83

Eenmaal op de grond liet Richard zich meteen in hurkzit vallen. Schimmige gestaltes met capuchons over hun hoofd stonden aan de kant, terwijl figuren uit een nachtmerrie hun uitgemergelde ledematen wild door de lucht zwaaiden en door de kamer dansten; ze tilden hun benen hoog op en stampten met hun knokige voeten op de gevlochten vloer, zodat de hele kamer ervan trilde. Met hun hoofden in hun nek en hun vlijmscherpe tanden ontbloot, zongen ze allemaal in vreemde keelklanken mee op het ritme van hun stampende voeten.

Het geluid zorgde ervoor dat zijn nekharen recht overeind gingen staan. De aanblik deed hem het gevest van zijn zwaard nog steviger omklemmen.

Er hing een waas van scherpe rook in de lucht. De doordringende geur van vers bloed wist zelfs de stank van de dood te overstemmen.

Een kleine vrouw midden in de kamer draaide zich om, verrast door de indringer, en keek met grote, zwarte ogen naar hem op.

Haar lippen waren dichtgenaaid met leren veters.

Haar zwarte handen en nagels waren bedekt met dikke lagen vuil. Op haar gezicht lag een donkere laag vuil en grijze as. Op haar kin glinsterde vers, helderrood bloed. Hij zag het heen en weer klotsen in de kom die ze in haar handen hield.

Te midden van deze chaos kon hij zich niet voorstellen dat zij iemand anders kon zijn dan de Haagvrouw.

En toen, aan de andere kant van de kamer, waar schimmige figuren in een groepje bij elkaar zweefden, zag hij Kahlan. Het leek of ze gevangenzat achter het materiaal van de doornmuur. De takken en ranken die haar gevangenhielden, hielden haar tevens overeind, maar aan de manier waarop ze erin hing, leek het erop dat ze bewusteloos was.

Richard zette de muis van zijn hand tegen de borst van de kleine vrouw en duwde haar keihard weg terwijl hij naar Kahlan toe rende. Na Nicci’s waarschuwing wilde hij het niet riskeren zijn zwaard tegen de Haagvrouw te gebruiken.

De schimmige figuren keerden zich naar hem om. Hun smerige gele ogen keken hem met ongebreidelde haat aan. In hun schimmige, blauwe capuchons vertrok de gerimpelde huid van hun groteske, pokdalige, met wratten en open zweren bedekte gezichten van woede en zij brulden het uit. Zij staken hun knobbelige, misvormde handen naar hem uit.

De punt van het zwaard suisde door de lucht toen Richard naar hen uithaalde. De schimmige vormen vervaagden onmiddellijk toen het zwaard door hen heen sneed, maar keerden daarna even snel weer terug.

Richard had het amper in de gaten. Al zijn aandacht ging uit naar Kahlan. De voorkant van haar lichaam was gedrenkt in bloed. Hij zag bijtafdrukken op haar buik en rijen kleinere, vlijmscherpe gaatjes in haar schouders en hals. Het bloed dat over haar lichaam stroomde had aanvankelijk het feit verhuld dat ze naakt was. Ze was ook bewusteloos.

Toen hij zag wat ze met haar hadden gedaan, ontstak Richard in blinde woede en begon wild met zijn zwaard om zich heen te zwaaien. De zingende knokige wezens ontblootten hun slagtanden en beten naar hem terwijl ze abrupt ophielden met dansen en op hem afstormden.

Het zwaard zwaaide met verpletterende kracht in het rond en versplinterde ledematen en schedels van de uitgemergelde wezens. Het regende stukken van handen en armen, hoofden en scherpe, puntige tanden. Maar terwijl hij hard bezig was de demonische figuren te doorklieven en hun armen, benen en hoofden af te hakken, kwamen er van de andere kant steeds nieuwe op hem af. Ze strekten hun klauwen naar hem uit en hun nagels schraapten over zijn huid.

Richard vocht alleen maar harder en zonder ophouden. Zijn zwaard wist er genoeg te vellen. De afgehakte ledematen en onthoofde lichamen stapelden zich op aan zijn voeten. Toen hij tussen hen in ging staan, hakte het zwaard ook door muren, potten en flessen. Glassplinters vlogen door de lucht. Stukken van takken en ranken die uit de muren waren gerukt, vlogen de hele kamer door. Maar het zwaard leek het aantal knokige wezens dat door de kamer rende en danste niet te kunnen reduceren, want steeds stroomden er ontelbare nieuwe wezens door de donkere gangen aan de zijkanten en achterzijde van de kamer naar binnen.

De schimmige figuren kwamen op hem af en trokken aan zijn hemd. Uiteindelijk grepen ze zijn armen en wisten ze hem met hun overmacht te overmeesteren. Nu zijn zwaard tot zwijgen was gebracht, kwam ook de horde slungelige wezens op hem af geschuifeld. Ze hielden hun gezichten vlak voor het zijne, hun kaken wijd opengesperd om hem hun dreigende, scherpe kleine tanden te laten zien. Ze wierpen zich op hem en begonnen hem te bijten.

Hij probeerde een van de schimmige figuren bij de strot te grijpen, maar zij lachte kakelend en ging in rook op, om vlak naast hem weer tevoorschijn te komen, nog steeds met haar handen zijn pols omklemmend. Ze opende haar mond en toonde hem haar scherpe tanden, waarna ze hem opeens aanvloog. Richard dook weg en haar kaken klapten dicht zonder hem te raken.

Met de moed der wanhoop wist hij de handen te ontwijken. Opeens stond Jit vlak voor hem. Zij gooide een handvol van iets wat op zwart stof leek in zijn gezicht.

Het raakte hem als een klap met een stalen balk. Hij viel op de grond en het zwaard gleed uit zijn hand. Met skeletachtige vingers trokken de knokige wezens het wapen weg.

Knoestige, klauwachtige handen grepen hem vast en drukten hem tegen de grond. Scherpe kleine tanden trokken aan zijn hemd en scheurden het aan flarden. Steeds meer van de knokige wezens dromden naar binnen en beten hem in zijn borst en buik.

Richard kon zijn armen en benen bijna niet meer bewegen. Hij was duizelig en kon niet langer helder zien.

Jit zei iets in haar vreemd klakkende, piepende taal. De handen om hem heen tilden hem op en kwakten hem tegen de muur, vlak naast de plek waar Kahlan door de doorntakken gevangen werd gehouden. Hij probeerde haar te roepen, maar zijn stem weigerde dienst. Opeens realiseerde hij zich dat hij steeds moeilijker ademde. Het stof dat Jit naar hem had gegooid verschroeide zijn longen.

Hij voelde een scherpe, stekende pijn in zijn benen toen de doornen van de stengels die de wezens om zijn benen wikkelden in hem wegzonken, zodat hij zich nauwelijks meer kon verroeren. Ze waren van plan hem op te sluiten in de muur, net als Kahlan en net als de anderen die hij overal in de kamer in de muren zag hangen.

Toen een van de demonische figuren, wiens huid bedekt was met een groenzwarte slijmlaag, zijn scherpe tanden in zijn buik zette, hield een andere er een kom onder om het bloed op te vangen. Toen hij genoeg had, bracht hij hem snel naar Jit.

De Haagvrouw hield de kom met haar beide smerige handen vast en dronk gretig van het bloed. Omdat de leren veters waarmee haar lippen bijna waren dichtgenaaid haar beletten haar mond wijd open te doen, kostte het drinken haar moeite en droop het bloed over haar gezicht en van haar kin.

De knokige figuren zagen eruit alsof ze dienaren van de Wachter zelf waren. Tijdens het lopen trokken ze hun knieën hoog op en op deze manier vergezelden ze Jit overal en hingen als trouwe schoothondjes om haar heen. Voortdurend kwamen er aan haar voeten kakkerlakken naar boven om het bloed te drinken dat van haar kin op de grond droop.

Jit zei iets in haar vreemd klakkende, piepende taaltje.

Een van de schimmige figuren in monnikspij kwam naar hem toe en hield een vinger vlak voor zijn gezicht. ‘Zij zegt dat jij, net als de Biechtmoeder, spoedig tot de wandelende doden zult behoren.’

Richard herinnerde zich wat de soldaat in het paleis tegen hem had gezegd. Hij had gezegd dat er doden door het Duistere Land wandelden. Nu wist Richard dat dit geen bijgeloof was.

Richard vroeg zich af waarom de mond van de Haagvrouw was dichtgenaaid.