31

Met haar pijnlijk kloppende hand in haar schoot zat Kahlan in een houten bibliotheekstoel, vlak naast Richard, aan een vertaling te werken van enkele passages van een boek dat was geschreven in de een of andere obscure taal die zij toevallig kende. Het kostte haar moeite zich te concentreren. Richard had haar hulp nodig bij enkele verwijzingen in het boek dat hij en Berdine bestudeerden.

Kahlan geeuwde en keek op toen ze rumoer hoorde en door de deuren aan de andere kant van het vertrek Zedd binnen zag stormen. Zo te zien kostte het zijn gewaad moeite de broodmagere tovenaar bij te houden. Richard keek slechts even op van het boek waarin hij helemaal leek op te gaan.

Kahlan ging weer aan de slag, maar keek af en toe vanuit haar ooghoeken naar Zedd, die vastberaden over de goud met blauwe tapijten beende. Zijn gerimpelde gezicht, waarop een grimmige uitdrukking lag, verdween telkens even in de schaduw wanneer hij tussen de spiegellampen liep, die aan de pilaren aan de zijkanten van de boekenkasten hingen.

‘Donders, Richard, wat is er aan de hand?’

‘Denk een beetje om je taal. Ik wilde je spreken, dat is alles.’

Zedd bleef aan de andere kant van de mahoniehouten tafel staan. Zijn eenvoudige gewaad, dat eindelijk de kans kreeg hem in te halen, wervelde om zijn benen. Hij keek Kahlan aan, zocht in haar gezicht naar een aanwijzing omtrent de aard van het probleem en wendde zich toen weer tot Richard.

‘Ik heb goede reden voor mijn taalgebruik. Heb je enig idee hoe het is om midden in de nacht te worden gewekt door een Mord-Sith?’

Kahlan keek omhoog naar de ramen op de galerij. Ze zag slechts duisternis. De ochtend was nog ver weg. Ze wist dat elke kans op slaap verkeken was. Gelukkig was de storm inmiddels wel gaan liggen.

Richard keek niet op van het boek. ‘Dat weet ik inderdaad. Heeft ze haar Agiel gebruikt om je wakker te maken?’

‘Nee, natuurlijk niet.’

‘Nou, geloof me, dan heb je niets te klagen.’

Zedd plantte zijn vuisten op zijn heupen. Na opnieuw een blik te hebben geworpen op Kahlans gezicht, leek hij te besluiten datgene wat hij had willen zeggen maar liever voor zich te houden. Zijn toon werd milder.

‘Wat is er aan de hand, jongen?’

‘Er is iets gebeurd.’

Zedd keek zijn kleinzoon een ogenblik fronsend aan. ‘Iets gebeurd? Hoe bedoel je? Bedoel je zoiets als dat de kok de pap heeft laten aanbranden? Iets van dien aard?’

‘Niet echt.’ Richard zuchtte en leunde naar achteren in zijn stoel om op te kijken naar zijn grootvader. Kahlan zag de vermoeide frustratie in Richards grijze ogen. ‘We hebben iets gevonden wat onder de Tuin des Levens begraven is.’

Zedd hield zijn hoofd een beetje schuin. ‘Hoe bedoel je, gevonden? Hoe heb je het gevonden?’

‘Het dak stortte in.’

‘Het dak...’ Hij keek weer naar Kahlan. Er kon bij haar geen glimlachje meer af.

Zedd keek over zijn schouder toen achter hem Nathan de bibliotheek binnen kwam stormen, op de voet gevolgd door Nicci, Cara, Benjamin en Nyda.

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Nathan al halverwege het vertrek op bulderende toon.

‘Het schijnt dat het dak boven de Tuin des Levens is ingestort,’ kondigde Zedd aan. ‘Ik weet nog niet wat de jongen precies heeft gedaan om dat voor elkaar te krijgen.’

‘Ik? Ik heb niks...’

‘Dan is de fragmentvoorspelling dus bekrachtigd,’ zei Nathan. ‘Maar het klinkt niet zo heel erg belangrijk. Niet belangrijk genoeg om ons midden in de nacht voor wakker te laten maken.’

Richard sloeg zijn armen over elkaar en wachtte tot beide tovenaars zwegen. Toen ze hem onschuldig aankeken, in afwachting van zijn uitleg, en hij er zeker van was dat ze verder hun mond zouden houden, ging hij eindelijk verder.

‘Dat is nog niet alles. Het glazen dak was bedekt met een dik pak sneeuw. Toen alles naar beneden kwam, belandde het precies in het midden van de vloer van de Tuin des Levens. Vervolgens zorgden het enorme gewicht en de schok van de impact er samen met een blikseminslag voor dat de vloer het begaf.’ Richard wreef vermoeid met een hand over zijn gezicht. ‘Onder de Tuin des Levens ligt een kamer begraven die eruitziet alsof er al duizenden jaren niemand meer is geweest.’

Zedd zette zijn handen op tafel en leunde met een norse blik naar voren. ‘Blijkbaar heb je in die kamer iets gezien wat voor jou aanleiding genoeg was Nyda op ons af te sturen om ons midden in de nacht uit bed te halen.’

‘Blijkbaar.’

Nathan wendde zich tot Zedd. ‘Wat is er volgens jou in die kamer?’

‘Hoe moet ik dat nu weten?’

Nicci wierp hun allebei een boze blik toe. ‘Geef hem liever de kans het ons te vertellen.’

Er verscheen een geïrriteerd trekje rond Zedds mond. ‘Goed dan. Nou, wat heb je gevonden?’

Berdine leunde naar voren en tikte op het boek dat zij en Richard hadden zitten bestuderen. ‘Volgens Heer Rahl spreekt het deze taal.’

 Zedd en Nathan knipperden verbijsterd met hun ogen.

‘“Het?” vroeg Nicci. ‘Waar heb je het over? Wat bedoel je?’

‘Ja, wat bedoel je eigenlijk?’ wilde ook Nathan weten.

‘Berdine dramatiseert het een beetje.’ Richard gooide zijn grootvader over de tafel een metalen stripje toe. Het draaide even rond op het mahoniehouten tafelblad en reflecteerde flitsen van het lamplicht alvorens uiteindelijk stil te blijven liggen. ‘In een tweede kamer onder de Tuin des Levens staat een machine die symbolen graveert in dit soort metalen stripjes.’

Zedd keek hem stomverbaasd aan. ‘Een machine?’

Nathan hield zijn hoofd een beetje schuin om naar het metalen stripje te kijken dat op tafel lag. ‘Een machine die symbolen graveert?’

‘Ja. Ik vermoed dat de inscripties een vorm van taal zijn. Dat bedoelde Berdine toen ze zei dat het spreekt.’

Zedd streek zijn warrige witte haardos naar achteren. ‘Een machine...’ Hij pakte het metalen stripje voorzichtig op en fronste zijn borstelige wenkbrauwen toen hij de symbolen bekeek. Nathan keek over zijn ene schouder mee en Nicci over de andere. Cara, Benjamin en Nyda keken vanaf de zijkant toe.

‘Wat zijn dit voor symbolen?’ vroeg Zedd. ‘De meeste ervan heb ik nog nooit eerder gezien.’

Richard pakte het boek op en toonde hun de rug. Hij oogde niet veel vrolijker dan zijn grootvader. ‘Symbolen uit dit boek, Regula.’

Zedd bekeek het boek alsof het een verraderlijke dienaar was van de Wachter zelf. ‘Het zal toch niet waar zijn?’

‘Ik ben bang van wel,’ zei Richard.

Zedd gebaarde naar het boek. ‘Ik ken wel een paar woorden Hoog-D’Haraans, maar dat woord ken ik niet, “regula”. Wat betekent het?’

‘Het betekent “reguleren met soevereine autoriteit”.’

‘Soevereine autoriteit,’ zei Zedd spottend.

Nathan trok een wenkbrauw op. ‘Richard is nogal gematigd in zijn vertaling.’

‘Behoorlijk gematigd,’ voegde Nicci er fluisterend aan toe.

Kahlan vroeg zich bezorgd af wat die Regulamachine nu eigenlijk geacht werd te reguleren. Alles aan het ding – de omvang, de complexiteit, de manier waarop het met geconcentreerde lichtbundels mededelingen in een oude taalvorm in metalen stripjes brandde, en vooral de manier waarop het eeuwenlang verborgen en weggestopt was geweest en niettemin nog steeds scheen te functioneren – bezorgde haar pijn in haar buik.

Toen Nathan het metalen stripje van Zedd aanpakte om het op zijn beurt te bekijken, zwaaide Zedd met een hand naar het boek. ‘En wat heeft het boek met die metalen stripjes te maken?’

‘Ik denk dat het boek precies is wat Berdine al meteen vermoedde, een woordenboek, een soort handleiding. Ik denk dat het boek de sleutel is om de symbolen te kunnen ontcijferen om uiteindelijk te kunnen begrijpen wat de stripjes te zeggen hebben.’

‘Dan is het maar goed dat we het boek hebben,’ zei Nathan op een toon waarin doorschemerde dat hij niet dacht dat het zo eenvoudig kon zijn. ‘Wat heb je er inmiddels uit weten op te maken?’

Richard staarde een ogenblik zwijgend voor zich uit. Kennelijk kostte het hem moeite het hardop te moeten toegeven.

‘Niets, ben ik bang.’

Nathan keek steeds dreigender. ‘Ik dacht dat je zei dat het boek de sleutel was om de stripjes te ontcijferen?’

‘Dat dacht ik inderdaad. Maar het werkt niet.’

De frons van zijn grootvader werd nog dieper. ‘Hoe bedoel je, het werkt niet? Als het is wat jij zegt dat het is, dan moet het werken.’

‘Ik weet het,’ zei Richard zacht. ‘Maar dat doet het niet.’