80

Kahlan herhaalde de woorden in gedachten nog een keer, niet zeker wetend of zij ze wel goed had verstaan.

Zij zal zich spoedig tussen de wandelende doden bevinden.

Nadat ze dit gezegd had, verdween de gestalte als een rookpluim door de muren. Toen Kahlan haar nakeek, zag ze voor het eerst andere mensen in de muren, net zo ingevlochten als Henrik was geweest. Sommigen bevonden zich aan de oppervlakte van de muur, terwijl anderen zo ver naar achteren zaten dat er niet veel van hen te zien was. Ze waren allemaal naakt en een aantal van hen was duidelijk dood.

De kleine vrouw met de leren veters door haar lippen draaide zich om en gooide een handvol van iets stoffigs in de ondiepe schaal waarin kleine stokjes lagen te smeulen. Een schitterend licht kronkelde omhoog. Nu verschenen er ook andere figuren, groteske, slechts gedeeltelijk zichtbare figuren, in de kamer.

Het voelde alsof ze zich in een gezelschap geesten bevond, alleen leken ze niet op de geesten van mensen. Het waren slungelige, op mensen lijkende, skeletachtige wezens. Hun lange armen en benen hadden grote, knobbelige gewrichten. Hun huid, die strak over hun dunne ledematen was gespannen, alsof ze helemaal geen spieren hadden, glinsterde vlekkerig en slijmerig, alsof ze aan het ontbinden waren. Hun demonische hoofden vertoonden slechts een oppervlakkige overeenkomst met die van mensen. Toen ze haar zagen gromden ze, hun dunne lippen opgekruld om hun grote monden te laten zien, vol puntige, vlijmscherpe tanden.

De vrouw met de dichtgenaaide lippen stak een vieze, geblakerde hand uit en greep Kahlan bij haar pols.

Meteen trok er een verlammende pijn door haar heen. Maar het was meer dan gewone pijn. Behalve de pijnscheut bezorgde de aanraking haar een gevoel van volstrekte, ontmoedigende hopeloosheid.

Het was alsof ze werd aangeraakt door de dood zelf.

Toen de schimmige figuren in monnikspijen zich om haar heen verdrongen, kon Kahlan eindelijk hun angstaanjagende gezichten zien. Het was alsof ze naar rottende lijken keek. Hun knoestige handen klauwden naar haar kleren en Kahlan wist dat ze iets moest doen, en snel ook. Ze kon hen niet laten doen wat ze kennelijk van plan waren.

De vrouw met de dichtgenaaide mond raakte haar aan.

Dat was alles wat Kahlan nodig had. Meer dan dat.

De wereld leek bijna stil te staan. De tijd behoorde aan Kahlan. Uitputting, angst, pijn, ziekte, ellende, hopeloosheid waren vergeten.

Genade bestond niet.

Dit was haar moment.

In die tijdloze plek diep vanbinnen, die plek van macht, de kern van haar wezen, waar haar aangeboren Belijdsterskracht zetelde, liet Kahlan de beperkingen die haar vermogen in toom hielden los.

Geluidloze donder liet de lucht trillen.

De kracht van de ontlading liet de hele constructie schudden op haar grondvesten.

Overal om haar heen begonnen de mensen in de wanden te schreeuwen toen hun armen en benen begonnen te trillen in de te beperkte ruimte van de doornmuren. De lucht was vervuld van hun gejammer.

Toen het eindelijk wegstierf, glimlachte de vrouw met de dichtgenaaide lippen alleen maar.

Op haar had Kahlans macht niet gewerkt.

Kahlans macht werkte op iedereen. Dat wil zeggen, op iedereen die menselijk was. Hij werkte niet op bepaalde magische wezens, wezens die magische elementen bezaten of die anders waren.

Opeens schoten Kahlan weer Nicci’s woorden te binnen, dat zij geen verweer hadden tegen de Haagvrouw. Dit kon dus alleen de Haagvrouw zijn.

Knobbelige vingers begonnen weer naar haar kleren te klauwen.

Kahlan had niets meer over om zich te verzetten, om te vechten. Ze was verzwakt en ziek en daarbij had ze zojuist haar laatste krachten gebruikt om haar macht te ontketenen.

Knoestige handen trokken aan haar kleren. De knokige wezens gromden door open monden vol scherpe tanden. Kahlan stond alleen nog overeind dankzij alle handen die haar aanraakten, aan haar trokken, haar heen en weer duwden en scheurden en rukten.

Terwijl zij zich van hun taak kweten door haar de kleren van het lijf te scheuren, wendde de Haagvrouw zich tot haar flessen en potten, opende hier en daar wat vaten en gooide het een en ander in het smeulende vuur in de grote, platte schaal in het midden van de kamer. Toen de vonken omhoogschoten, gebruikte zij een dun stokje om symbolen te tekenen in schalen met as die langs de muren stonden.

Kahlan voelde tranen over haar wangen lopen en van haar kin druppelen toen ze werd meegesleurd door de schimmige figuren. De demonische, knokige wezens sisten en gromden naar haar.

Kahlan voelde zich alsof ze door boze geesten werd meegesleurd naar de folterende dieptes van de onderwereld.

En misschien was dat ook wel zo.

Met behulp van de grommende wezens begonnen allerlei handen lange doorntakken om haar heen te trekken. Ze wikkelden ze om haar polsen en enkels en zetten de uiteinden vast aan de muur achter haar, waarna ze strak werden aangetrokken.

Kahlan was zich slechts vaag bewust van de lachende, uitgelaten figuren die eerst met klimranken en doorntakken in het rond dansten alvorens ze aan het vlechtwerk toe te voegen.

Ze gilde het uit van pijn toen ze merkte dat een paar van de wezens om haar heen in haar buik beten. Ze voelde hun messcherpe tanden in haar vlees dringen. Ze gilde ook van wanhoop en verdriet om de gedachte dat ze Richard nooit meer zou zien.

Vol afgrijzen zag ze hoe de schimmige wezens kommetjes tegen haar buik hielden om het bloed op te vangen dat over haar lichaam stroomde.

Kahlan kon niets doen om een einde te maken aan de waanzin. Bij elke beweging die ze maakte, drongen de doornen dieper in haar vlees.

De schimmige figuren en de knokige wezens die door de kamer dansten, lachten en praatten allemaal met die vreemde piepende en klakkende geluiden.

Anderen, die al kommetjes hadden gevuld met het bloed dat uit Kahlans bijtwonden stroomde, brachten het bloed naar de Haagvrouw. De vrouw met de leren veters door haar lippen dronk er gretig van. De wezens dansten om haar heen, met zwaaiende armen en hoog opgetrokken benen. De kamer trilde van het trommelende geluid van hun knokige voeten die neerkwamen op de gevlochten vloer.

Kahlans bloed droop in dikke slierten van de kin van de kleine vrouw. Waar het bloed op de grond droop, kropen kakkerlakken uit de vloer om zich eraan te goed te doen.

Kahlan voelde hoe een genadige duisternis haar heimelijk wegvoerde van de waanzin die haar omringde.