De wind striemde door de opening naar binnen en hagel en sneeuw dwarrelden omlaag door het vertrek en verdwenen in het gapende gat in het midden van de vloer.

Terwijl hij het dak in de gaten hield voor het geval er nog meer stukken glas naar beneden zouden komen, trok Richard de glasscherf uit zijn been en gooide hem weg. Toen pakte hij snel een vuurslag en een vuursteen en gebruikte die om een fakkel aan te steken die vlak bij hen in een ijzeren standaard stond. Bang dat mensen onder de ingestorte vloer gewond waren geraakt of de dood hadden gevonden, haastte hij zich naar het donkere gat, dat nog steeds aarde en zand bleef opslokken.

Kahlan greep hem bij zijn mouw. ‘Richard! Niet doen. Straks stort de rest van de vloer ook nog in.’

Hij hield de toorts naar voren en probeerde in het gat te kijken. De vlam flakkerde in de windvlagen die door het gat in het plafond naar binnen kwamen. Hij bukte zich en tuurde onder de rand aan de andere kant van het gat in de vloer. Het leek erop dat de vloer van de Tuin des Levens werd gesteund door een aantal in een stervorm uitlopende bogen van een koepelgewelf dat zich eronder bevond.

‘Zo te zien is het opgehouden,’ zei hij. ‘Ik denk dat de blikseminslag de structuur die de ruimte draagt zodanig heeft beschadigd dat het gewicht van al die vallende sneeuw de zwakke plek heeft opengebroken, maar het ziet ernaaruit dat de rest nog stabiel is. Kijk daar maar eens. De bliksem heeft precies de dunste plek van het gewelf geraakt, tussen twee zware bogen.’

Kahlan schuifelde voorzichtig dichterbij. ‘Weet je dat zeker?’

‘Vrij zeker.’ Richard hurkte neer en hield de toorts voor zich uit, in een poging te kunnen zien wat zich onder hen bevond. Het was geen paleisvertrek, zoals hij had verwacht.

‘Moet je zien,’ zei hij, links in het gat wijzend. ‘Daar is een trap.’

Kahlan boog zich wat verder naar voren en fronste. ‘Er is hierboven helemaal geen opening voor een trap.’

‘Je hebt gelijk. Kennelijk is er ooit een trap geweest naar de Tuin des Levens, maar hebben ze die dichtgemaakt.’

‘Dat slaat nergens op,’ zei Kahlan. ‘Deze ruimte is heel nadrukkelijk gebouwd als een insluitingsveld. Het zou toch onzin zijn om die dan later van onderaf af te sluiten? Wat heb je trouwens aan een trap in een insluitingsveld? Het trapgat zou het veld alleen maar hebben verzwakt.’

‘Het mag dan onzin zijn, maar het ziet er wel uit als een trap.’

‘Tenzij de ruimte hieronder binnen het insluitingsveld ligt,’ zei ze, hardop denkend, ‘of lag.’

Richard kroop nog wat dichterbij. De rest van de vloer, gedragen door de balken van een boogsysteem onder hen, leek solide. ‘Misschien heeft de trap ooit naar de Tuin des Levens geleid, maar hij eindigt in een overloop. Kijk, daar. Hij loopt niet meer helemaal naar boven. Ik ga erheen.’

Kahlan schudde haar hoofd. ‘Die overloop is veel te ver om te springen.’

Richard ging weer staan, hield de fakkel omhoog en keek in het rond. Hij wees. ‘Daar staat de schuur waar de tuinlieden hun gereedschap bewaren. Deze bomen moeten regelmatig worden gesnoeid om te voorkomen dat ze te groot worden, dus staat er vast en zeker een ladder.’

Toen hij de schuurdeur opende, zag Richard dat dat inderdaad het geval was. Hij gaf de toorts aan Kahlan. De ladder was zwaar, maar het lukte hem toch hem in zijn eentje te tillen.

Toen hij weer bij het gat was, liet hij de ladder langs de zijkant omlaag glijden tot hij op de overloop stond. Er stak nog genoeg van de ladder uit het gat om voldoende houvast te hebben.

Richard keek omhoog door de scherpgerande opening in het glazen dak. Er dwarrelden sneeuwvlokken door omlaag, maar de wind begon wat af te nemen. Hij zag gaten in de bewolking en in die gaten sterren. Het was bijna gedaan met de storm.

‘Wacht jij maar hier,’ zei hij, terwijl hij naar beneden begon te klimmen.

‘Ja hoor,’ zei ze, ‘dat had je gedacht.’

‘Wacht dan in elk geval tot ik op de overloop sta en kan zien of de trap veilig is.’

Daar kon Kahlan zich wel in vinden. Ze ging aan de rand van het gat staan, met haar voet op een blok steen en de toorts in haar hand, en keek hoe hij afdaalde langs de ladder. Toen hij naar haar opkeek, deden de losgewrikte granietblokken aan de rand van het gat hem denken aan een rij scheve tanden, alsof hij werd opgeslokt in de keel van een stenen monster.

Toen hij van de ladder af stapte werd de ruimte om hem heen opeens verlicht door een mysterieus, groenachtig licht dat afkomstig was van een nabijheidsbol die in een ijzeren steun rustte. Richard had die antieke dingen wel eens eerder gezien. Ze werden onder andere gebruikt om verschillende delen van het Volkspaleis en de Tovenaarsburcht te verlichten. Op het eerste gezicht leken ze op een doodgewone massief glazen bol, maar ze waren begiftigd met oude magie die ze deed opgloeien zodra er iemand in de buurt kwam die de gave bezat.

Op het moment dat hij de zware glazen bol uit de houder tilde, werd het licht dat eraf kwam warmer van kleur.

Kahlan stapte naast hem van de ladder. ‘Nu hoeven we die toorts tenminste niet meer mee te dragen.’

‘Nee,’ zei Richard, terwijl hij ingespannen in de duisternis tuurde. ‘Maar ik begrijp hier niets van.’

‘Wat bedoel je?’

Hij veegde wat spinnenwebben uit de weg. ‘Ik heb altijd gedacht dat hier een kamer of een ander deel van het paleis lag, maar het lijkt wel of hier al in geen duizend jaar iemand meer is geweest. Misschien nog wel langer.’

Kahlan keek om zich heen naar de dikke, grijze lagen stof op de muren. ‘Veel langer.’

Toen Richard de trap begon af te dalen, stapte hij voorzichtig over stenen brokstukken en lagen zand en aarde heen die grote delen van de trap bedekten. Kahlan volgde hem met een hand op zijn schouder en keek net als Richard goed uit waar ze haar voeten neerzette.

Onder aan de hoge trap troffen ze een looppad aan dat langs de buitenste rand van een ruimte liep. De muren bestonden uit blokken graniet en hoge bogen vormden een koepelgewelf dat het middelste gedeelte van de Tuin des Levens steunde. Het donkere gesteente, dat vuil en verweerd was, zag er heel erg oud uit. Richard vermoedde dat hier al duizenden jaren geen daglicht meer was doorgedrongen.

Het middengedeelte van de vloer was niet vlak, maar rees op in een koepel gevormd door dikke stenen gewelfribben, waarvan de tussenruimtes waren opgevuld met eenvoudige steenblokken. De koepel dwong hen het looppad te gebruiken dat langs de rand van de ruimte voerde. Er lag veel puin op het gewelf, maar een groot deel ervan was omlaag gegleden en lag nu op het looppad. Richard klom over de brokstukken heen om de ruimte rond te lopen. Ook Kahlan klauterde over enorme brokken steen, maar dan in tegengestelde richting.

De ruimte leek bedoeld als inspectieruimte voor het bouwwerk. Er waren nog meer plekken in het paleis die uitsluitend bedoeld waren om funderingen of verborgen delen van de steunpilaren, verbindingen en balken te inspecteren, dus daar keek hij niet zo vreemd van op.

Wat Richard zich echter wel afvroeg was waarom deze ruimte ooit was afgesloten van de Tuin des Levens, als dat tenminste was wat er was gebeurd.

Kennelijk was de trap boven de overloop waarop de ladder stond ontmanteld. Aangezien juist dat gedeelte van de tuinvloer was ingestort, viel niet meer te achterhalen of er ooit een toegang tot de tuin was geweest. Het kon ook zijn dat de ruimte alleen tijdens de bouw toegankelijk was geweest en daarna was afgesloten.

‘Kom eens kijken,’ riep Kahlan. ‘Hier in de hoek is een wenteltrap naar beneden.’