54

Henrik durfde geen stap dichter bij de Haagvrouw te zetten. Terwijl zij een zacht kirrend geluidje maakte en hem wenkte, kon hij alleen maar naar het leren koord staren waarmee haar lippen waren dichtgenaaid, zodat haar mond maar een heel klein stukje open kon. Uit sommige van de gaten waar het koord door haar vlees was geprikt, droop een rozeachtige vloeistof, alsof de inspanning die het haar kostte om hem te roepen de wonden weer had geopend.

Hij vroeg zich af waarom haar lippen waren dichtgenaaid.

Opeens realiseerde hij zich dat zijn voeten naar voren schuifelden, terwijl hij dat helemaal niet wilde. Hij kon niet voorkomen dat hij steeds dichter naar haar en haar uitgestrekte handen toe schuifelde.

Zijn eigen armen gingen als vanzelf omhoog. Hij kon ze met de beste wil van de wereld niet tegenhouden. Met uitgestoken vuisten bewoog hij in haar richting.

Eindelijk sloten haar handen, die vol donkere vlekken zaten – hij durfde er niet aan te denken waarvan – zich stevig om zijn polsen. Nu hij dichter bij haar stond, merkte hij dat er een vreemde lucht om haar heen hing, een lichte, maar misselijkmakende geur die hij niet kon thuisbrengen. Hij trok een vies gezicht en voelde dat zijn keel zich automatisch dichtkneep om te voorkomen dat hij de lucht zou inademen.

Hoewel ze een kleine vrouw was, had ze heel sterke vingers. Hij probeerde zich los te trekken, maar dat lukte niet. Hij voelde zich gevangen in haar greep. Alles gebeurde buiten hem om.

Jit maakte opnieuw een trillend, klakkend, hoog geluidje. Henrik stond nu zo dicht bij haar dat hij niets anders kon doen dan sprakeloos van angst in haar intens zwarte ogen staren, zonder te weten wat ze van hem wilde en wat ze met hem ging doen.

Ze leunde naar hem toe en maakte nogmaals hetzelfde geluid. Hij wist niet wat ze zei, alleen dat ze iets van hem wilde.

Een van de huisgeesten boog zich over de schouder van de Haagvrouw naar hem toe. ‘Open je vuisten,’ siste ze ongeduldig.

Snel en oppervlakkig ademend probeerde hij uit alle macht te doen wat hem werd opgedragen. Maar hoe hij zich ook inspande, zijn handen gingen niet open. Hij had ze al zo lang stijf dichtgeknepen gehouden dat ze wel versteend leken. Hoe hard hij het ook probeerde, hoe graag hij ook wilde gehoorzamen, hij slaagde er niet in zijn vingers recht te buigen. Hij stond er wanhopig naar te kijken, bang voor wat ze hem zou aandoen als hij niet deed wat hem werd gezegd.

Jit leek zich niet druk te maken. Met haar sterke vingers begon ze zijn vingers een voor een open te trekken. Nadat ze zo lang een vuist hadden gevormd, deed het verschrikkelijk veel pijn ze te bewegen. Telkens wanneer er een vinger recht werd getrokken, voelde hij stekende pijnen. Zij toonde geen enkel medelijden en ging gewoon door.

Het duurde niet lang voordat zij al zijn vingers had opengewrikt. Toen duwde ze zijn handen plat, drukte ze een voor een tussen de hare en bleef ze even zitten strelen, alsof ze de stijfheid eruit wilde masseren en zich ervan wilde verzekeren dat ze open zouden blijven; toen draaide zij ze om, met de palmen naar beneden.

De Haagvrouw trok een klein takje uit de gevlochten massa naast haar. Hij zag dat er een lange, gemeen scherpe doorn aan zat. Hij had geen idee wat ze van plan was en trachtte zich opnieuw los te rukken, maar aangezien zijn linkerpols nog gevangenzat in haar ijzeren greep, kon ze hem met het grootste gemak naar zich toe trekken. Hij voelde zich als een dier dat in een val zit en op het punt staat te worden gevild.

Terwijl ze zijn hand stevig vasthield, haalde de Haagvrouw de punt van de doorn onder de nagel van zijn wijsvinger door. Toen hield ze de doorn tegen het licht en bekeek hem zorgvuldig. Hij had geen idee wat ze deed of waarnaar ze op zoek was.

Henrik zag dat een van de huisgeesten bij de muur bezig was een glazen pot uit zijn veilige plekje tussen de gevlochten takken vandaan te trekken. Met enige moeite wist ze de fles los te krijgen. Ze ging ermee naast Jit staan en bleef geduldig staan kijken wat haar meesteres aan het doen was.

Nu trok de Haagvrouw de punt van de doorn onder de nagel van zijn middelvinger door. Ze hield hem omhoog. Ditmaal zat er iets aan de punt.

Aan een geluid dat van diep uit haar keel kwam hoorde hij dat ze tevreden was. Ze liet de doorn aan haar metgezellen zien. Zij kirden goedkeurend. Bisschop Arc keek alleen maar boos toen ze hem de doorn liet zien.

De huisgeest met de glazen pot had het deksel eraf gehaald en hield hem haar meesteres voor. Een grote hoeveelheid kakkerlakken stroomde over de rand van de glazen pot heen, op de handen van de huisgeest. Met een ratelend geluid vielen ze met honderden tegelijk op de grond en verspreidden zich alle kanten op om ten slotte in het vlechtwerk van takken en twijgen te verdwijnen. Een ogenblik later was er niet een meer te zien.

Jit, die zich er niets van aantrok, zette het doorntakje in de glazen pot en roerde ermee door het vieze water. Toen haalde ze het er weer uit en zag dat datgene wat eraan vastgekleefd had gezeten er nu af was. Tevreden richtte ze haar aandacht weer op Henrik.

Ze maakte nu ook de nagels van de laatste twee vingers en de duim van zijn linkerhand zorgvuldig schoon. Onder de nagels van zijn vingers vond ze nog wat van de kleine schat waarnaar ze op zoek was, maar niet onder die van zijn duim. Vanuit zijn ooghoeken zag Henrik dat wanneer de Haagvrouw iets aan de punt van de doorn vond, er een glimlach op de getatoeëerde lippen van bisschop Arc verscheen. Elke keer roerde zij met de doorn in de stinkende vloeistof in de glazen pot en verdween datgene wat eraan had gezeten in het smerige water.

Toen liet Jit zijn linkerhand vallen en begon aan de rechter. Na de doorn onder de nagel van zijn wijsvinger te hebben doorgetrokken, hield ze hem vlak voor haar gezicht om hem te bekijken. Er zat niets aan. Ze wierp een korte, heimelijke blik op de bisschop en probeerde het nog een keer, onder dezelfde nagel, maar ook ditmaal vond ze niets.

Ze ging verder met de volgende vinger en maakte Henriks nagel nog zorgvuldiger schoon. Er bleef niets aan de doorn hangen. Toen ook een tweede poging niets opleverde, begon ze aan zijn ringvinger. Ook die leverde niet op wat ze wilde. Vervolgens concentreerde ze zich op zijn pink, alsof die haar laatste hoop was.

Toen de doorn niets anders onder de nagel vandaan haalde dan vuil, liet ze haar handen in haar schoot vallen.

De symbolen waarmee hij getatoeëerd was leken te kolken toen de man zich naar voren boog. ‘Wat is er?’

De Haagvrouw stootte een paar korte keelgeluidjes uit.

‘Jit zegt dat we de huid van de vrouw hebben,’ zei de huisgeest die naast haar stond. Ze aarzelde even alvorens de vertaling af te maken. ‘Maar niet die van de man.’

De bisschop richtte zich zo plotseling op dat alle zeven huisgeesten achteruitdeinsden.

Een van hen was niet snel genoeg.

Hij greep haar bij haar keel en trok haar naar zich toe. Het leek een reflex die werd ingegeven door pure emotie. Ze gilde het uit, kronkelde als een slang in een klem, maar slaagde er niet in aan zijn greep te ontsnappen. Het was wel duidelijk dat de bisschop blind was van woede. Ze klauwde naar zijn getatoeëerde handen om haar keel, maar het haalde niets uit.

‘Zeg maar tegen jullie meesteres dat ik hier niet blij mee ben,’ zei hij tegen de anderen.

Een paar van hen bogen zich onmiddellijk naar de Haagvrouw toe en zeiden iets tegen haar in haar vreemde taal.

Toen de bisschop de huisgeest in zijn vuist vlak voor zijn gezicht hield en haar woedend in de ogen keek, slaakte ze een kreet van doodsangst.

‘Terug naar het graf met jou,’ zei hij knarsetandend.

Terwijl Henrik als verlamd stond toe te kijken, verloor de huisgeest de blauwige gloed die ze allemaal hadden. Er kringelden rookpluimpjes onder haar capuchon vandaan. Het hele wezen kronkelde en verschrompelde alsof alles uit haar werd gezogen. De huid op haar handen en armen werd donkerder van kleur en trok strak om de botten en knokkels totdat ze op een geraamte leken. De huid van haar gezicht kookte en bubbelde en schroeide tot een donker, leerachtig masker. De zwartgeblakerde huid kromp strakker en strakker rond de schedel. De ogen zonken weg in hun kassen. De kaak verslapte en de lippen krulden omhoog, zodat de scherpe hoektanden van de huisgeest zichtbaar werden.

Bisschop Arc smeet de verschrompelde resten weg.

Ziedend van woede liep hij met grote passen terug naar de tunnel waardoor hij was binnengekomen. In het voorbijgaan doofden alle kaarsen om hem heen, alsof hij een sluier van duisternis achter zich aan sleepte. Hij gromde van frustratie en woede.

Opeens bleef hij staan en draaide zich om. Hij staarde de Haagvrouw een ogenblik aan en liep weer terug. Achter hem begonnen de kaarsen weer te branden.

‘Maar de huid van de vrouw heb je dus wel?’ vroeg hij aan Jit.

Terwijl ze hem met haar donkere ogen aankeek, knikte ze en pakte de glazen pot aan van de bevende huisgeest naast haar. Ze tilde hem een stukje op, alsof ze het hem wilde laten zien.

Hij streek met de knokkel van zijn wijsvinger over zijn ingevallen wang.

‘Dan gaan we het anders doen,’ zei hij met ijzige stem.