13

Kahlan schoot verschrikt overeind.

Ergens in de doodstille kamer stond iemand naar haar te kijken.

Ze had met haar ogen dicht op bed gelegen, maar ze had alleen wat liggen rusten. Ze had niet geslapen. Althans, ze was er vrij zeker van dat ze niet had geslapen.

Ze had geprobeerd nergens aan te denken. Ze had niet aan de vrouw willen denken die haar kinderen had vermoord. Ze had niet aan de kinderen willen denken en aan de manier waarop ze waren gestorven. Allemaal uit angst voor een voorspelling.

Ze wilde niet aan de waandenkbeelden van de vrouw denken.

Ze had heel hard haar best gedaan om alles van zich af te zetten.

De dikke gordijnen waren dichtgetrokken. In de hele kamer brandde maar één lamp op een heel laag pitje. De lamp stond voor de spiegel op de kaptafel en scheen te zwak om de schaduwen uit de verste uithoeken van de kamer te verjagen. De duisternis onttrok die donkere hoekjes, waar de vage, schaduwachtige omtrekken van kolossale kleerkasten op de loer lagen, aan het oog.

Het kon niet Richard zijn wiens aanwezigheid ze voelde. Hij zou meteen hebben laten weten dat hij het was toen ze overeind kwam. Hetzelfde gold voor Cara. De persoon wiens aanwezigheid ze in de kamer voelde zei niets en verroerde zich niet.

Maar ze voelde dat er iemand naar haar keek.

Dat dacht ze althans. Ze wist hoe gemakkelijk je fantasie op hol kon slaan. Als ze heel eerlijk was en puur logisch nadacht, wist ze niet absoluut zeker of ze het zich niet inbeeldde, vooral omdat Cara het idee eerder die dag al in haar hoofd had geplant.

Toch ging haar hart als een razende tekeer toen ze in de donkere uithoeken van de kamer tuurde, alert op elke beweging.

Ze realiseerde zich dat ze haar vuist om haar mes klemde.

Ze trok de beddensprei van zich af en duwde hem weg. Ze lag boven op de dekens. De koude lucht voelde prikkelend aan op haar blote bovenbenen.

Behoedzaam, stilletjes liet ze haar benen over de rand van het bed glijden. Zonder een geluid te maken ging ze staan. Ze wachtte, luisterde, haar hele lichaam gespannen en gereed.

Kahlan staarde zo hard in de donkere hoek aan de andere kant van de kamer dat haar ogen er pijn van deden.

Het voelde alsof iemand terugstaarde.

Ze probeerde te bedenken waar de persoon in kwestie zich volgens haar gevoel verborgen hield, maar ze kon geen richting bepalen. Als ze iemand voelde kijken, maar niet in staat was te voelen waarvandaan, dan moest ze het zich wel verbeelden.

‘En nu heb ik er genoeg van,’ fluisterde ze.

Ze liep met doelbewuste tred naar de kaptafel. Het geluid van de hakken van haar rijglaarzen, die ze niet had uitgetrokken, weergalmde zacht door de donkere kamer.

Toen ze bij de kaptafel stond draaide ze, terwijl ze in het donker bleef turen, het kousje van de lamp wat hoger. De lamp wierp een zacht lichtschijnsel in de duisternis. Er was niemand. In de spiegel zag ze alleen zichzelf, half naakt en met een mes in haar vuist geklemd.

Voor alle zekerheid liep ze vastberaden naar de andere kant van de kamer. Ze vond er niemand. Ze keek achter de gordijnen en achter de grootste meubelstukken. Ook daar was niemand te vinden. Hoe kon het ook anders? Richard had de kamer gecontroleerd voordat hij haar mee naar binnen had genomen. Ze had zelf gezien hoe hij zo onopvallend mogelijk overal had gekeken. Cara en een aantal soldaten hielden de wacht terwijl Kahlan rustte. Er had onmogelijk iemand binnen kunnen komen.

Ze draaide zich om naar de grote garderobekast met de prachtige uitgesneden motieven en trok de zware deuren open. Zonder enige aarzeling pakte ze een schone jurk en trok hem aan.

Ze wist niet of de japon die ze had uitgetrokken ooit nog schoon zou worden. Het viel niet mee om het bloed van kinderen uit een witte jurk te krijgen. In het Belijdsterspaleis, thuis in Aydindril, werkten mensen die wisten hoe ze de witte japonnen van de Biechtmoeder moesten schoonhouden. Ze nam aan dat er in het voorouderlijk paleis van de Heer Rahl ook wel mensen werkten die alles wisten van het verwijderen van bloedvlekken.

De gedachte aan de herkomst van het bloed maakte haar kwaad, ze was blij dat de vrouw dood was.

Kahlan vroeg zich weer af waarom de vrouw zo plotseling was gestorven. Zij had het niet bevolen. Ze was van plan geweest de vrouw te laten opsluiten. Kahlan had haar nog veel meer willen vragen, alleen niet in het openbaar. Als er één ding was waar Kahlan goed in was, was het wel het ondervragen van diegenen die zij had aangeraakt met haar kracht.

De gedachte kwam bij haar op dat het wel ontzettend goed uitkwam dat de vrouw eerst haar daden had opgebiecht, daarna had onthuld wat er volgens haar voorspelling met Kahlan zou gebeuren en er vervolgens in was geslaagd dood te gaan voordat ze verder kon worden ondervraagd.

Alleen daardoor was Kahlan ervan overtuigd geraakt dat Richard gelijk had, dat er meer aan de hand was. En als hij gelijk had, dan was de vrouw hoogstwaarschijnlijk slechts een marionet geweest die werd bediend door een onzichtbare hand.

Bij de gedachte aan Richard glimlachte ze. Ze werd altijd vrolijk als ze aan hem dacht.

Toen ze de slaapkamerdeur opentrok stond Cara, met haar armen over elkaar, tegen de deurpost geleund. Nyda, een van de andere Mord-Sith, stond bij haar. Cara keek over haar schouder naar Kahlan.

‘Hoe voel je je?’

Kahlan glimlachte geforceerd. ‘Prima.’

Cara liet haar armen zakken en draaide zich om. ‘Heer Rahl heeft mij verzocht je bij hem te brengen zodra je was uitgerust. Hij wil met de abt praten.’

Kahlan slaakte een vermoeide zucht. Ze had geen zin om mensen onder ogen te komen, maar ze wilde wel bij Richard zijn en ze wilde ook graag horen wat de man te vertellen had.

Cara kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Waarom zie je zo bleek?’

‘Dat zal de vermoeidheid wel zijn.’ Kahlan keek een ogenblik in Cara’s blauwe ogen. ‘Zou je alsjeblieft iets voor me willen doen, Cara?’

Cara boog zich naar voren en pakte Kahlan zachtjes bij de arm. ‘Natuurlijk, Biechtmoeder. Wat kan ik voor je doen?’

‘Zou je onze spullen willen laten verhuizen?’

Cara kneep haar ogen weer half dicht. ‘Verhuizen?’

Kahlan knikte. ‘Naar een andere kamer. Ik wil hier vannacht niet slapen.’

Cara keek haar een ogenblik nauwlettend aan. ‘Waarom niet?’

‘Omdat jij vreemde gedachten in mijn hoofd hebt geplant.’

‘Bedoel je dat je daarbinnen bespied voelde?’

‘Ik weet het niet. Ik was moe en waarschijnlijk heb ik het me ingebeeld.’

Cara liep langs Kahlan heen en ging, met haar Agiel in de hand, de kamer binnen. Nyda, een statige blondine met dezelfde enkele vlecht als alle Mord-Sith, volgde haar op de voet. Cara trok de gordijnen open en keek achter meubels, terwijl Nyda in de garderobekast en onder het bed keek. Ze vonden niets. Dat had Kahlan natuurlijk wel geweten, maar ze wist ook dat het pure tijdverspilling was te proberen een Mord-Sith ervan te overtuigen niet achterdochtig te zijn.

‘Heb jij in jouw kamer iemand gevonden?’ vroeg Kahlan toen Cara haar handen op haar heupen zette en de kamer rondkeek.

‘Nee,’ moest Cara toegeven.

‘Ik zal erop toezien dat uw spullen worden verhuisd, Biechtmoeder,’ zei Nyda. ‘Dan kan Cara u vergezellen.’

‘Goed.’

‘Hebt u nog voorkeur voor een bepaalde slaapkamer?’ vroeg Nyda.

‘Nee. Vertel me alleen niet welke het is voordat je ons er vanavond naartoe brengt.’

‘Dus er heeft iemand naar je staan kijken,’ zei Cara.

Kahlan pakte Cara’s elleboog en trok haar mee naar de deur. ‘Kom, dan gaan we naar Richard.’