66

Kahlan werd wakker van het gevoel van warme adem op haar gezicht. Dat kon helemaal niet.

Een inwendig stemmetje waarschuwde haar om haar ogen dicht te houden en doodstil te blijven liggen.

Ze probeerde wanhopig te begrijpen wat er gebeurde, maar het was allemaal heel vreemd. Ze wist dat het Richard niet kon zijn. Hij maakte zich zorgen over haar en zou nooit iets doen om haar te laten schrikken, vooral niet nu ze zich niet goed voelde.

Haar linkerarm deed pijn. Ze herinnerde zich vaag dat Zedd er iets op had gesmeerd en hem had verbonden. Maar haar arm was nu niet haar grootste probleem.

Haar ervaring tijdens de oorlog en vooral haar training en ervaring als Belijdster namen het automatisch over. Ze negeerde haar nog steeds bonkende hoofdpijn, haar misselijkheid, de pijn in haar arm en richtte zich volledig op het huidige probleem. Zonder haar ogen open te doen, of zich te verroeren, of zelfs maar haar ademhaling te veranderen, begon Kahlan een inschatting te maken van de situatie.

Er was iets wat haar neerdrukte onder de deken. Ze probeerde zich een voorstelling te maken van wat het was. Het voelde alsof er iemand op handen en knieën boven haar zat, met aan elke kant één hand en één knie, waardoor de deken over haar heen werd geklemd.

Ze wist dat de kamer zwaar werd bewaakt en kon zich dus niet voorstellen hoe iemand die kwaad in de zin had hier was binnengekomen. Ze kon niemand verzinnen die zoiets bij wijze van grap zou doen. Ze realiseerde zich dat de geur van het ding bepaald onaangenaam was en niet menselijk.

De zware ademhaling had iets weg van een diep gegrom.

Heel voorzichtig deed ze haar ogen een héél klein stukje open.

Vlak naast haar, aan beide kanten, zag ze iets duns. Iets duns en harigs. Ze realiseerde zich dat het alleen de voorpoten van een dier konden zijn zoals een wolf of een hond, of misschien een coyote. In het schemerige licht van de lamp op het nachtkastje was het moeilijk de kleur vast te stellen.

Met dit stukje informatie begon de eerste verbijsterde verwarring een beetje weg te trekken. Haar gedachten over wat het mogelijk kon zijn begonnen wat meer vorm te krijgen.

Het was geen persoon die op handen en knieën over haar heen leunde. Het was een of ander dier. Te oordelen naar het gewicht ervan op het bed moest het iets groots zijn, te groot, besefte ze, voor een coyote.

En toen hoorde ze duidelijk een diep gegrom en voelde weer de hete adem. Afgaande op de geur van het ding, de poten die ze kon zien en het hijgende gegrom was ze er vrij zeker van dat het een grote hond moest zijn, mogelijk een wolf.

Het kostte haar alleen de grootste moeite zich voor te stellen wat die in haar slaapkamer te zoeken had.

Opeens herinnerde ze zich de hond die tegen hun slaapkamerdeur aan was gevlogen, de agressieve hond die de soldaten hadden moeten afmaken.

Ze had geen idee hoe deze hond de kamer kon zijn binnengekomen. Ze gaf haar pogingen om te verzinnen hoe dat was gelukt snel op. Op dit moment was alleen van belang dat het dier hier was en dat het gevaarlijk was – daaraan twijfelde ze geen moment.

Aangezien haar lichaam helemaal klem lag onder de deken, kon ze niet overeind springen en naar de deur rennen. Het beest was te dichtbij. Dat zou ze nooit halen.

Toen ze haar ogen iets verder opende, zag ze de snuit van het dier, de opgetrokken lip en de lange tanden. Als ze overeind probeerde te komen, gehinderd door het feit dat ze klem lag onder de deken, zou het beest haar gezicht van haar schedel scheuren voordat ze zelfs maar de kans zou krijgen haar armen op te tillen en zich te verdedigen.

Ze realiseerde zich dat één poot van het dier tussen haar rechterzij en haar rechterarm stond. Haar linkerarm lag stijf tegen haar lichaam, maar haar rechterarm niet; die lag buiten de poten van het dier.

Ze wist dat ze maar één kans zou krijgen. En ook dat ze geen moment mocht aarzelen. Honden en wolven hadden een roofdier-instinct. Ze raakten alleen maar opgewonden als een prooi probeerde te ontsnappen en wegrende. Zolang ze doodstil bleef liggen, werd de prooidrift in toom gehouden.

Maar alleen zolang ze volkomen roerloos bleef liggen en zeker niet lang meer. Ze wist dat de hond opeens kon besluiten als eerste in actie te komen.

Ze hoorde het lage, dreigende gegrom steeds dieper en ook wat luider worden. Ze voelde de trillingen in haar borst.

De hond had besloten zijn prooi onder druk te zetten.

Er was geen tijd meer te verliezen. Wanneer hij zijn tanden eenmaal in haar zette, wist ze, was er geen redden meer aan.

Ze moest het initiatief nemen.