11

‘Hoe is het met haar?’ vroeg Zedd toen Richard de deur achter zich dichttrok.

‘Goed hoor.’ Met een kort gebaar wuifde Richard de bezorgdheid van zijn grootvader weg. ‘Ze is gewoon heel erg moe.’

Zedd knikte. Als een tovenaar die ooit met Belijdsters had gewerkt, begreep hij waarschijnlijk beter dan wie ook dat een Belijdster tijd nodig had om bij te komen nadat zij haar macht had ontketend, maar niemand van hen herstelde zo snel als Kahlan. In het verleden was het wel voorgekomen dat ze, wanneer de situatie daarom vroeg, na afloop helemaal geen rust had genomen.

Kahlan was in een aantal opzichten sterker dan de anderen ooit waren geweest. Dat was de reden waarom haar zuster Belijdsters haar als hun leider, de Biechtmoeder, hadden gekozen. Nu waren al die anderen dood.

Toch putte het gebruiken van haar kracht haar uit, niet alleen fysiek maar ook emotioneel. Het stond vrijwel gelijk aan het uitvoeren van een executie.

Maar dat was niet het ergste. De werkelijke kern van haar uitputting was ditmaal de wetenschap dat er iets onheilspellends gaande was wat onschuldige levens had geëist. Kahlan geloofde net zomin als Richard dat dit het werk was van één enkel individu dat had gehandeld vanuit de een of andere waanvoorstelling. Er was meer aan de hand. Dat was, samen met het feit dat ze haar macht had gebruikt tijdens een feestelijke receptie en in het bijzijn van gasten, de werkelijke reden van Kahlans uitputting.

Zedd keek Richard aan met een van die blikken die Richard maar al te goed van hem kende. ‘Wel eigenaardig dat die vrouw opeens dood neerviel.’

Richard knikte. ‘Dat zat mij ook al dwars.’

‘Iemand die is aangeraakt door de macht van een Belijdster denkt aan niets anders meer dan het behagen van die bewuste Belijdster.’ Zedd trok een wenkbrauw op. ‘Als diegene dood is, kan hij haar niet langer behagen. Tenzij ze hem vertelt dat hij haar kan behagen door te sterven en dat heeft Kahlan niet gedaan.’

Blijkbaar had zijn grootvader hetzelfde gedacht als Richard. ‘Er klopt niets van,’ was hij het met hem eens. ‘Mensen vallen niet zomaar dood neer door de aanraking van een Belijdster. Er is iets anders aan de hand.’

Zedd wreef met een knokige vinger over zijn kaak. ‘Het zou kunnen dat die vrouw voelde hoezeer Kahlan ervan walgde dat zij haar kinderen had gedood en dat ze daarom dacht dat Kahlan wilde dat ze zou sterven.’

‘Ik weet het niet, Zedd. Dat klinkt mij ook niet logisch in de oren. Het hele doel van een Belijdster is bekentenissen verkrijgen van moordenaars, uitvinden wat er is gebeurd, welke gruwelijkheden er zijn begaan. Ze vinden het niet erg hun misdaden op te biechten. Integendeel, ze zijn meestal dolblij een Belijdster te kunnen behagen door haar de waarheid te vertellen wanneer ze daarnaar vraagt. Ze willen juist leven om haar te behagen.’

Cara sloeg haar armen over elkaar. ‘Nou, ik ga hier in elk geval niet meer weg voordat de Biechtmoeder geheel hersteld en op de been is.’

Richard legde zacht een hand op Cara’s schouder. ‘Dank je, Cara.’

In gedachten was Richard alweer met andere dingen bezig, met het samenbrengen van de puzzelstukjes. Toen de vrouw met het mes had geprobeerd Kahlan te vermoorden, had ze, hoe angstaanjagend het er voor de toeschouwers ook moest hebben uitgezien, geen enkele kans van slagen gehad. Geen enkele aanval met een mes was snel genoeg om een Belijdster voor te zijn die haar macht ontketende. Als Cara vlak voor haar had gestaan, had zij de vrouw niet doeltreffender tegen kunnen houden dan Kahlan zelf had gedaan. Geen enkele aanvaller maakte kans tegen een Belijdster.

Maar nu kon ze haar kracht niet meer gebruiken voordat ze geheel was hersteld. Richard was heel erg blij dat Cara in de tussentijd op Kahlan zou passen.

Hij wendde zich tot Benjamin. ‘Generaal, zou je zo goed willen zijn aan beide zijden van de gang mannen neer te zetten?’

Benjamin wees de gang in. ‘Al gebeurd, Heer Rahl.’

Richard zag het contingent soldaten van het Eerste Rot staan. Genoeg mannen om een oorlog mee te voeren. ‘Blijf maar hier bij Cara. Houd haar gezelschap. Kahlan moet een paar uur rusten.’

‘Natuurlijk, Heer Rahl.’ Benjamin schraapte zijn keel. ‘Terwijl jij binnen was bij de Biechtmoeder, hebben wij de twee kinderen van de vrouw gevonden. Hun kelen waren doorgesneden, precies zoals ze zei.’

Richard knikte. Hij had niet aan haar woorden getwijfeld. Iemand die door een Belijdster was aangeraakt kon niet liegen. Toch bezorgde het nieuws hem een akelig gevoel.

‘Je kunt nog iets voor me doen, generaal. Stuur iemand op pad om Nicci te zoeken. Ik heb haar sinds gisteren op jullie trouwerij niet meer gezien. Laat haar weten dat ik haar wil spreken.’

Benjamin salueerde door met zijn rechtervuist even zijn hart aan te raken. ‘Ik zal meteen iemand sturen, Heer Rahl.’

Richard wendde zich tot de profeet. ‘Nathan, ik wil dat je me naar de vrouw brengt over wie je me hebt verteld. De vrouw die bepaalde dingen ziet en die beweert een boodschap voor mij te hebben.’

Nathan knikte. ‘Lauretta.’

Zedd en Richard liepen allebei achter Nathan aan. Een groepje bewakers bleef bij hen, maar op afstand. Rikka, in haar roodleren uniform, liep voor hen uit.

Nathan nam de iets langere route door de privégangen, in plaats van de openbare corridors, om het gedeelte te bereiken waar het personeel en andere werknemers woonden. Richard was blij dat hij de openbare plekken vermeed, want mensen zouden hem ongetwijfeld aanhouden en met hem willen praten. Hij had nu geen zin om het over economische aangelegenheden te hebben of over onbenullige meningsverschillen over het recht om regels te mogen stellen. Of over profetie. Richard had belangrijker dingen aan zijn hoofd.

Boven aan zijn lijstje stond wat de dode vrouw had gezegd over haar visioen. Ze had de dreiging ‘duistere wezens’ genoemd. Ze had gezegd dat die duistere wezens achter Kahlan aan zaten.

De jongen op de markt had eerder die ochtend gezegd dat er duisternis heerste in het paleis.

Richard vroeg zich af of hij te gemakkelijk verbanden legde tussen dingen die misschien niets met elkaar te maken hadden en alleen maar die indruk wekten omdat ze het woord ‘duister’ gemeen hadden. Hij vroeg zich af of zijn fantasie misschien met hem op de loop ging.

Terwijl hij naast Zedd voortstapte, achter Nathan aan, die hun de weg wees, en het boek in Nathans hand zag, moest hij opeens weer aan de regels in het boek denken, die precies klopten met wat hij die dag had gehoord over duisternis in het paleis en hij kwam tot de conclusie dat hij niet overdreef.

De gang waar ze doorheen liepen, had een lambrisering van mahoniehout dat in de loop der jaren een donkere, warme tint had gekregen. Aan de panelen erboven hingen kleine schilderijen van landelijke tafereeltjes. De kalkstenen vloer was bedekt met lopers in de kleuren diepblauw en goud.

Het duurde niet lang voordat ze de verbindingsgangen bereikten die het personeel toegang gaf tot de privévertrekken van de Heer Rahl. Deze gangen waren eenvoudiger, met gepleisterde, witgeschilderde muren. Hier en daar liep de gang evenwijdig aan de buitenmuur van het paleis aan hun linkerhand. Deze buitenmuren bestonden uit vrijwel naadloos op elkaar gestapelde blokken graniet. Op regelmatige afstanden zorgden diep in de stenen muur aangebrachte ramen voor licht. Ook lieten ze, telkens wanneer een windvlaag de ruiten liet rammelen, een beetje koude lucht binnen.

Door deze ramen zag Richard zware, donkere wolken langs de hemel en torens in de verte snellen. De groengrijze wolken vertelden hem dat hij gelijk had gehad wat betreft de storm die eraan kwam.

Sneeuwvlokken dansten en stoven langs in de stormachtige wind. Hij was ervan overtuigd dat het niet lang zou duren voordat de Vlakte van Azrith in de greep zou zijn van een zware voorjaarssneeuwstorm. Ze zouden nog een poosje gasten houden in het paleis.

‘Deze kant op,’ zei Nathan, terwijl hij op een paar openslaande deuren rechts van hen wees. De deuren voerden vanuit het privégedeelte naar de dienstgangen die werden gebruikt door personeel en alle anderen die in het paleis woonden.

De mensen in de gangen, paleispersoneel en andere werknemers, gingen eerbiedig voor het gezelschap aan de kant. Iedereen, zo leek het wel, wierp bezorgde blikken in de richting van Richard en de twee tovenaars. Het nieuws over wat er was gebeurd was ongetwijfeld al drie keer het enorme paleis rond geweest. Iedereen was er al van op de hoogte.

Aan de sombere gezichten te zien verkeerden de mensen niet langer in feeststemming. Iemand had geprobeerd de Biechtmoeder, de vrouw van de Heer Rahl, te doden. Iedereen hield van Kahlan.

Nu ja, dacht hij, niet iedereen.

Maar de meeste mensen gaven oprecht om haar en zij vonden het ongetwijfeld vreselijk wat er was gebeurd.

Nu het weer vrede was, keken de mensen met een soort vreugdevolle verwachting naar de toekomst. Er bestond een groeiend gevoel van optimisme. Het leek of alles mogelijk was en dat er betere tijden voor hen lagen.

Deze nieuwe fixatie op profetie dreigde dat allemaal kapot te maken. Het had al een einde gemaakt aan de levens van twee kinderen.

Richard dacht terug aan Zedds woorden, dat niets zo gevaarlijk was als vrede. Hij hoopte dat zijn grootvader ongelijk had.