67

Kahlan ademde langzaam heel diep in en bereidde zich voor.

De hond voelde iets en het gegrom werd dieper.

Opeens, met al haar kracht en zo snel ze kon, gebruikte ze haar rechterarm om de deken omhoog, over en om de hond heen te gooien. Hij viel naar haar uit, maar in één tel, voordat hij echt kon reageren, voordat hij bij haar kon komen en zijn tanden in haar gezicht kon zetten, had ze het beest in de deken gerold.

Door de kracht in de draaiende bewegingen waarmee ze de deken over en om de hond heen gooide en stevig om hem heen trok, rolden ze samen over de rand van het bed. Ze vielen op de grond, Kahlan boven op de sterke, worstelende hond. Zijn poten, die vast zaten in de deken, trapten wild om los te komen.

Kahlan wist dat er bewakers voor haar deur stonden. Ze probeerde om hulp te roepen, maar haar keel was zo droog dat ze geen stem meer had. Ze kon niet eens gillen.

Gelukkig hadden ze in hun val de lamp van het nachtkastje niet meegetrokken en kon ze zien wat ze deed. Door jarenlange ervaring reikte Kahlan automatisch naar het mes aan haar riem, zodat ze zich van het wild worstelende beest kon ontdoen.

Het mes was er niet.

Eerst begreep ze niet waarom en vroeg ze zich af of ze het misschien tijdens haar val van het bed was kwijtgeraakt. Bijna op hetzelfde moment echter realiseerde ze zich dat ze het in het paleis meestal niet droeg. Ze bewaarde het tegenwoordig in haar ransel. Terwijl ze met de hond worstelde, keek ze om zich heen in de schemerig verlichte kamer om te zien waar de deur was, in de hoop dat ze kon proberen weg te komen.

Dat was het moment waarop ze bij de deur de gloeiende ogen zag van nog drie honden, de koppen omlaag, oren naar achteren, tanden ontbloot, lange slierten kwijl uit hun bek. Het waren grote, krachtig gebouwde, donkere, kortharige honden met brede, gespierde nekken.

Ze kon zich met de beste wil van de wereld niet voorstellen hoe zij de kamer waren binnengekomen. Wanhopig om zich heen kijkend naar een uitweg, zag ze opeens dat een van de dubbele deuren aan de andere kant van de kamer op een kier stond.

Ze slaagde er ternauwernood in het dier dat in de deken gewikkeld onder haar lag van zich af te houden. Zijn achterpoten trapten en hij probeerde haar te bijten. Ze had een punt van de deken in zijn bek gepropt. Het verwarrende licht weerhield de andere honden ervan om op haar af te stormen, voorlopig althans. Ze wist dat ze elk moment konden aanvallen.

Toen ze weer opkeek om te kijken waar de drie honden stonden, zag ze er eentje een stap in haar richting zetten.

Ook zag ze aan haar rechterhand, vlak bij het voeteneind van het bed, haar ransel liggen. Daar zat haar mes in.

Ze had natuurlijk geen schijn van kans door een deur te komen die werd bewaakt door drie grommende honden. Haar enige kans was haar mes, zodat ze in elk geval iets had om zich mee te verweren.

Zonder na te denken of het wel verstandig was, stapte ze met één been over de kronkelende hond in de deken heen en reikte zo ver mogelijk naar rechts om haar ransel te pakken. Ze kon net met haar vingers bij de riem.

Toen de voorste van de drie honden op haar afstormde, gaf ze een enorme zwieper met haar ransel. Ze raakte de hond vol in zijn zij, zodat hij viel en over de vloer gleed.

Zonder ook maar een seconde te aarzelen sprong ze overeind, trapte de hond in de deken zo hard mogelijk tussen zijn ribben en rende naar de open deur aan de andere kant van de kamer.

Vanuit de duisternis aan de zijkanten van de kamer, volledig uit het niets, werd ze opeens besprongen door andere grote honden, die haar op een haar na misten.

Kahlan hield haar adem in en dook door de open deur het kleine balkon op. Ze knalde tegen de balustrade en even kreeg ze geen lucht meer. Ze bofte dat de balustrade er was, want vanaf deze hoogte zou ze een val zeker niet hebben overleefd.

Ze draaide zich bliksemsnel om om de deur dicht te gooien, maar de honden waren er al door. Toen zag ze niet ver van haar balkon nog een balkon. Beide balkons bevonden zich ongeveer een meter, plus een behoorlijke diepte, van elkaar.

Ze had geen tijd om na te denken en bovendien geen andere keus. Ze zette een voet op de balustrade en zette zich af om naar het andere balkon te springen. Kaken klapten dicht, maar misten net haar enkel.

Ze landde boven op de brede balustrade van het tweede balkon, gleed uit en viel languit op de grond. Toen ze opkeek zag ze dat er aan de andere kant van het balkon een smalle wenteltrap naar beneden liep. Over haar schouder zag ze hoe de honden haar met hun voorpoten op het balkon van haar kamer stonden na te kijken.

Ze keek weer naar de trap. Zo moesten ze haar kamer binnen zijn gekomen. Ze waren de trap op gelopen, op het balkon van haar kamer gesprongen en op die manier binnengekomen.

Ze zag hoe de honden achteruitliepen om ruimte te maken voor de sprong. Ze had geen tijd om na te denken. Volledig beheerst door haar angst sprong ze op en rende naar de trap.

Ze stormde al met drie treden tegelijk naar beneden toen de eerste hond de sprong waagde. Buiten adem sloeg ze een hand om de laatste pijler van de balustrade om naar het volgende trapdeel te springen en stortte zich ook weer langs die treden naar beneden.

Ze keek heel even achterom en bedacht dat ze misschien haar ransel kon gebruiken om de honden van zich af te houden als ze te dichtbij kwamen. Maar toen ze de happende kaken zag, begreep ze wel dat dat niet zou werken. Ze rende nog sneller omlaag en nam elke bocht door haar hand om de wentelspil te slaan en een snelle draai te maken naar het volgende trapdeel.

Door al die bochten werd de grommende troep honden gedwongen telkens vaart te minderen omdat ze weggleden op de stenen en vervolgens weer overeind moesten krabbelen. Kahlan wist een voorsprong op ze te krijgen. Het was geen comfortabele voorsprong, maar er kwam in elk geval wat meer afstand tussen haar en de tanden.

Haar hoofd bonkte zo verschrikkelijk dat ze even overwoog zich maar gewoon op de grond te laten vallen en de honden hun gang te laten gaan.

Ze herinnerde zich de voorspelling van de vrouw die haar kinderen had vermoord, de vrouw die Kahlan met haar macht had uitgeschakeld; zij had gezegd dat Kahlan zou worden verscheurd door scherpe tanden.

Kahlan rende nog harder.

Toen ze de begane grond had bereikt, besefte ze dat ze bijna aan het eind van haar uithoudingsvermogen was. Ze voelde haar krachten afnemen en zakte van pure uitputting bijna in elkaar. Achter zich hoorde ze de honden, die weer terrein begonnen te winnen. Ze had geen andere keus dan blijven rennen.

De hamerende pijn in haar hoofd dreigde haar te overweldigen. Ze wist dat ze dit niet lang meer zou volhouden en dat de honden haar dan te pakken zouden krijgen.

Ze dacht aan de afschuwelijke aanblik van Catherine die verscheurd was door dieren. Kahlan wist nu vrij zeker hoe de zwangere koningin aan haar einde was gekomen.

Hetzelfde wat Catherine en haar ongeboren kind had gedood, zat nu achter Kahlan aan. Ze twijfelde er geen seconde aan dat deze beesten haar, als zij haar te pakken kregen, aan stukken zouden scheuren. Net zoals ze dat met Catherine hadden gedaan. Dat beeld, die gedachte hield haar op de been.

De enige kans die ze had was rennen. Maar ook als ze niet aan het eind van haar krachten geweest, waren de honden toch sneller. Het kleine beetje dat ze op de trap op hen was uitgelopen, haalden ze nu weer snel in. Maar het ergste was wel dat de eerste doodsangst die haar kracht had gegeven en haar op de been had gehouden, die explosie van door angst ingegeven kracht, uitgeput raakte. Ze stond op het punt neer te vallen.

Ze moest iets doen.

Een eind verderop zag Kahlan in de duisternis een wagen wegrijden.

Ze veranderde van richting en rende ernaartoe. Ze was buiten adem, maar wist dat zelfs de geringste hapering in haar uiterste inspanning zou betekenen dat de honden hun tanden in haar zouden zetten en haar voorgoed tegen de grond zouden trekken – zo dichtbij waren ze.

Kahlan wilde wel schreeuwen van gelukzalige vreugde toen ze de wagen bereikte, maar ze had er de stem en de adem niet voor. Ze berekende de afstand en sprong op de eerste tree van het ijzeren opstapje dat aan de achterkant hing.

Toen de honden happend omhoogsprongen en haar been probeerden te grijpen, hees ze zichzelf op de tweede tree en sprong met een laatste krachtsinspanning in de wagen.

Bij het neerkomen stootte ze heel hard haar hoofd tegen iets massiefs. De pijn was overweldigend.

Haar wereld werd zwart.