10

De tijd zelf leek stil te staan.

Richard herkende maar al te goed de oneindige leegte tussen de hartslagen van de tijd, dat afwachtende vacuüm vóór de razendsnelle ontbranding van macht.

Hij was net een stap te ver van de vrouw verwijderd om op tijd te zijn, maar hij wist ook dat hij te dichtbij was voor wat er ging gebeuren.

Hij had het al niet meer in de hand en kon er niets meer aan veranderen.

Leven en dood balanceerden in dat ene moment in de tijd. Richard kon zich geen enkele aarzeling veroorloven. Zijn instinct om zich af te wenden spande zijn spieren, terwijl hij zich er tegelijkertijd van bewust was dat niets wat hij kon doen snel genoeg zou zijn.

De zee van mensen stond met grote ogen en verstard van schrik te kijken. Verschillende in rood leer gestoken Mord-Sith waren al begonnen met één sprong de afstand te overbruggen, maar Richard wist dat ze nooit op tijd zouden zijn. Hij zag Cara’s rode Agiel al in haar hand draaien, de handen van soldaten naar zwaarden reiken en Zedds hand omhooggaan om magie te ontketenen. Richard wist dat geen van hen ook maar de geringste kans had op tijd te zijn.

Te midden van dit alles zag Richard hoe de vrouw Kahlans onderarm wegduwde terwijl ze het bebloede mes in haar andere hand met een grote boog naar Kahlans borst bewoog.

Op dat moment was iedereen nog maar net begonnen te bewegen.

In dat stille vacuüm in de tijd brak plotseling een geluidloze donderstorm los.

De tijd raasde in één onbesuisde vloedgolf terug en de kracht van de schok explodeerde door de beperkte ruimte van de feestzaal.

Het schokeffect op de lucht verplaatste zich in een cirkel naar buiten.

Mensen die vooraan stonden vielen schreeuwend van pijn achterover op de grond. Achteraan werden de mensen een paar stappen naar achteren gedreven. Van schrik en angst sloegen zij te laat een beschermende arm voor hun gezicht.

Voedsel vloog van tafels en karretjes; glazen en borden sloegen te pletter tegen de muren; wijnflessen, bestek, bakjes, kleine schalen, servetten en glasscherven werden weggeblazen door de schokgolf die als een bliksemschicht door de zaal trok. Op het moment dat hij de andere kant van de zaal bereikte sloegen alle ruiten uit hun sponningen. Gordijnen wapperden uit verbrijzelde ramen. Messen, vorken, voedsel, drank, borden en scherven kletterden over de vloer.

Richard had het dichtst bij Kahlan gestaan toen zij haar Belijdsterskracht had ontketend. Te dicht. Het was gevaarlijk om zo dicht bij een dergelijke kracht te staan wanneer die werd losgelaten. De verzengende pijn schoot door alle gewrichten in zijn lichaam en dwong hem op zijn knieën. Zedd viel achterover. Nathan, die iets verder weg stond, wankelde achteruit en hield Cara op de been door haar arm te grijpen.

Toen er ten slotte geen glasscherven meer over de vloer rolden, alle tafelkleden en gordijnen eindelijk weer stil hingen en de mensen in verbijsterd stilzwijgen overeind begonnen te krabbelen, zat de vrouw in het bebloede blauwe gewaad geknield aan de voeten van de Biechtmoeder.

Kahlan stond kaarsrecht te midden van de langzaam tot rust komende chaos.

Mensen staarden haar geschokt aan. Niemand van hen had ooit eerder een Belijdster haar kracht zien ontketenen. Het was normaal gesproken niet iets waarbij toeschouwers aanwezig waren. Richard vermoedde dat niemand het ooit zou vergeten.

‘Verdraaid, dat doet pijn,’ mompelde Zedd, terwijl hij op de grond gezeten over zijn ellebogen wreef en zijn schouders liet rollen.

Toen Richards blik en geest hersteld waren van de messcherpe steek van pijn die in één keer door alle botten van zijn lichaam was getrokken, zag hij dat de vrouw een bloedige handafdruk had achtergelaten op de mouw van Kahlans witte japon.

Zoals de vrouw daar voor de Biechtmoeder op haar knieën zat, zag ze er helemaal niet uit als een moordenares. Ze was van gemiddelde lengte en tenger gebouwd. Slappe krulletjes donker haar vielen tot net op haar schouders. Richard wist dat iemand die getroffen was door de kracht van een Belijdster niet dezelfde pijn ervoer als andere omstanders en dat zaken als pijn nauwelijks meer een rol voor haar speelden. Eenmaal aangeraakt door een Belijdster, was de Belijdster alles.

Wie de vrouw ook was geweest, zij was er niet meer.

‘Meesteres,’ fluisterde de vrouw, ‘beveel mij.’

Kahlans stem klonk zo koud als ijs. ‘Vertel mij nog eens wat je hebt gedaan, wat je me net hebt verteld.’

‘Ik heb mijn kinderen vermoord,’ zei de vrouw, en in haar stem klonk geen emotie door. ‘Ik vond dat u dat moest weten.’

De woorden sneden door de zware stilte en Richard wist zeker dat ze menigeen koude rillingen bezorgden. Sommige mensen hielden de adem in.

‘Kwam je daarom naar me toe?’

De vrouw knikte. ‘Onder andere. Ik moest u vertellen wat ik had gedaan.’ Er gleed een traan over haar wang. ‘En wat ik nog moest doen.’

Nu haar geest en wie ze was geweest niet langer bestonden, wist Richard dat ze niet huilde omdat ze haar kinderen had gedood, maar omdat ze van plan was geweest Kahlan te doden. De Belijdster die haar had aangeraakt, was voor haar nu het enige wat telde. Het schuldgevoel om wat ze van plan was geweest verpletterde haar ziel.

Richard bukte zich, pakte voorzichtig de rechterpols van de vrouw en trok het bloedige mes uit haar greep. Niet dat het nog nodig was haar te ontwapenen, maar hij vond het toch een geruststellende gedachte. Ze leek het niet eens te merken.

‘Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg Kahlan op een gebiedende toon die iedereen even de adem deed inhouden.

De vrouw hief haar gezicht naar Kahlan. ‘Ik moest wel. Ik wilde hen niet blootstellen aan die verschrikking.’

‘Welke verschrikking?’

‘Levend te worden verslonden, Meesteres,’ zei de vrouw, alsof dat zonneklaar was.

Overal om hen heen kwamen bewakers dichterbij. Verschillende Mord-Sith die hadden getracht de vrouw tegen te houden, maar niet op tijd waren geweest, gingen nu stilletjes achter haar staan. Ieder van hen had haar Agiel vast.

Kahlan had geen bewakers of Mord-Sith nodig en was niet bang voor een simpel mes van een enkele aanvaller. Iedereen die was aangeraakt door haar kracht, was de Belijdster hulpeloos toegewijd en niet in staat haar bevelen te negeren, laat staan haar kwaad te doen. Het enige wat die persoon wilde was haar behagen. En daar hoorde ook bij dat hij of zij bereid was elke misdaad die hij of zij ooit had begaan op te biechten als Kahlan dat verlangde.

‘Waar heb je het over?’

De vrouw knipperde met haar ogen. ‘Ik wilde niet dat zij zouden moeten meemaken wat er gaat gebeuren. Ik heb hun een dienst bewezen, Meesteres, en hun een snelle dood bezorgd.’

Nathan boog zich naar Richard toe en fluisterde: ‘Dit is de vrouw over wie ik je heb verteld, die in de keukens werkt. Zij bezit in geringe mate het vermogen om in de toekomst te kijken.’

Kahlan boog zich wat dichter naar de vrouw toe, zodat deze terugdeinsde. ‘Hoe kon je weten wat hun zou overkomen?’

‘Ik heb een visioen gehad, Meesteres. Die heb ik soms. In dat visioen zag ik wat er zou gebeuren als zij in leven zouden blijven. Begrijpt u het dan niet? Ik kon mijn kindertjes toch niet zoiets gruwelijks laten overkomen?’

‘Wil je zeggen dat je een visioen hebt gehad waarin je werd opgedragen je eigen kinderen te doden?’

‘Nee,’ zei de vrouw, terwijl ze haar hoofd schudde. ‘In het visioen zag ik hoe zij levend werden opgegeten, hoe slagtanden hen verscheurden terwijl ze het uitschreeuwden van doodsangst en pijn. Het visioen vertelde me niet hen te doden, maar toen ik het had gezien, wist ik wat me te doen stond om te voorkomen dat hun zo’n afgrijselijk lot zou wachten. Het was een daad van barmhartigheid, Meesteres, ik zweer het.’

‘Hoe bedoel je, levend opgegeten? Levend opgegeten door wat?’

‘Duistere wezens, Meesteres. Duistere wezens wilden mijn kindjes komen opeten. Duistere wezens, woeste wezens, in het holst van de nacht.’

‘Dus je kreeg een visioen en toen besloot je ze dan maar liever zelf te doden.’

Het was een beschuldiging, geen vraag. De vrouw beschouwde het echter wel als zodanig en knikte, blij haar meesteres een plezier te kunnen doen.

‘Ja. Ik heb hun keel doorgesneden. Ze bloedden leeg, verloren heel snel het bewustzijn en gleden zachtjes weg in de dood. Zo hoefden ze niet te ondergaan wat het lot voor hen in petto had.’

‘Zachtjes weggegleden?’ vroeg Kahlan knarsetandend en met nauwelijks verholen woede. ‘Wil je me nu echt vertellen dat ze niet hebben geleden en geen doodsstrijd hebben gevoerd?’

Richard had gezien hoe mensen de keel werd afgesneden en datzelfde gold voor Kahlan. Ze gleden helemaal niet zachtjes weg in de dood. Ze vochten voor hun leven in een afschuwelijke stervensnood en terwijl ze worstelden om lucht te krijgen stikten ze en verdronken ze in hun eigen bloed. Het was een gruwelijk gewelddadige dood.

De vrouw fronste en trachtte het zich te herinneren. ‘Ja, een beetje. Maar niet zo lang, Meesteres. Het was een korte doodsstrijd. Zeker niet zo lang als wanneer ze in leven waren gebleven en die wezens in de nacht waren gekomen om zich te goed te doen aan hun ingewanden.’

Toen Kahlan opkeek bij het horen van ongeruste fluisteringen die werden uitgewisseld, viel de menigte stil.

‘Dit is nu wat er gebeurt wanneer je meent in de toekomst te kunnen kijken.’ Met opeengeklemde kaken keek ze de mensen aan. ‘Dit is het resultaat – in de kiem gesmoorde levens.’

Kahlan richtte haar woedende blik weer op de vrouw aan haar voeten. ‘Je wilde dat mes tegen mij gebruiken, nietwaar? Het was je bedoeling mij te vermoorden.’

‘Ja, Meesteres.’ De tranen sprongen haar weer in de ogen. ‘Daarom moest ik u vertellen wat ik had gedaan.’

‘Wat bedoel je?’

‘Ik moest u vertellen waarom ik mijn kinderen had gedood, zodat u zou begrijpen waarom ik u moest vermoorden. Ik wilde u sparen, Meesteres.’

‘Mij sparen? Waarvoor?’

‘Voor hetzelfde lot, Meesteres.’ De tranen rolden nu over haar wangen. ‘Meesteres, alstublieft. Ik kan de gedachte niet verdragen dat u een dood zou wachten zoals ik die voor me heb gezien. Dat uw lichaam zou worden verscheurd terwijl u ligt te schreeuwen, helemaal alleen, zonder dat iemand u te hulp komt. Daarom moet ik u doden – om u dat lot te besparen, zoals ik dat ook voor mijn kinderen heb gedaan.’

Richard stond te trillen op zijn benen.

‘En wat zou mij in dat waanbeeld van jou moeten verslinden?’

‘Dezelfde wezens die mijn kinderen zouden hebben opgegeten, Meesteres. Duistere wezens. Duistere wezens die u besluipen en te pakken krijgen. U zult niet aan ze kunnen ontsnappen.’

De vrouw stak smekend haar handen naar voren. ‘Mag ik nu mijn mes terug? Alstublieft? Ik moet u dat lot besparen. Alstublieft, Meesteres, laat mij het verdriet van de moord ondergaan om u de pijn en de doodsangst te besparen die u anders zult moeten ervaren. Alstublieft, Meesteres, sta mij toe u snel te doden.’

Kahlan keek de vrouw die haar zo graag wilde vermoorden aan met een blik die ontdaan was van elke emotie.

‘Nee.’

De bebloede handen van de vrouw gingen naar haar borst en grepen naar haar bloederige blauwe gewaad. Ze hapte naar adem die niet wilde komen. Haar ogen werden groot en haar gezicht liep rood aan. Haar lippen kleurden even blauw als haar kleding. Ze zakte op haar zij, waar haar dode lichaam nog één keer krampachtig schokte. Het laatste beetje lucht dat ze nog had verliet haar longen.

Kahlans blik bleef op naar de verbijsterde toeschouwers rusten, een zwijgende aanklacht tegen iedereen die dacht dat profetie hen kon helpen.

Terwijl de tranen in haar groene ogen sprongen, draaide ze zich eindelijk om naar Richard. Het was een blik die bijna zijn hart brak.

Hij sloeg een arm om haar middel. ‘Kom, je moet wat gaan rusten.’

Kahlan knikte en leunde een beetje tegen hem aan, dankbaar voor het troostende gebaar. Cara, Zedd, Nathan en Benjamin kwamen beschermend om haar heen staan. Vanuit de verzamelde menigte stonden Mord-Sith en mannen van het Eerste Rot toe te kijken.

Kahlan kneep zachtjes in Cara’s arm. ‘Het spijt me zo. Ik wilde zo graag dat je een perfect feest zou krijgen.’

‘Maar dat was het ook, Biechtmoeder. Die vrouw heeft je geen kwaad kunnen doen, er is niets gebeurd en een mogelijke moordenares is dood. Hoe perfect kun je het hebben? Bovendien mag ik je nu ook nog eens de les lezen over het feit dat je mensen niet meer zo dicht bij je moet laten komen.’

Ondersteund door Richard liep Kahlan glimlachend weg.