48

Richard stond helemaal alleen, met zijn handen op zijn rug, naar de machine te kijken en probeerde te begrijpen wat er aan de hand kon zijn. Hij had een hele tijd samen met Kahlan in de Tuin des Levens gelegen. Hij had haar vastgehouden tot ze geen tranen meer had en had gewacht tot de spanning uit haar lichaam was verdwenen en haar ademhaling rustig was geworden. Toen ze eindelijk in een onrustige slaap was gevallen, was hij in zijn eentje naar de ruimte gegaan waar de machine ontelbare eeuwen, door iedereen volkomen vergeten, begraven had gelegen.

Hij wist nog steeds niet wie het ding had gebouwd, of waarom. Het leek erop dat het was bedoeld om voorspellingen te doen. Een omenmachine, had de koning haar genoemd.

Op de een of andere manier klonk dat, hoe onvoorstelbaar het ook was, nog steeds te simpel. Het boek noemde de machine per slot van rekening Regula, en dat betekende zoveel meer.

Maar het boek Regula, dat beneden in de bibliotheek stond, was slechts een vertaling van de symbolen, van de taal der Schepping, die de machine gebruikte om haar voorspellingen over te brengen. Het boek hielp hen alleen maar de omina te begrijpen die de Regulamachine uitspuwde. Dat verklaarde niet waarom het de machine ‘Regula’ noemde. Regula betekende reguleren met soevereine autoriteit. Richard had geen flauw idee wat dat te maken had met omina.

Hij veronderstelde dat de machine in zekere zin, door middel van de voorspellingen die ze deed, controleerde wat er gebeurde. Of er was iemand anders die dat deed en de schijn wist te wekken dat de profetieën uit de machine kwamen. Verder leek het of de profetieën die de machine uitspuwde niet genoeg waren. Diezelfde profetieën kwamen namelijk ook bovendrijven via verschillende mensen in het paleis, alsof iemand zeker wilde weten dat de boodschappen niet geheim zouden blijven.

Het zou kunnen, dacht hij, dat de machine door middel van haar recente voorspellingen exact reguleerde – controleerde – wat er gebeurde, dus in dat opzicht paste de naam Regula wel, ook al leek het vergezocht.

Het leek Richard veel aannemelijker dat hij het antwoord op de vraag wat het werkelijke doel van de machine was, in het ontbrekende deel van het boek kan vinden, het deel dat in de Tempel der Winden was verborgen. De inhoud van dat gedeelte moest wel heel belangrijk of gevaarlijk zijn, anders was het niet nodig geweest het in de Tempel der Winden te verstoppen.

Richard vond het geen prettig vooruitzicht daar weer naartoe te moeten. Het zou verre van eenvoudig zijn en kon gemakkelijk meer problemen opleveren dan oplossen.

Hij probeerde niet aan al die vervelende dingen te denken. Hij wilde boven in de Tuin des Levens bij Kahlan zijn, in haar armen liggen, haar horen vertellen dat het allemaal goed zou komen... haar horen vertellen dat het niet zijn schuld was. Hij wist zelf ook wel dat het zijn schuld niet was, maar daar schoot hij niets mee op. Het kon wat er was gebeurd niet ongedaan maken.

Hij moest erachter zien te komen wat er gaande was en hoe hij er een eind aan kon maken.

Hij wist dat de afgevaardigden in alle staten zouden zijn, niet alleen vanwege de moord op een koningin terwijl zij te gast was in het paleis, maar zo mogelijk nog meer vanwege het feit dat koning Philippe Richard ongeschikt had verklaard als vorst van het D’Haraanse Rijk. Het was een uitspraak die was ingegeven door pure emotie, maar niettemin wist Richard zeker dat een aantal mensen de kant van koning Philippe zou kiezen en zijn voorbeeld zou volgen. Richard had op dit moment nog geen idee wat hij daaraan kon doen, maar hij had grotere zorgen aan zijn hoofd.

Terwijl de koning en anderen het wel gemakkelijk vonden om de schuld bij Richard te leggen – en Richard het zichzelf ook kwalijk nam dat hij had verzuimd een verband te leggen tussen de profetie en een ongeboren prins – was het niet de schuldvraag waar het hier om draaide. Hij moest uitzoeken wat er werkelijk was gebeurd en waarom. Iets, of iemand, was in die kamer geweest en had koningin Catherine vermoord.

Hij was ervan overtuigd dat er iemand achter moest zitten, dat het met voorbedachten rade was gebeurd. Iemand had de koningin immers doelbewust in de gaten gehouden. Iemand had het symbool in de vloer voor haar kamer gekrast. Iemand had haar bespied en op het moment dat zij alleen was toegeslagen. Zo kwam het hem althans voor. Hij moest toegeven dat het symbool, hoe verdacht het ook was, misschien geen verband hield met de moord. Hij kon het zich niet veroorloven op één enkel paard te wedden.

Wat hij nog verbazingwekkender vond was hoe iemand had kunnen doordringen tot de privévertrekken van de Heer Rahl, langs alle lijfwachten, en vervolgens ongezien datzelfde symbool in de vloer voor hun slaapkamer had weten te krassen.

Hoe graag hij ook bij Kahlan wilde zijn, hij moest over dit alles nadenken. En bovendien voelde hij de behoefte om even alleen te zijn.

Op de een of andere manier leek het hem een uitgemaakte zaak dat de machine, een machine die omina kon produceren, deel uitmaakte van de essentie van de duisternis die over het paleis was neergedaald.

Richard dacht aan wat de zieke jongen op de markt, de jongen die Richard en Kahlan had gekrabd, had gezegd. Hij had gezegd dat er duisternis heerste in het paleis. Duisternis die op zoek was naar duisternis.

Richard twijfelde er niet langer aan dat er duisternis heerste in het paleis. Een duisternis die over hen allen was neergedaald.

Hij legde een hand op de machine.

‘Wat ben jij?’ fluisterde hij hardop. ‘Waarom doe je dit?’

Bij wijze van antwoord klonk er een zacht gerommel uit de machine toen de tandwielen tegen elkaar in begonnen te draaien. Maar het was anders dan eerst. Toen was het steeds begonnen met een schok die de grond deed dreunen.

Ditmaal begon het heel zachtjes, met assen en raderen die langzaam op gang kwamen. Eerder had alles zich heel plotseling en met donderend geweld in beweging gezet en meteen op volle snelheid.

Deze keer ging het anders. Het was een rustige start die langzaam toewerkte naar die uiteindelijke mechanische herrie.

Richard bukte zich en keek door het smalle venstertje naar binnen, waar hij het licht steeds feller zag worden, terwijl de traag draaiende tandwielen op snelheid kwamen. Op het plafond verscheen weer hetzelfde geprojecteerde symbool als eerst, maar nu niet meteen op volle lichtsterkte, maar langzaam opgloeiend.

Het duurde echter niet lang voordat de machine op volle toeren draaide. De vloer eromheen rommelde. Het licht dat vanuit de diepte naar boven scheen werd steeds feller. Het symbool dat boven hem ronddraaide op het plafond gloeide helder op.

Een schuif aan een draaiend rad kwam omhoog onder de stapel stripjes aan de andere kant van de machine en duwde er eentje gedeeltelijk onder de stapel vandaan. Vervolgens werd het lege metalen stripje opgepakt door een grijper.

Terwijl het stripje door het mechanisme verder werd gevoerd, nam de lichtbundel van onderaf weer in sterkte toe en versmalde zich tot een straal die lijnen en symbolen in de onderkant van het stripje brandde. Tijdens het graveren ontstonden er hete plekken die door de bovenkant van het metaal heen schenen.

Na over de lichtstraal te zijn getrokken, legde het stripje dezelfde weg door de machine af die hij andere stripjes eerder ook al had zien afleggen, om uiteindelijk helemaal aan de andere kant te belanden en in de gleuf bij het kijkvenster te vallen.

Richard bevochtigde zijn vingers en plukte het stripje uit de gleuf. Hij gooide het snel boven op de machine om af te koelen.

Hij keek vreemd op toen hij voelde dat het stripje helemaal niet heet was. Voor alle zekerheid raakte hij het nog een keer aan. Het voelde koel aan.

Fronsend trok hij het naar zich toe. Er stonden net als eerst symbolen in het metaal gebrand, maar om de een of andere reden was het metaal er ditmaal niet gloeiend heet van geworden. Hij begreep niet hoe dat kon.

Richard draaide het stripje om, zodat hij het kon lezen. Hij hield het wat dichter bij het schijnsel van een nabijheidsbol en ontcijferde de unieke reeks elementen die waren samengevoegd tot een enkel embleem dat in de taal der Schepping een zin verbeeldde.

Ik heb dromen gehad.

Richard stond er als aan de grond genageld naar te staren. Even dacht hij dat hij het verkeerd gelezen moest hebben. Hij draaide het metalen stripje om, bekeek elk onderdeel in de cirkel en werkte nogmaals de hele vertaling uit om zeker te weten dat hij het goed had. Vervolgens las hij het hardop.

‘Ik heb dromen gehad.’

Hij deed een stap achteruit.

In het verleden had de machine steeds een waarschuwing gegeven, een omen, een soort profetie. Dit sloeg nergens op en het klonk al helemaal niet als een profetie.

Het klonk alsof de machine iets... iets over zichzelf had gezegd.

Terwijl hij stond te staren, nam Regula even een pauze waarin assen loskwamen en tandwielen langzamer begonnen te draaien; toen grepen de tandwielen weer in elkaar en begonnen weer te accelereren. De machine trok nog een stripje onder de stapel vandaan en leidde het door het mechanisme naar de geconcentreerde lichtbundel, waar er een nieuwe boodschap in werd gegraveerd.

Toen het in de gleuf viel, bleef Richard er eerst een hele tijd naar staan kijken voordat hij het eruit pakte. Het tweede stripje voelde al net zo koel aan als het eerste. Hij hield het in het licht en bekeek de unieke structuur van de symbolen die samen de twee emblemen vormden die in het metaal waren gebrand.

Zijn ogen bijna niet gelovend, las hij het hardop.

‘Waarom heb ik dromen gehad?’

De machine leek hem een vraag te stellen. En als dat zo was, had hij geen idee hoe hij die moest beantwoorden.

Opeens herinnerde Richard zich dat hij de woorden die nu in de taal der Schepping op de twee stripjes waren geschreven al eens eerder had gehoord. Het was de jongen op de markt, Henrik, geweest die had gezegd: ‘Ik heb dromen gehad.’ Richard en Kahlan hadden niet begrepen waarom hij dat had gezegd en meenden dat hij ziek was en ijlde. Daarna had hij gevraagd: ‘Waarom heb ik dromen gehad?

En nu had de machine zojuist diezelfde vraag gesteld.

De jongen had niet geijld. Het was dit ding geweest dat via hem had gesproken.

De jongen had ook gevraagd of de hemel nog blauw was. En het had gevraagd waarom zij het helemaal alleen hadden gelaten. Alleen had het ‘mij’ gezegd – waarom ze ‘mij’ helemaal alleen hadden gelaten in de kou en het donker. Het had gezegd dat het eenzaam was, zo eenzaam.

De machine vroeg waarom ze levend was begraven.

En ze had ook gezegd: Hij zal me vinden. Ik weet het zeker.

Richard vroeg zich af of dat een profetie was... een omen.

Of was het de machine die een angst uitsprak?