82

Diep ineengedoken liep Richard over het dak van het complex dat volledig was opgetrokken uit gevlochten takken en ranken. Gelukkig bleek het sterk genoeg om zijn gewicht te houden zonder door te zakken en bewoog en kraakte het niet terwijl hij eroverheen liep. De motregen maakte het echter wel glibberig. Plekken waar mos en schimmel zaten werden door de regen zelfs spekglad. Gelukkig boden de ruwe, grillige takken nog enige houvast aan zijn laarzen.

De gevlochten constructie was verrassend groot en strekte zich in verschillende richtingen uit, met hier en daar groepjes grotere segmenten. Zijn probleem was dat hij erachter moest zien te komen waar Kahlan zich bevond in de doolhof van kamers en gangen. Het moest de eerste keer meteen goed zijn. Hij betwijfelde of hij eenmaal binnen een tweede kans zou krijgen om haar eruit te halen.

Overal om hem heen stonden bomen met een gladde bast op dikke, wijdvertakte wortelstelsels in het modderige water. Aan hun brede bladerkronen hingen sluiers van grijsgroen mos. Het water rondom de bomen was op veel plaatsen overdekt met een dikke laag drijvend eendenkroos, zodat het net een groen gazon leek. Richard wist dat onder het kroos in de duistere diepte wezens op de loer lagen, wachtend op een nietsvermoedend slachtoffer.

Hier en daar was de constructie van takken en ranken voor de stevigheid aan de reusachtige bomen bevestigd. Er hingen zoveel dikke, stugge ranken aan de bomen dat Richard er af en toe bijna niet doorheen kwam. Op andere plekken moest hij onder laaghangende takken door kruipen. En zo nu en dan moest hij dikke webben van mos wegduwen.

Hij wilde dat hij sneller kon, maar hij moest zo geruisloos mogelijk over de glibberige ondergrond lopen, om niemand te alarmeren.

In het moeras weergalmden de scherpe kreten van dieren over het uitgestrekte donkere water. Toen hij over de hellende rand van de constructie gluurde en schaduwen door het ondoorzichtige water zag schieten, herinnerde Richard zichzelf eraan dat hij heel voorzichtig moest zijn. Zelfs als hij de val zou overleven, kreeg iets anders hem waarschijnlijk wel te pakken. Zo nu en dan zag hij langbenige zilverreigers op boomwortels staan wachten tot er een argeloze vis langs kwam zwemmen. Onder water werden de reigers op hun beurt weer door heel andere dingen belaagd. Op een gegeven moment moest hij heel behoedzaam een omtrekkende beweging maken om een giftige slang met gele en rode ringen te ontwijken die over een tak hing.

Richard bleef even staan luisteren. In een korte stilte, toen het gekras, getjirp en geschreeuw van dieren in het moeras even stopten, meende hij gezang te horen. Hij ging op zijn hurken zitten, legde een hand op het dak om zich in evenwicht te houden en boog zich naar voren om te luisteren. Ook al herkende hij geen woorden, toch wist hij zeker dat hij een soort gejoel en gezang hoorde. Hij kon niet goed bepalen waar het vandaan kwam. Hij had zulke vreemde geluiden nooit eerder gehoord.

Toen hij zich nog wat dieper bukte en onder dunne gordijnen van mos door gluurde, zag Richard iets wat op mistflarden leek. Het kon ook rook zijn. Hij kroop over het mos heen om het beter te kunnen zien en zag dat het inderdaad rook was. Het waren geen rookwolken, zoals van een vuur, maar dunne kringeltjes witte rook, misschien van het soort dat werd gebruikt bij bepaalde mystieke rituelen.

Toen Richard dichterbij kwam drong de scherpe rook in zijn neusgaten. De geur was doortrokken met de stank van iets doods.

Toen hij het brede gedeelte bereikte waar hij de rook had gezien, bleek er geen schoorsteen te zijn. De rook kringelde gewoon tussen de gevlochten takken omhoog. Onder zich hoorde hij het vreemde gezang, gebonk en allerlei andere opgewonden geluiden.

Langzaam, voorzichtig en zo geruisloos mogelijk trok Richard zijn zwaard. Hij dacht niet dat ze hem boven al die herrie uit konden horen, maar hij nam geen enkel risico. Het staal maakte een zacht fluitend geluid toen hij het uit de schede trok.

Hij wist inmiddels zoveel dat hij al tot de conclusie was gekomen dat zich onder hem niet veel goeds afspeelde. Hij wist dat Henrik naar deze plek was gelokt nadat hij erop uit was gestuurd om Richard en Kahlans huid te bemachtigen, en toen hij ontsnapte zat hij onder het bloed. Hij wist dat Kahlan, door de een of andere occulte betovering van de huid die de Haagvrouw bij Henrik had verzameld, eveneens gedwongen was geweest naar deze plek te komen.

Hij koesterde geen enkele illusie. Dit werd een strijd op leven en dood.

De razernij van het zwaard stormde door hem heen en vermengde zich met zijn eigen woede over het feit dat Kahlan gevangen was genomen. Hij wist niet eens zeker of ze nog leefde. Hij slaagde er ternauwernood in de woede die door zijn aderen stroomde te bedwingen en zich te concentreren op wat hem te doen stond.

Richard herinnerde zich maar al te goed Nicci’s waarschuwing over Haagvrouwen. Ze had gezegd dat hij zich niet tegen hun macht kon verweren. Dat betekende dat zijn zwaard niet zou werken. Hij had dat eerder meegemaakt, dus nam hij Nicci’s waarschuwing heel serieus.

Hij kon er op dit moment echter niet veel aan doen. Hij had geen keus en ook geen tijd om hulp te halen. Hij moest nú iets doen.

Maar Nicci’s waarschuwing betekende niet dat het zwaard ook niet tegen anderen zou werken en onder zich hoorde hij een heleboel anderen.

Zijn enige kans bestond uit verrassing, snelle actie en geweld.

Richard haalde zijn zwaard over de binnenkant van zijn arm en trok een snee in zijn vlees om ervoor te zorgen dat het de smaak van bloed vast te pakken had. Een bloedrode druppel droop langs de kling en gleed van de punt.

Richard bracht het met bloed besmeurde zwaard naar zijn voorhoofd en hield het er even tegenaan.

‘Zwaard, wees mij vandaag getrouw,’ fluisterde hij.

Richard wist dat hij snel moest handelen. Met al zijn woede en kracht hief hij het zwaard hoog boven zijn hoofd, wachtte een ogenblik en zwaaide het toen omlaag tussen zijn wijd gespreide benen, waar het dwars door het web van gevlochten takken, twijgen en ranken kliefde.

Het geluid van het splijten van de dikke mat van gevlochten materiaal doorsneed de zware moeraslucht.

Hij trok zijn vuisten tegen zijn borst, hield het zwaard recht overeind, zette zijn benen naast elkaar en liet zich door de ruwe opening naar beneden vallen.

Daar belandde hij in het hart van de waanzin.