81

Richard stond in de zachte miezerregen naar de tunnelvormige ingang van strak gevlochten takken en twijgen te kijken. Hij vond het er iets te uitnodigend uitzien. De manier waarop het zorgvuldig onderhouden pad door het moeras van Kharga Trace bezoekers aanmoedigde om binnen te komen was te gemakkelijk, te simpel, te aanlokkelijk.

Hij vroeg zich af waar de spin was.

Hij wist dat Kahlan hier voorbij was gekomen. Dat wist hij omdat hij haar tot hier was gevolgd. Hij had gezien waar ze van haar paard was gevallen en langs de steile helling naar beneden was gegleden. Hij had haar voetafdrukken zien wankelen, van het pad af zien raken, in de modder zien verdwijnen en weer terug zien komen.

Aan haar sporen kon hij zien dat ze bijna niet meer op haar benen kon staan. Aan de hortende, ongelijkmatige afdrukken kon hij zien hoe ziek en uitgeput ze was.

Hij zou haar al lang hebben ingehaald als zijn paard niet was doodgegaan. Dat was ’s avonds gebeurd, toen een enorm wild zwijn hen vanuit het struikgewas had aangevallen. Het was geen bronsttijd, maar wilde zwijnen konden altijd agressief zijn en dat was dit exemplaar zeker geweest. Het dier was van hen geschrokken en op het paard afgestormd. Toen het paard op de grond viel, hadden de messcherpe slagtanden van het zwijn de buik van het dier opengereten. Richard doorboorde het zwijn met zijn speer, maar het was al te laat. Nadat hij het zwijn had gedood, had hij geen andere keus gehad dan het paard uit zijn lijden te verlossen. Hij had niets meer voor het arme dier kunnen doen.

Toen zijn paard dood was, had hij het laatste deel van zijn race om Kahlan in te halen te voet moeten afleggen. Hij had overwogen haar spoor te verlaten om een ander paard te zoeken, maar omdat hij de omgeving niet kende, was hij bang dat, zelfs al zou hij een paard weten te vinden, de zoektocht hem te veel tijd zou gaan kosten, dus had hij doorgezet.

Omdat Kahlan zo ziek en verzwakt was, kwam ze minder snel vooruit dan ze normaal zou hebben gedaan. Ze had dus geen al te grote voorsprong op hem. Maar te voet zou hij haar toch niet inhalen.

Toen hij voor de tunnelingang van het bouwwerk stond, hoorde hij voetstappen zijn kant op komen. Uit de manier van lopen en het geluid van de voetstappen meende hij te kunnen afleiden dat het een heel klein iemand moest zijn.

Even later kwam de jongen naar buiten gerend.

Hij droeg een van Kahlans hemden.

Richard liet zich op een knie vallen en sloeg een arm om het middel van de jongen voordat hij kon ontkomen. Het kind gloeide van de koorts.

‘Henrik?’

De jongen, met tranen van blinde paniek op zijn wangen, hield op met vechten en knipperde met zijn ogen. ‘Heer Rahl?’

‘Wat doe jij hier?’

De kin van het jongetje trilde en er welden nieuwe tranen op in zijn ogen. ‘De Haagvrouw, Jit, had me te pakken. Ze heeft me in de muren gestopt, samen met al die...’

‘Rustig aan. Wat bedoel je dat ze je in de muren heeft gestopt?’

Richard zag dat de jongen bloedde uit wonden op zijn armen en benen. Ook op het hemd zaten bloedvlekken.

‘Jits huisgeesten gebruikten takken en ranken om me in de muren te vlechten. Ze zaten vol met doornen.’ Henrik wees achter zich in de tunnel. ‘De Biechtmoeder heeft me gered. Zij heeft me eruit gehaald. Ik heb tegen haar gezegd dat ze moest vluchten, maar ik denk dat ze haar toch te pakken hebben gekregen.’

Richard dacht koortsachtig na over wat hij moest doen. Hij moest naar binnen om Kahlan te helpen, maar hij wist ook dat de Haagvrouw iedereen opwachtte die zich in haar hol waagde. Als hij zelf ook gevangen werd genomen, kon hij Kahlan niet helpen.

Richard greep Henrik bij zijn schouders. ‘Wil je iets voor mij doen?’

De jongen veegde met de rug van zijn hand zijn neus af. ‘Wat?’

‘Er komen nog een paar andere mensen deze kant op. Jij moet hun tegemoet gaan en hun vertellen...’

‘Maar dan krijgen de honden me te pakken!’

‘De honden?’

‘De honden die me hiernaartoe hebben gejaagd. Ze zaten al achter me aan toen ik met mijn moeder bij het paleis was. Ze kwamen me achterna en toen ben ik gevlucht. Ik moest wel. De Biechtmoeder zei dat ze haar hier ook naartoe hadden gejaagd.’

Richard begon het te begrijpen. Hij schudde zijn hoofd.

‘Nee, dat leek alleen maar zo. Ze waren niet echt. Het was een soort magie die de Haagvrouw gebruikte om jou hier te krijgen. Jij hebt ons gekrabd, weet je nog wel?’

Henrik knikte. ‘Het spijt me, maar ik kon er niets aan doen.’

‘Dat weet ik. Ik begrijp het. Jij had de Haagvrouw al eerder bezocht, toen je ziek was. Je moeder heeft je hier mee naartoe genomen. Ik denk dat de Haagvrouw een soort magie heeft gebruikt om jou te dwingen ons te krabben. En daarna hebben de honden je hiernaartoe gejaagd.’

Henrik knikte opnieuw. ‘Dat klopt. De Haagvrouw heeft de huid onder mijn vingernagels vandaan geschraapt, van toen ik u allebei heb gekrabd. Ze heeft haar magie erop gebruikt, maar ze kon alleen wat huid van de Biechtmoeder vinden. Tegen de tijd dat ik hier was, zat er geen huid meer onder die ik van uw hand had gekrabd.’

Richard begon te begrijpen wat er was gebeurd. ‘Luister goed, er zitten geen honden achter je aan. Dat was een trucje om jou hier te krijgen. Ik denk niet dat je ze nog zult zien, niet nu je hier al bent. De Haagvrouw heeft geen enkele reden meer om jou te laten achtervolgen.’

Henrik keek sceptisch. ‘Als u het zegt, Heer Rahl.’

‘Je moet me geloven. Ik weet zeker dat ik gelijk heb. Luister, want dit is heel erg belangrijk. Je moet mijn vrienden die deze kant op komen tegemoet gaan. Je moet hen hiernaartoe brengen. Ik ga naar binnen om Kahlan daar weg te halen. Maar wanneer ik naar buiten kom, heb ik de hulp van mijn vrienden nodig. Je moet mijn vrienden vertellen waar ik ben en hen onmiddellijk hierheen brengen. Denk je dat je dat kunt?’

‘Ja, Heer Rahl. Ik zal het doen. Wilt u mij dan vergeven wat ik u en de Biechtmoeder heb aangedaan?’

‘Natuurlijk. Jij kon er niets aan doen. Je bent gebruikt door een boosaardig iemand. Schiet nu maar gauw op. Er is geen tijd te verliezen.’

Henrik knikte en rende weg over het gevlochten looppad.

Richard bleef nog even naar de wonderlijke constructie staan kijken.

Toen begon hij erbovenop te klimmen.