9

Richard liep terug naar de wachtende functionarissen, burgemeesters, regenten, afgevaardigden en zelfs enkele koningen en koninginnen van landen die vroeger tot het Middenland behoorden, voordat ze allemaal verenigd waren in het D’Haraanse Rijk. Toen Zedd en Kahlan zich bij hem voegden, klemde Nathan het boek onder zijn arm, zette zijn breedste glimlach op en volgde hun voorbeeld.

Nathan, die niet alleen de enige nog in leven zijnde profeet was, maar ook een Rahl, was een bekend gezicht voor vrijwel iedereen in het paleis. Dat maakte hem samen met zijn flamboyante karakter tot een soort beroemdheid. Hij kleedde zich naar zijn rol, met een overhemd vol ruches en een modieuze groene cape. Prachtige graveringen sierden de gouden schede van het zwaard dat hij op zijn heup droeg.

Richard vond het feit dat een tovenaar van Nathans kaliber een zwaard droeg ongeveer even onzinnig als een stekelvarken dat een tandenstoker gebruikte om zich te verdedigen. Nathan beweerde dat het zwaard hem een bepaalde ‘elegante bravoure’ gaf. Hij genoot ervan wanneer mensen naar hem keken en beantwoordde hun blikken meestal met een brede grijns en, als de blik afkomstig was van een dame, een diepe buiging. Hoe aantrekkelijker de dame, hoe breder zijn glimlach. Vaak kregen de vrouwen dan een kleur, maar ze lachten bijna altijd terug.

 Ook al was hij om en nabij de duizend jaar oud, toch benaderde Nathan het leven met de vreugde en de verwondering van een kind. Het was een aanstekelijke karaktertrek die sommige mensen aantrok. Anderen beschouwden Nathan, ondanks zijn prettige karakter, als zo ongeveer de gevaarlijkste man op aarde.

Een profeet kon de toekomst voorspellen en in die toekomst lagen vaak pijn, verdriet en de dood op de loer. Mensen geloofden dat hij, als hij dat wilde, kon vertellen welk lot hun wachtte. Nathan hield zich bezig met voorspellingen; hij kon ze niet verzinnen en ook niet laten gebeuren. Maar sommigen dachten nog steeds dat hij dat wel kon. Dat was de reden waarom velen hem als gevaarlijk beschouwden.

Anderen zagen hem om een heel andere reden als uiterst gevaarlijk. Zij vreesden hem omdat het in het verleden was voorgekomen dat profetieën van hem oorlogen hadden veroorzaakt.

Er waren vrouwen die zich juist aangetrokken voelden tot het aura van gevaar dat om hem heen hing.

Toen Richard Nathan had gevraagd waarom hij eigenlijk de moeite nam een zwaard te dragen, had Nathan hem eraan herinnerd dat ook hij een tovenaar was en toch een zwaard droeg. Richard bracht hier tegen in dat hij ook de Zoeker was en dat het Zwaard van de Waarheid met hem verbonden was. Het hoorde bij hem, maakte deel uit van wie hij was. Nathans zwaard diende meer als versiering. Nathan had geen zwaard nodig om iemand tot as te reduceren.

Nathan had op zijn beurt gezegd dat Richard, Zoeker of niet en of hij nu hoog of laag sprong, veel dodelijker was dan het zwaard dat hij droeg.

‘Heer Rahl,’ vroeg een stevige man in een rode tuniek terwijl hij zich voor Richard opstelde, ‘mogen wij het weten als ons een profetische gebeurtenis te wachten staat?’

Velen in de menigte knikten, opgelucht dat de vraag eindelijk was gesteld, en schuifelden nog wat dichterbij. Richard begon het idee te krijgen dat de antwoorden op dit soort vragen het enige was wat ze echt van hem wilden horen.

Hij keek naar alle verwachtingsvolle blikken die op hem waren gericht. ‘Profetische gebeurtenis? Wat bedoelt u?’

‘Nou,’ zei de man, met een weids armgebaar, ‘in aanwezigheid van zoveel begaafden, Eerste Tovenaar Zorander, de profeet zelf, Nathan Rahl’ – de man boog zijn hoofd naar Richard – ‘om nog maar niet te spreken van uzelf, Heer Rahl, die ons meer dan eens liet zien welk een opmerkelijke gave u bezit, moet u wel op de hoogte zijn van de allerdiepste geheimen van de profetie. Nu wij hier allen bijeen zijn, hopen wij dat u bereid bent ons deelgenoot te maken van wat die profetie u heeft onthuld, wat er voor ons in het verschiet ligt.’

Mensen in de menigte gaven blijk van hun instemming of knikten en glimlachten hoopvol.

‘Jullie willen een profetie horen?’

Hoofden knikten en iedereen verdrong zich, alsof er een koninklijk geheim onthuld ging worden.

‘Hoor mij dan aan.’ Richard gebaarde naar het sombere grijze licht dat door de ramen aan de andere kant van de zaal, achter de menigte, naar binnen viel. Iedereen blikte even over zijn schouder en keek toen snel weer terug, uit angst iets te missen van wat Richard ging zeggen.

‘Er zal een voorjaarsstorm komen zoals wij die vele jaren niet hebben gezien. Diegenen van jullie die naar huis willen, kunnen beter zo snel mogelijk vertrekken. Diegenen die hun vertrek te lang uitstellen, zullen hier nog een aantal dagen moeten blijven.’

Een paar mensen begonnen met elkaar te fluisteren alsof Richard zojuist de geheimen van de doden had onthuld. Maar de meesten leken niet erg onder de indruk.

De stevig gebouwde man in de rode tuniek stak zijn hand op. ‘Heer Rahl, dat is allemaal erg interessant, ongetwijfeld heel profetisch en voor sommigen onder ons waarschijnlijk erg nuttig, maar eigenlijk hoopten we op iets... belangrijkers.’

‘Zoals?’ vroeg Nathan met een diepe stem die sommigen bang maakte.

Een vrouw die vooraan stond en gekleed was in verschillende lagen goud en groen, glimlachte geforceerd. ‘Wij hoopten op werkelijk profetische woorden. Een kijkje in de duistere geheimen van het lot.’

Richard begon zich steeds minder op zijn gemak te voelen. ‘Vanwaar deze plotselinge belangstelling voor profetie?’

De vrouw leek ineen te krimpen bij het horen van zijn stem. Ze stond nog te bedenken wat ze wilde zeggen toen een lange man die achteraan stond zich tussen de mensen door naar voren drong. Hij droeg een eenvoudige zwarte jas met een rechtopstaand kraagje dat helemaal om zijn nek sloot. De jas was tot bovenaan dichtgeknoopt, zodat het kraagje strak tegen zijn keel zat. Hij droeg een vierkante hoed, zonder rand, in dezelfde kleur.

Het was de abt over wie Benjamin Richard had verteld.

‘Heer Rahl,’ zei de abt terwijl hij een buiging maakte, ‘wij hebben allemaal waarschuwingen gehoord van mensen die begiftigd zijn met een zekere mate van inzicht in toekomstige gebeurtenissen. Hun sombere waarschuwingen baren ons grote zorgen.’

Richard sloeg zijn armen over elkaar. ‘Waar hebt u het over? Van wie komen die waarschuwingen?’

De abt keek om zich heen naar zijn medegasten. ‘Van mensen in onze landen. Sinds we in het paleis zijn en elkaar hebben gesproken, zijn we tot de ontdekking gekomen dat we allemaal duistere waarschuwingen horen van alle mogelijke waarzeggers...’

‘Waarzeggers?’

‘Ja, Heer Rahl. Voorspellers van de toekomst. Hoewel zij op verschillende plekken leven, in verschillende landen, spreken zij allemaal over dreigende toekomstbeelden.’

Richards frons werd dieper. ‘Wat bedoelt u met voorspellers van de toekomst? Het kunnen toch geen echte profeten zijn.’ Hij gebaarde opzij. ‘Nathan hier is de enige nog levende profeet. Wie zijn dan die mensen naar wie u luistert?’

De abt haalde zijn schouders op. ‘Het zijn dan misschien geen echte profeten, maar dat wil nog niet zeggen dat ze helemaal geen vermogens hebben. Kapnomancers nemen onheilspellende waarschuwingen waar in heilige rook. Haruspices treffen verontrustende omina aan in dierlijke ingewanden.’ De man spreidde onschuldig zijn handen. ‘Dat soort mensen, Heer Rahl. Zoals ik al zei, voorspellers van de toekomst.’

Richard had zich niet verroerd. ‘Als die mensen zo getalenteerd zijn en in de toekomst kunnen kijken, waarom vraagt u mij er dan naar?’

De man glimlachte verontschuldigend. ‘Zij beschikken over bepaalde vermogens, maar die zijn niet te vergelijken met de uwe, Heer Rahl, of met die van al die buitengewoon begaafde mensen met wie u zich omringt. Wij zouden het bijzonder op prijs stellen te vernemen wat u van onheilspellende waarschuwingen in de profetie weet, zodat wij die boodschap kunnen overbrengen aan de mensen in onze eigen landen. Na alles wat zij hebben gehoord, zijn ze onrustig en hopen ze dat wij zullen terugkeren met berichten van het paleis. Dat er een voorjaarsstorm aankomt is goed om te weten, maar is niet iets waar we ons ongerust over maken. Wat ons ongerust maakt zijn de geruchten en waarschuwingen die we allemaal hebben gehoord.’

Terwijl Richard voor de zwijgende menigte stond, kon hij een kwade blik niet onderdrukken. ‘Dus jullie willen weten wat de Heer Rahl over dit alles te zeggen heeft?’

Overal werd geknikt. Sommigen waagden het nog een stukje verder naar voren te komen.

Richard liet zijn armen zakken en rechtte zijn rug. ‘Ik zeg dat de toekomst is wat je er zelf van maakt, niet wat iemand anders zegt dat die zal zijn. Jullie levens worden niet beheerst door het lot, staan niet geschreven in een boek, worden niet onthuld in rook of uitgelegd in een kronkelende hoop varkensdarmen. Vertel jullie mensen liever zich niet druk te maken om voorspellingen en zich toe te leggen op het creëren van hun eigen toekomst.’

Nathan schraapte zijn keel en deed snel een stap naar voren. ‘Wat Heer Rahl bedoelt is dat profetie is bedoeld voor profeten, voor de begaafden. Alleen de begaafden kunnen de complexe zaken begrijpen waaruit een echte profetie bestaat. Laat het gerust aan ons over om ons daar zorgen om te maken, opdat u dat niet zelf hoeft te doen.’

Sommigen leken zich schoorvoetend door hem te laten overtuigen. Anderen waren nog niet tevreden. Een magere vrouw, een koningin van een van de landen in het Middenland, nam het woord.

‘Maar profetie is bedoeld om mensen te helpen. Het is zo bepaald dat de woorden die door de gave worden onthuld, door de donkere tunnel van de tijd naar buiten treden om diegenen tot nut te zijn die door deze profetieën zullen worden geraakt. Wat heb je aan profetieën als de mensen niet worden geïnformeerd over wat ze over hun lot te zeggen hebben? Welk ander nut heeft de gave van profetie dan het helpen van mensen? Welke waarde heeft een profetie als ze geheim wordt gehouden?’

Nathan glimlachte. ‘U bent geen profeet, majesteit, dus hoe kunt u weten dat er sprake is van een relevante profetie, waarvan u op de hoogte zou moeten worden gebracht?’

Ze bracht haar hand naar een lang, met edelstenen bezet collier, waarvan het onzichtbare uiteinde zich ergens tussen haar borsten bevond. ‘Eh, ik veronderstel...’

Richard legde de palm van zijn linkerhand op zijn zwaard. ‘Profetie doet vaak meer kwaad dan goed.’

‘Wij hebben te maken gehad met profetie,’ zei Kahlan, terwijl ze naast Richard kwam staan en alle ogen op haar gevestigd werden, ‘bijzonder angstaanjagende kernprofetie waarin Richard en ik specifiek werden genoemd. Als wij de onheilspellende waarschuwingen in die profetieën hadden gevolgd en hadden gedaan wat ze zeiden dat we moesten doen om het onheil af te wenden, zou dat uiteindelijk niet alleen tot onze eigen dood hebben geleid, maar ook tot de vernietiging van alle leven.

Als wij hadden gedaan wat jullie nu willen doen en naar de woorden van die afschuwelijke profetieën hadden geluisterd, dan zouden jullie nu allemaal in het gunstigste geval dood zijn en in het ergste geval slaven in handen van wrede meesters. Uiteindelijk bleken die profetieën wel waar te zijn, maar niet op de manier zoals ze klonken. In verkeerde handen is profetie heel erg gevaarlijk en bovendien zijn profetieën niet bedoeld om te worden opgevolgd zoals ze op het eerste gezicht klinken.’

‘U zegt dus dat het voor ons niet veilig is onze eigen toekomst te kennen?’ Er lag een scherpe klank in de stem van de koningin.

Richard zag de flits van woede in Kahlans groene ogen en antwoordde voordat zij iets kon zeggen: ‘Wij zeggen dat de toekomst niet vastligt. U maakt uw eigen toekomst. Als u meent de toekomst te kennen, dan verandert dat de manier waarop u zich gedraagt, de keuzes die u maakt, uw hele manier van leven en uw toekomstplannen. Dergelijke ondoordachte keuzes kunnen desastreus zijn. U moet handelen naar wat in rationeel opzicht het beste voor u is, niet naar wat u denkt dat de toekomst voor u in petto heeft.

De toekomst ligt, in elk geval grotendeels, niet vast in profetieën. Hoewel profetieën zeker gegrond kunnen zijn, is het niet voor iedereen weggelegd ze te begrijpen.’

Hoewel Richards woorden de mensen niet helemaal tevreden stelden, namen ze toch iets weg van de opwinding die ze voelden in het vooruitzicht van een paar spannende voortekenen.

‘Profetie heeft betekenis,’ zei Nathan, ‘maar de ware betekenis kan alleen worden ontrafeld door diegenen die daarin begaafd zijn en ik kan u vertellen dat die dingen niet zijn af te lezen uit een berg varkensingewanden.’

Toen ze de aarzeling in de menigte zag ging Cara, in haar witleren pak, links van Richard staan. ‘D’Haranen hebben een gezegde: de Heer Rahl is de magie tegen magie; wij zijn het staal tegen staal. Hij heeft zich voor ons allemaal meer dan bewezen. Laat de magie aan hem over.’

Uit de mond van een Mord-Sith klonken die woorden ijzingwekkend beslist.

De mensen leken zich te realiseren dat ze zich niet alleen op een terrein begaven waar ze niets te zoeken hadden, maar ook werkelijk grenzen overschreden. Ietwat beschaamd spraken ze zachtjes met elkaar en kwamen overeen dat het misschien toch maar het beste was om dergelijke zaken over te laten aan degenen die er het meest vanaf wisten. Iedereen leek zich wat te ontspannen, alsof iemand hen zojuist had weggetrokken voor de rand van een afgrond.

Vanuit zijn ooghoek zag Richard rechts van hem het blauwe gewaad van een van de bedienden, die op Kahlan toe liep.

De vrouw legde voorzichtig haar linkerhand op Kahlans onderarm, alsof ze haar even onder vier ogen wilde spreken.

Dat was wat Richard vooral opviel. Mensen kwamen niet zomaar aanlopen om achteloos een hand op de arm van de Biechtmoeder te leggen.

Toen ze voor Kahlan ging staan en haar aankeek, zag Richard de opgejaagde blik in de ogen van de vrouw en het bloed op de voorkant van haar gewaad.

Hij was al bijna bij haar toen hij in haar andere hand het mes zag dat in de richting van Kahlans borst zwaaide.